A.TGW.CO.1:intimiteit
Bij zintuiglijk contact is de huid als grootste en meest directe contactorgaan. als
Biologische functie heeft de huid bijvoorbeeld de temperatuurregeling en
bescherming.
Contact is wederkerig voelen of samen voelen
Als je iemand aanraakt raakt de ander je tegelijkertijd ook aan.
Het aanraken heeft een betekenis. Het aanraken hoort bij de mens. Als we het
missen gaat het niet goed met onze ontwikkeling. Cultuur is heel belangrijk. In de
westerse wereld raken we elkaar weinig aan. Bijvoorbeeld dat de omhelzing heel
gewoon is.
Aanraken begint heel vroeg. In de baarmoeder voel je al. Aanraken behoord tot
de primaire levensbehoefte- liefde.
De eerste aanraking geeft een bepaald gevoel bijv een slappe hand die je krijgt.
Bij hechting is vertrouwen, sensitiviteit en responsiviteit heel belangrijk.
Hechting roept ook een verwachtingspatroon op. kinderen die met vertouwen
opgroeien krijgen ook vertrouwen in de wereld. Kun je er niet op vertrouwen dan
word je meer alert.
Need to belong theorie: wij willen er allemaal bijhoren. (baumeister, leary)
Kameleon: het onbewust overnemen van andermans gedrag. Je gaat gedrag heel
vaak spiegelen. (Lakin)
Je hebt verschillende soorten aanrakingen: vriendelijk, liefhebbend, erotiserend,
troostend, bevestigend, helend, hinderlijk en traumatiserend.
Contact afstand:
Maatschappelijke zone > 3 meter
Ontmoetings zone 3 meter > >1,5 meter
Individuele zone 1,5 meter > > 0,5 meter
Nabijheidszone < 0,5
Gevoel van controle voor/achter
Hoofd/ bekken/ voeten.
Wij moeten zorgen voor optimaal contact met behoud van distantie.
Uit het artikel:
Need to belong
Het bestaan van de fundamentele behoefte om bij anderen te horen wordt door
Baumeister en Leary evolutiebiologisch verklaard. De neiging stabiele relaties op
te bouwen met wederzijdse zorg om elkaars welzijn biedt allerlei voor de hand
liggende evolutionaire voordelen met betrekking tot veiligheid, levensbehoeften
en reproductie. De met relaties geassocieerde cognitieve en emotionele
processen kunnen daarom gezien worden als biologisch verankerde,
meegeëvolueerde epifenomenen, die hun waarde vooral ontlenen aan het
ondersteunen van de neiging sociale bindingen aan te gaan. Baumeister en Leary
wijzen op het bij voorkeur alloceren van cognitieve aandachts- en
verwerkingscapaciteit naar inkomende informatie die in verband staat met onze
, relationele partners. Wat andere personen zeggen krijgt automatisch minder
aandacht. Ook wijzen zij op de associaties tussen positieve emoties en de
vorming van relaties – te denken valt aan de euforie bij de geboorte van een kind,
of het sterk daarop gelijkende gevoel van verliefd zijn, maar ook bekering tot een
bepaald geloof – en op de negatieve gevoelens als een relatie op de tocht staat.
Binnen een evolutiepsychologisch raamwerk integreert de theorie van
Baumeister en Leary een grote hoeveelheid gedragingen, cognities en emoties
en maakt deze begrijpelijk vanuit het perspectief dat mensen een universele
behoefte hebben bij andere personen te horen.
Het kameleon effect:
De theorie van Lakin en collega’s komt erop neer dat het onbewust overnemen
van iemands gedrag (lichaamshouding, stemgebruik, vocabulaire, motoriek,
gezichtsuitdrukking) een evolutionair geselecteerde nonverbale gedraging is, met
als functie het bevorderen van harmonieuze relaties tussen mensen. Dat noemen
zij het Kameleon-effect. Onbewuste gedragsovername is geassocieerd met het
aardig vinden van de ander, en bevordert daardoor het ontstaan en
instandhouden van sociale bindingen.
Gehechtheids theorie:
Hij postuleerde dat kinderen een aangeboren behoefte hebben aan moederlijke
zorg. Het ging Bowlby niet zozeer om die moeders, maar om frequent contact
met één of meerdere vaste personen, die het kind verzorgen en beschermen
(‘moederfiguren’). De neiging om nabijheid en contact te zoeken met een
specifieke, vertrouwde volwassene, vooral in tijden van nood, noemde hij
gehechtheid.
A.TGW.CO.2 levensfase:
Systemen:
micro: familie, school
meso: ouderavond, invloed op je uitgeoefend
exo: mensen met minder direct invloed op je zoals buren en de sociale dienst.
Macro: cultuur, geloofsovertuiging.
De omgeving en de genen hebben invloed op je. Niet alleen erfelijkheid is
belangrijk maar ook de omgeving dit noemen ze natur en nature.
0-10 jaar:
Kenmerkend van een kind is de stormachtige groei.
Prenatale ontwikkeling
De prenatale periode is de periode tussen de conceptie en de geboorte.
Je hebt drie fasen van prenatale ontwikkeling:
Zygote: kort na de conceptie begint het bevruchte eitje, door celdeling te
groeien.