Inleidende definities
De filosofie stelt vragen. Drie soorten, om precies te zijn (hoewel andere tellingen mogelijk zijn):
- Definitie: Wat is de betekenis van het begrip x?
De normale wijze van definiëren is om te zoeken naar de dichtstbijzijnde omvattender
term (genus proximus) om vervolgens het onderscheidende kenmerk (differentia specifica)
te benoemen.
Bij de filosofie kunnen we echter lastig stellen waarin ze verschilt van andere
wetenschappen. Ze gaat namelijk over de hele werkelijkheid. Een paar suggesties:
o Het gebruik van de ratio: Doe andere wetenschappen dat niet ook? En zijn er niet
toonaangevende filosofen die het strenge gebruik van de rede afkeuren?
o Het stellen van vragen: Dit is inderdaad kenmerkend. Plantinga zegt bijvoorbeeld
dat filosofie niet veel meer is dan diep nadenken. Maar dit gebeurt wel
systematisch. Tegenwoordig is niet alleen de verwondering (Plato, Aristoteles) een
belangrijke motor, maar ook de verbijstering over alle dingen die er niet hadden
moeten zijn.
Kant somt de vragen die filosofen stellen als volgt op: Wat kan ik weten? » Logica,
epistemologie en wetenschapsleer. Wat moet ik doen? » Ethiek, de sociale en
politieke filosofie, en de wijsgerige antropologie. Wat mag ik hopen? » Ontologie
en metafysica.
- Essentie: Wat is de betekenis van het verschijnsel y?
Voor de theologie is de essentie de metafysica. Sinds Kant neigt men naar de
epistemologie, maar het gaat in de filosofie toch om datgene wat ten diepste bepalend is
voor onze leefsituatie. Wat kunnen wij vanuit onze waarneembare werkelijkheid over het
goddelijke zeggen?
o Aristoteles gaat als volgt te werk: eerst bestuderen we de fysica, alles wat is.
Vervolgens kijken we wat dat zijn ten diepste inhoudt, het goddelijke. Als er dus
een rangorde is in entiteiten moet er wel een hoogste zijn, te weten God. Zo komt
Aristoteles vanuit de ontologie aan bij de theologie.
o Wolff onderscheidt een metaphysica generalis (ontologie) en een metaphysica
specialis (wereld (kosmologia), ziel (psychologia) en God (theologia)).
o Kant neemt deze tweedeling over, alleen hij verwerpt de speciale metafysica, daar
kunnen wij niets over zeggen aangezien die buiten onze empirie valt. Volgens
Kant moet de ontologie zich niet met de objecten bezighouden, maar met hoe wij
die kunnen kennen (epistemologie).
- Zin: Wat is de betekenis hiervan voor uw leven?
Voor de theologie is het goed hierin onderscheidt te maken tussen historische filosofie (de
studie van de geschiedenis van de filosofie) en systematische filosofie (de beantwoording
van begripsvragen). In de dogmatiek zien we in de historische filosofie de invloeden van
niet-Bijbelse wijsgerige stelsels, terwijl de systematische filosofie ons scherp houdt in het
oplossen van tegenstrijdigheden of het verhelderen daarvan. In de praktische theologie
heeft men belang bij een beeld van de ontwikkeling van de antropologische wijsbegeerte,
terwijl de systematische filosofie van belang is voor de catechese/evangelisatie: het
gemakkelijke vrome antwoord is vaak niet toereikend. In de apologetiek helpt de
systematische filosofie in de strijd tegen onjuiste aantijgingen van irrationaliteit,
bijvoorbeeld in het probleem van het kwaad. De geschiedenis is van belang om de
frictiepunten te zien en zo alert te blijven op specifieke problemen vandaag. Zo houdt de
geschiedenis van de filosofie ons kritisch door ons bij onszelf te laten nagaan of we
ongemerkt en ongewild beïnvloed worden door wijsgerige stelsels, en helpt de
systematische filosofie ons kritisch te blijven op onze soms verhullende formuleringen.
, Geschiedenis der filosofie
In Griekse koloniën, waar men veel in contact was met vreemde religies, begonnen denkers de
mythische denkwijze te vervangen door de rationele (mythos » Logos). Hun aandacht was niet primair
religieus (NB Filosofie en Godsdienst/traditie hoeven elkaar niet uit te sluiten); daarnaast zochten ze
naar interne verklaringen én wat er achter de natuurlijke werkelijkheid ligt.
De eerste generaties waren natuurfilosofen,, gericht op de fusis (vgl. fysica) (natuur, in de brede zin
van het woord: de totale zintuigelijk waarneembare werkelijkheid). Hét probleem is het verschil tussen
zijn en worden: vergankelijk en onvergankelijk. Ze zochten naar de archè, het oerbeginsel, zowel
verantwoordelijk voor het ontstaan als het bestaan van de werkelijkheid. Dit zijn de drie Ionische
natuurfilosofen met concrete verklaringen voor de werkelijkheid (lage abstractiegraad):
- Thales van Milete (eerste Griekse filosoof): Water is het eerste principe, de archè. In water
ziet met hoe een veelheid van verschijnselen (ijs, water, waterdamp) in feite een eenheid
vormt.
- Anaximander van Milete: Het onbepaalde/onbegrensde is de archè. Alle tegenstellingen
komen hieruit voort.
- Anaximenes van Milete: Lucht is de archè, en kan allerlei massieve vormen aannemen door
condensatie.
Heraclitus
Leefde: circa 540 – 480 BCE
Geïnspireerd door: Ionische natuurfilosofen
Uitgangspunt: Het worden i.p.v. het zijn
Belangrijke citaten: Panta rhei (Alles stroomt)
Theorie: Het enige wat blijft is de verandering. Verandering veroorzaakt door allerlei tegengestelde
grootheden (koud vs. warm; goed vs. kwaad). Aan deze strijd ligt een harmonie ten grondslag, een
goddelijke orde, een Logos. Dit vereenzelvigt hij met vuur, wat voor hem goddelijk is. Het
goddelijke is veel verder boven de mens verheven dan de godenverhalen doen voorkomen
(Godsdienstkritiek).
Godsdienstkritiek voorgezet door Xenophanes van Colophon; hij wordt gezien als de voorloper van de
moderne projectietheorie (Feuerbach, Freud). Alleen was bij hem de kritiek gegrond in eerbied voor de
verhevenheid van de godheid. Het is niet duidelijk of hij monotheïstisch of monistisch (God is overal
het waren en onveranderlijke Zijnde). Hij inspireerde de Eleaten.
Zeno (leerling Parmenides) verdedigde dienst leer doormiddel van aporieën (paradoxen), bijvoorbeeld
die van de
vliegende pijl Parmenides
(op elk stukje Eerste echt grote denker met hoog abstractieniveau en doordachte theoretisering
staat de pijl Leefde: circa 515 - ? BCE
stil, dus hij Geïnspireerd door: Xenophanes
beweegt Uitgangspunt: Het ware Zijn is niet materieel, maar ideëel. (Sommige uitspraken dat hij toch een
eigenlijk archè aanwijst, te weten aarde)
Belangrijke citaten:
helemaal niet)
Theorie: Verandering bestaat niet werkelijk, is slechts schijn. Dat wij verandering zien toont hoe
en die van
onbetrouwbaar onze zintuigen zijn. Onze zintuigen leveren de gangbare mening (doxa) van
Achilles en de mensen op, maar berust niet op ware kennis en heeft slechts schijn van waarheid (alètheia). Voor
schildpad kennis hebben wij onze rede nodig.
(Achilles haalt
de schildpad nooit in).
Gezien de zijn/worden-problematiek wijzen de jongere natuurfilosofen meerdere grondbeginselen aan:
- Empedocles van Sicilië: Water, lucht, vuur en aarde. Tegengestelde krachten ontstaan doordat
deze vier ‘elementen’ op elkaar inwerken.
- Anaxagoras van Athene: Oneindig veel verschillende grondstoffen, genaamd spermata
(zaden). De organisatie ligt bij een noes (geest) (» persoonlijk godsbegrip).