Week 1 Inleiding op de cursus; effect van straffen op gedrag
Law in the books: het geheel van gedragsnormen dat in wetboeken en jurisprudentie is
opgetekend.
Law in action: het recht zoals het feitelijk werkt en zichtbaar is in de gedragingen van de
justitiële autoriteiten en degenen op wie het recht van toepassing is.
Ex-ante perspectief: de rol die recht heeft om ongewenst gedrag te sturen en dus hoe
juridische regels gedrag in de toekomst kunnen beïnvloeden. Empirische kennis is cruciaal
voor het kunnen weten wat de effecten zijn van recht op gedrag. Hoe kun je door middel van
recht gedrag sturen? Kun je gedrag van mensen beïnvloeden, invloed uitoefenen op sociale
normen?
Ex-post perspectief: wat is de juridisch juiste en beste manier om te reageren op gedrag uit
het verleden. Bv toekennen van een straf bij een delict. Lindenbaum/Cohen & Kelderluik
arrest. Normaal begint het met schadelijk gedrag, feitelijk gedrag staat al vast, wat zijn de
regels die daarbij horen om de juiste aansprakelijkheid te stellen ten opzichte van het
schadelijke gedrag. Hier wordt er gekeken naar wat recht voor invloed heeft op de toekomst.
Dit betekent werken met data, causaliteit tussen recht en gedrag, hoe gaat recht daar van
invloed op zijn? Situaties waar gedrag heeft plaatsgevonden (bv conflict) waar vanuit het
recht op gereageerd moet worden.
Legal code: heeft een belangrijke functie om onze samenleving veilig te houden en
criminaliteit en ander schadelijk gedrag tegen te gaan.
Behavioral code: bestaat uit mechanismen die ons gedrag beïnvloeden en bepalen, vaak
onzichtbaar. Aansluiting vd legal code is nodig omdat deze juridische regels alleen werken
als ze uiteindelijk ook echt gedrag weten te sturen. Sociaal-maatschappelijke bril. Hoe recht
ons gedrag beïnvloed en andersom.
Generale preventie: zien dat iemand anders bestraft wordt en daardoor zelf niet (meer) de
regels willen overtreden. Kost minder. Je gaat een grotere groep straffen.
‘De dreiging van een straf schrikt mensen af om zelf de wet te gaan overtreden’.
Hefboomeffect: je gaat met een kleinere straf heel veel mensen afschrikken.
Vereisten zijn:
- Strafkans (pakkans en kans dat je daarna ook echt gestraft wordt).
- Strafmaat (hoogte van de straf).
Geen sluitend empirisch bewijs dat het werkt.
Problemen met het deugdelijk vaststellen van de causaliteit tussen de straf en criminaliteit.
Brutaliserende effecten.
Strafkans belangrijker dan de strafmaat.
Meer nadruk op opsporing en minder op straffen zelf. Weinig mogelijk impact, meeste effect.
Mensen hebben geen goed inzicht in hoe hoog straffen zijn of wat de strafkans is.
Communicatie is essentieel.
Speciale preventie: als mensen zelf bestraft worden en daardoor zelf niet (meer) de regels
willen overtreden. Je moet iedereen die een overtreding begaat straffen. ‘De pijnlijke en
kostbare ervaringen die gepaard gaan met een straf maken mensen die gestraft zijn
bang om nogmaals de wet te overtreden’.
1
,Geen empirisch bewijs.
Problemen met het deugdelijk vaststellen van de causaliteit tussen de straf en recidive (bv
zaken over seksuele intimidatie), we weten het niet.
Er is soms zelfs een negatief effect:
Criminogeen effect: tijd in de gevangenis maakt mensen meer geneigd tot criminaliteit dan
daarvoor.
‘Deviancy training’: het aanleren van crimineel gedrag in de gevangenis.
Later: stigmatiserend effect na gevangenisstraf (minder mogelijkheden in de samenleving na
straf).
Beiden hebben als doel afschrikking.
Probleem: vaststellen van het effect van een interventie op menselijk gedrag, de echte
causaliteit is moeilijk en bijna nooit helemaal vast te stellen.
Een effectieve straf zal alleen afschrikken als er is voldaan aan:
- Een hoge zekerheid van straffen (hoge pakkans en kans dat nadat je wordt gepakt
ook een straf krijgt).
- Een hoge strafmaat (dus een lange gevangenisstraf of hoge boete).
Men gaat zich beter gedragen als de te verwachte straf (pakkans x strafmaat) meer
pijn/schade zal doen dan de voordelen of het genot die het slechte gedrag de dader
opleveren.
Typen juridisch onderzoek:
- Doctrinair: wat is het geldende recht? Hoe hebben rechter de regels zelf uitgelegd?
Kijken aan de hand van juridische uitspraken en andere geldende bronnen wat de
regels zijn.
- Normatief: wat zou het geldende recht moeten zijn? Bv de corona maatregelen; wat
zijn de geldende regels en welke wettelijke basis hebben die? En daarnaast hoe ver
mogen die regels gaan?
- Empirisch: hoe werkt het geldende recht in de praktijk en wat is hierop van invloed?
Waarom houden mensen zich wel of niet aan regels? Hoe passen ambtenaren
regels toe? Werking van het procesrecht; kijken naar de werkelijkheid, wat gebeurt
er? Wat er geschreven is in recht (law in the books), is anders dan recht in de praktijk
(law in action). Dat gat tussen wat we hebben opgeschreven en er daadwerkelijk
gebeurd is onderwerp van empirisch onderzoek.
Typen van empirisch onderzoek:
Kwalitatief: geringer aantal personen (van wat je bestudeert), maar met meer detail en
meer inductief (redeneert vanuit de werkelijkheid naar de theorie ipv andersom). De
werkelijkheid begrijpen, minder bezig met tellen en meten, meer over snappen.
Kwantitatief: groter aantal personen (observaties), minder detail, meer deductief (begint
vanuit aannames, bestaande kennis, maakt van tevoren een hypothese die je toetst), maakt
gebruik van statistiek (waarmee je verbanden kunt laten zien die niet op toeval berusten).
Typen van kwalitatief onderzoek:
- Etnografie en (participerende) observatie: de onderzoeker dompelt zichzelf
helemaal onder in een bepaald veld om te begrijpen wat er gebeurt en hoe mensen
in dat veld denken. Hoe de wereld eruit ziet vanuit de blik in dat veld, het perspectief
van wat daar gebeurt, je leert veel.
2
, - Case studies: in het verleden ga je terugkijken wat er gebeurt, vaststellen wat er is
gebeurt. Proberen zoveel mogelijk informatie van verschillende informanten te
verzamelen om erachter te komen wat er is gebeurt en hoe uiteindelijk datgene heeft
kunnen gebeuren waar je je op focust. Je kan verschillende bronnen gebruiken en
triangulatie toepassen; door vanuit verschillende personen/bronnen te
reconstrueren wat er is gebeurd kun je zien wat er klopt en wat niet.
- Interviews: verschillende typen hiervan, diepte (waarbij je meer leert) of
oppervlakkig bv.
- Focusgroepen: groepen (veel gebruikt in reclame), waaraan je een bepaald
fenomeen voorlegt. Bv met een groep burgers praten hoe ze denken over de corona
maatregelen. Je kan een groepsdynamiek in stand brengen, waardoor je meer leert
dan bij het individu omdat je ziet hoe men op elkaar reageert en elkaar corrigeren of
aanvullen. Op deze manier kan je ook veel mensen in een korte tijd spreken
(efficiënt).
Typen van kwantitatief onderzoek:
- Surveys: bij een grote groep mensen kan je enquêtes afnemen met vragenlijsten.
- Analyse van grote bestaande datasets: bv datasets over criminaliteit, die je kunt
koppelen aan data over bv inkomensongelijkheid. Dat maakt dat je verbanden kunt
leggen. Vaak ingewikkeldere, econometrische analyses.
- Experimenten: laboratoria en veldstudies: laboratoria zijn hier de meest pure. Wat
is de invloed van aansprakelijkheid op schadelijk gedrag? Bij veldstudies doe je in de
werkelijkheid een interventie en vervolgens kijkt of die interventie een effect heeft
zoals je dat hoopt in vergelijking met de groep waar die interventie niet is geweest
(bv aanwijzingen mbt 1,5e meter afstand).
Uitdagingen bij empirisch onderzoek:
- Betrouwbaarheid: problemen in betrouwbaarheid van mensen, soms onbewust.
Veel met surveys en overheidsdata (bv meldingen diefstal van fietsen of slachtoffers
van seksueel geweld).
- Generaliseerbaarheid: in hoeverre is wat je in een studie hebt gezien ook
generaliseerbaar buiten die studie? Bv online survey over 1,5e m afstand, in
hoeverre is dat generaliseerbaar naar de Nederlandse populatie toe? Niet elke groep
wordt duidelijk in beeld gebracht (door online). Of bv observatie in 2 restaurants, zegt
dat dan wat voor elk restaurant? Lijkt het wel op de werkelijkheid?
- Causaliteit: veel empirisch onderzoek gaat hierover. À: is de invloed van de een op
de ander en niet van de ander op de een? Hoe weet je zeker dat deze variabelen
van invloed zijn en niet andere?
- Kosten: goed onderzoek doen is duur, veelal tijdrovend en goed team.
- Bruikbaarheid: kwalitatief onderzoek leidt vaak tot een complex begrip van de
complexe realiteit. Allerlei ingewikkeldheden, wat moeten we er mee?
Recht is een systeem wat ordent en wat stuurt.
Kosten (pijn) en baten (genotsprikkels):
Op het moment dat het voor ons aantrekkelijker is om ons aan de regels te houden, zullen
de baten dus hoger zijn dan de kosten (de straffen). Mensen reageren op prikkels. De mens
is een dier wat reageert op pijn en genot.
3
, Positieve prikkels:
- Subsidie, beloningen. Subtiele vormen van beloning.
Negatieve prikkels:
- Straffen, civielrechtelijke aansprakelijkheid (mogen aanklagen).
Gedrag als reactie op kosten en baten:
Als regelnaleving minder oplevert dan regelovertreding zullen mensen zich niet aan de
regels houden.
Algemene lessen:
Hoe het recht werkt is een essentiële juridische vraag
Deze vraag vereist empirische kennis die naast rechtspositieve en normatieve kennis staat
Idealiter reageert recht niet slechts op gedrag uit het verleden (ex-post) maar stuurt het ook
gedrag in de toekomst (ex-ante)
Recht beïnvloedt gedrag door verschillende gedragsprocessen
Straffen kan op verschillende manieren menselijk gedrag sturen
Straffen kan positieve en negatieve invloed hebben op gedrag
Er is geen sluitend bewijs dat straffen een speciale of generale preventie effect heeft
Gevangenisstraf kan ook een criminogeen effect hebben (criminelen zijn geneigd tot meer
criminaliteit dan voordat ze in de gevangenis zaten)
Voor generale preventie is de strafkans essentieel
Mensen hebben niet een goede perceptie van wat de strafkans en de strafmaat is
Harder straffen kan ook leiden tot meer ontwijkend gedrag.
De veronderstelde kosten en baten in het recht blijken dus niet altijd zo te werken in de
praktijk
Literatuur:
- H1 + H2 Behavioral Code
Beccaria: treat all people impersonally and equally. Mild and humane punishments.
Preventing crime, reducing damaging behavior. Punishment as a behavioral instrument
(deterrence: afschrikking). De angst voor de straf betekent dat men geen poging tot
misdaden zal wagen. Publishment as à form of pain.
3 elementen van afschrikking:
- Ernst van de straf: hoe ernstiger de straf, des te meer zullen mensen er bang voor
zijn.
- Zekerheid van de straf: hoe hoger de kans dat daders zullen worden gepakt en
gestraft, hoe erger ze er bang voor zullen zijn.
- Snelheid of stiptheid van de straf: hoe langer de tijd tussen het overtreden van de
regels en het krijgen van straf, hoe minder mensen bang zullen zijn voor straf en hoe
minder het ze afschrikt.
Specific deterrence (speciale preventie): first time punishing them hard so that this painful
experience will keep them from committing the offense again in the future. Only works after
an offender has already committed à crime.
Criminogenic effect of punishment: imprisoning individuals promotes more crime.
General deterrence (generale preventie): punishing one offender will cause many other
potential offenders to become fearful and refrain from criminal activity.
4