Tentamen Statistische Modellen 2
29 maart 2022
16:00-18:00
Invullen
Handtekening:
Naam:
Studentnummer:
1. Vul op het roze antwoordformulier voor de multiple-choice vragen in:
- Je voor en achternaam
- Je studentnummer (zowel door de hokjes aan te strepen, als in gewone cijfers)
Vul op dit tentamen je antwoorden op je open vragen. Zorg dat je naam en studentnummer duidelijk zijn
aangegeven.
2. Op de tafel mogen alleen de uitgereikte papieren, je collegekaart, en een eenvoudige rekenmachine (zie 5)
liggen. Het opgavenformulier bevat voldoende lege ruimte om als kladpapier te gebruiken. Gebruik van
eigen kladpapier is niet toegestaan. Als al de open ruimte op het tentamen
3. Het tentamen bestaat uit 16 multiple-choice vragen, en 3 open vragen (met in totaal 10 subvragen). Voor het
beantwoorden van de open vragen is het belangrijk duidelijk én bondig te schrijven.
Elke meerkeuzevraag kent slechts één juist of best verdedigbaar alternatief. Als je het antwoord op een vraag
niet weet is het in je eigen belang te gissen, aangezien een niet-beantwoorde vraag fout gerekend wordt.
Streep de antwoorden aan op het roze multiple-choice antwoordformulier.
4. Achteraan bij dit tentamen ingesloten vind je de bij bepaalde opgaven benodigde delen van tabellen uit
Agresti
5. Bij het tentamen mag gebruik worden gemaakt van een eenvoudige rekenmachine, waarin geen vast
datageheugen zit; grafische rekenmachines mogen daarom niet op het tentamen worden gebruikt. Gebruik
van een mobiele telefoon is op het tentamen uiteraard niet toegestaan, dus ook niet als rekenmachine.
6. Als er verder niks gegeven is mag uitgegaan worden van een significantieniveau van 5%
7. Lever na afloop alle uitgereikte papieren weer in. Vul ook op dit voorblad je naam en studentnummer in,
evenals je handtekening. Het meenemen van papieren, dan wel het overnemen van vragen of antwoorden is
niet toegestaan.
8. Veel succes!
1
,2
, Multiple choice-vragen (bepalen de helft van het cijfer)
Een onderzoeker van het RIVM onderzoekt de effecten van long-covid op mentale en fysieke gezondheid. Hiervoor
verzamelt zij de volgende gegevens van 100 willekeurig gekozen Nederlanders die covid hebben gehad maar geen
langdurige klachten zeggen te hebben, en 100 zelf aangemelde long-covid patiënten:
Leeftijd
Geslacht
Ziek (long-covid, geen long-covid)
Mentale gezondheid (gemeten op een schaal van 0-100, waarbij 0 duidt op een extreem slechte mentale
gezondheid, en 100 op de afwezigheid van mentale klachten)
Fysieke gezondheid (gemeten op een schaal van 0-100, waarbij 0 duidt op een extreem slechte fysieke
gezondheid, en 100 op de afwezigheid van fysieke klachten)
Tijdstip: de mentale gezondheid wordt gemeten op 7 tijdstippen gedurende een jaar (t0 t/m t6; waarbij
iedere keer de eerste van een oneven maand gemeten wordt, van 1 januari tot en met 1 januari)
De vragen 1 tot en met 5 gaan over deze dataset.
1. De onderzoeker wil kijken of het waar is dat voor de long covid-groep dat er in eerste instantie een
afname is van de fysieke gezondheid, maar dat deze gedurende de tijd toeneemt. Door welk soort
contrast zou je dit het beste kunnen onderzoeken, waarbij dus fysieke gezondheid de afhankelijke
variabele is?
a. Een lineair contrast
b. Een kwadratisch contrast
c. Een kubisch contrast
d. Een contrast waarbij je het gemiddelde van t0 en t6 vergelijkt met t3
2. Welke techniek ligt het meest voor de hand om te onderzoeken of je mentale gezondheid op t0 kunt
voorspellen uit fysieke gezondheid en geslacht?
a. Lineaire regressieanalyse met één dummyvariabele
b. Lineaire regressieanalyse met twee dummyvariabelen
c. Logistische regressieanalyse met één dummyvariabele
d. Logistische regressieanalyse met twee dummyvariabelen
3. De onderzoeker heeft de hypothese dat er voor de mentale gezondheid bij long-covid sprake is van een
seizoenseffect: in mei (t2), juli (t3) en september (t4) zou de mentale gezondheid gemiddeld genomen
beter zijn dan in januari (t0; t6 wordt niet meegenomen om januari niet dubbel te laten meetellen), maart
(t1) en november (t5). Welke contrastcoëfficiënten voor respectievelijk t0 t/m t5 lijken het meest zinvol
voor het bestuderen van dit contrast (“+”-jes toegevoegd ter verduidelijking)?
a. 0, 0, +1,+1,+1,0
b. +1/3, +1/3, -1/3,-1/3, -1.3, +1/3
c. +1/2, +1/2, -1/2, -1/2, -1/2, +1/2
d. -1, -1, +1, +1, +1, -1
3