Methoden en technieken van criminologisch onderzoek – 2
Hoorcolleges
College 1
Introductie: kwalitatief, kwantitatief en mixed methods
Kenmerken criminologische onderzoeksvragen:
a. Verborgen karakter
b. Selectiviteit van wat wel bekend is geworden
c. Praktische moeilijkheden experimenteel onderzoek
d. Verschijnselen niet normaal verdeeld/ kleine N
Leerdoelen
Na afloop van dit vak kunt u:
- de verschillende vormen en kwaliteit van zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek
beoordelen;
- aan de hand van een casus beoordelen welke onderzoeksopzet en vorm van dataverzameling
geschikt zijn voor het beantwoorden van een onderzoeksvraag;
- bepalen welke kwalitatieve analysestrategie het beste kan worden toegepast bij
uiteenlopende onderzoeksvragen;
- voor uiteenlopende criminologische onderzoekssituaties bepalen welke statistische toets
geschikt is om de onderzoeksvraag te beantwoorden;
- het verschil beschrijven en interpreteren van verschillende statistische toetsen (bijvoorbeeld
van parametrische en non-parametrische toetsen; en logistische en lineaire regressieanalyse);
- verschillende statistische maten berekenen en de betekenis ervan interpreteren;
- verschillende statistische toetsen uitvoeren in SPSS en de resultaten (output) van deze
toetsen interpreteren.
Kwantitatief onderzoek
Beschrijven, vergelijken en toetsen cijfermatige gegevens – kwantificeren van gegevens,
N=groot (over het algemeen)
Surveyonderzoek, secundaire analyse, experimenteel, longitudinaal
Datasets zoals slachtofferenquêtes, politiegegevens, CBS, WODC
Meest populaire methode in de sociale wetenschappen
Kwalitatief onderzoek
Diepte, inhoudelijke informatie, N=klein
Etnografie, observaties, interviews
Kwalitatieve datasets
betekenis geven aan hun sociale omgeving, perspectief van de onderzochte
Waarom kwalitatief belangrijk in criminologie?
- onzichtbaarheid delicten
- populatie onbekend – geen goed steekproefkader
- experimenten zijn moeilijk (maar wel mogelijk)
- verschil tussen attituden en sociale praktijken
- unieke bijdrage
,Welke type onderzoek wanneer?
Kwantitatief: de mate van optreden van sociale verschijnselen
Kwalitatief: de aard van sociale verschijnselen
hangt af van de onderzoeksvraag
Kennistheoretische verschillen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek
- wetenschapsfilosofische kwesties
- ontologische kwesties: is er 1 waarheid?
- epistemologische kwesties: als we waarheid weten, hoe kunnen we er kennis over vergaren?
- methodologische kwesties: welke methoden gebruiken we?
Kwantitatief: positivisme
Geloven in de objectieve werkelijkheid en dat we deze kunnen waarnemen via empirische
wetenschappen, waarneembare feiten
Kwalitatief: constructivisme
De echte werkelijkheid (voor zover die bestaat) is niet objectief waarneembaar. Door middel
van cultuur, symbolen en taal geven mensen actief betekenis aan de werkelijkheid
Die betekenissen zijn gebonden aan context (tijd, plaats), zijn collectief en zijn empirisch te
bestuderen
Verklaren vs. ‘begrijpen’
Kwantitatief: verklaren (opvattingen/gedrag a.d.h.v. (achtergrond)variabelen), niet perse face-
to-face, perspectief onderzochten staat niet centraal
Kwalitatief: verstehen (begrijpen van handelen), in contact met onderzochten, perspectief van
onderzochten staat centraal
Causaliteit vs. ‘verwantschap
Kwantitatief: causaliteit gemodelleerd naar natuurwetenschap, afh. en onafh. variabele(n),
monocausaliteit – A heeft effect op B
Kwalitatief: geen causaliteit, samengaan, kenmerken die elkaar beïnvloeden,
‘wahlverwantschaft’ (Max Weber)
Representatie vs. ideaaltype
Kwantitatief: representatie werkelijkheid ‘a mirror of nature’, model is weergave van de
werkelijkheid
Kwalitatief: ideaaltypen (Max Weber), sociale werkelijkheid oceaan van grijstinten,
ideaaltypen zijn artificiële constructies
Deductief vs. inductief
Kwantitatief: theorie toetsend (deductief)
Kwalitatief: theorie vormend (inductief)
, Mixed methods
Onwegbuize & Leech: meer aandacht voor overeenkomsten, ontkrachten de verschillen,
studenten in beide methoden opleiden tot pragmatische onderzoekers
Samenvattend
Kwantitatief Kwalitatief
Paradigma Positivisme Constructivisme
Rol theorie-empirie Deductief Inductief
Waarheidsidee Objectief Subjectief, betekenisgeving
Kennisideaal Objectieve outsider Subjectieve insider
Rol theorie Theorie toetsend Theorie vormend
Data Cijfers Tekst
Selectie data Random steekproef Theoretische selectie
College 2
Herhaling toetsen
Deel 1
Correlaties
Correlatie geeft informatie over de sterkte en de richting van een verband tussen twee
variabelen
Met interval/ratio-variabelen kun je meestal volstaan met Pearson’s R
Tenzij kleine N en
- duidelijk sprake is van een niet-normale verdeling van één van de variabelen (niet altijd heel
streng over deze assumptie, gaan er meestal vanuit dat iets normaal verdeeld is
- sprake van één of enkele outliers
Dan Spearman Rs, wordt ook ingezet om ordinale variabelen aan elkaar te relateren
Vuistregels r