1. INLEIDING .............................................................................................................................................. 1
1.1 BEHEER BEDRIJFSKAPITAAL .................................................................................................................. 1
1.1.1 HOE BEREKEN JE BEDRIJFSKAPITAAL? ............................................................................................. 1
1.1.2 CASE: ................................................................................................................................................ 1
1.2 YIELD MANAGEMENT/ REVENU MANAGEMENT .................................................................................. 3
1.2.1 FINANCIELE KENNISQUIZ LEEG ........................................................................................................ 4
1.2.2 FINANCIELE KENNISQUIZ CORRECTIE .............................................................................................. 7
2. FISCALITEIT .......................................................................................................................................... 10
2.1 INLEIDING ........................................................................................................................................... 10
2.2 ONGEHUWD – LOONTREKKENDE ....................................................................................................... 11
2.2.1 LOONFICHE .................................................................................................................................... 11
2.2.2 AANGIFTE....................................................................................................................................... 14
2.2.3 AANSLAGBILJET ............................................................................................................................. 15
2.2.4 AANSLAGBILJET ............................................................................................................................. 17
2.3 GEHUWD EN ALLEBEI WERKEND ........................................................................................................ 24
2.4 GEHUWD EN ÉÉN WERKEND............................................................................................................... 26
2.5 GEHUWD, ALLEBEI WERKEND EN KINDEREN ...................................................................................... 28
1.1 GEHUWD, ALLEBEI WERKEND EN KINDEREN EN EIGEN WONING....................................................... 30
2.6 GEHUWD, ALLEBEI WERKEN, KINDEREN, EIGEN WONING EN WONING DIE VERHUURD WORDT ...... 31
2.7 GEHUWD – 2X LOONTREKKEND/ALLEBEI WERKEND – MET KINDEREN – EIGEN WONING EN
HUISVESTINGSKREDIET ..................................................................................................................................... 35
2.8 ZELFSTANDIGEN: BEDRIJFSLEIDER – EENMANSZAAK – VRIJ BEROEP .................................................. 37
2.8.1 EENMANSZAAK VS VENNOOTSCHAP ............................................................................................. 37
2.8.2 EENMANSZAAK .............................................................................................................................. 38
2.8.3 AFTREKBARE KOSTEN ZELFSTANDIGEN ......................................................................................... 39
2.8.4 VOORAFBETALINGEN BELASTINGEN ............................................................................................. 40
2.8.5 SOCIALE ZEKERHEID ZELFSTANDIGEN ............................................................................................ 43
2.9 VENNOOTSCHAPSBELASTING ............................................................................................................. 44
2.9.1 RUWE EERSTE VERGELIJKING ........................................................................................................ 44
3. FINANCIËRING VOOR BEROEPSDOELEINDEN ........................................................................................ 48
3.1 SOORTEN FINANCIËRINGSBEHOEFTEN............................................................................................... 48
3.2 VERSCHIL TUSSEN FINANCIËRING EIGEN VERMOGEN (EV) EN VREEMD VERMOGEN (VV) ................. 48
3.3 INTERMEDIATIEFUNCTIE VAN EEN BANK ........................................................................................... 49
3.4 OPLOSSING FINANCIERINGSBEHOEFTE MET VV VIA BANK/ FINANCIËLE INSTELLINGEN .................... 49
3.4.1 VORMEN VAN KREDIETEN AAN ONDERNEMINGEN ...................................................................... 49
3.5 WAARBORGVORMEN BIJ FINANCIËLE INTSTELLINGEN....................................................................... 56
3.5.1 KREDIET OPENING ......................................................................................................................... 56
3.5.1 HYPOTHEEK ................................................................................................................................... 57
3.5.2 HYPOTHECAIR MANDAAT/ NOTARIËLE VOLMACHT ...................................................................... 57
3.5.3 INPANDGAVE HANDELSFONDS ...................................................................................................... 57
3.5.4 BORGSTELLING .............................................................................................................................. 57
3.5.5 SUBROGATIE IN DE RECHTEN VAN DE ONBETAALDE VERKOPER .................................................. 57
3.6 ANDERE FINANCIËRINGSBRONNEN .................................................................................................... 58
3.6.1 UITGIFTE VAN AANDELEN.............................................................................................................. 58
3.6.2 UITGIFTE VAN OBLIGATIES ............................................................................................................ 58
3.6.3 WINWINLENING/ LOVE MONEY .................................................................................................... 58
3.6.4 CROWDFUNDING ........................................................................................................................... 58
, 1. INLEIDING
1.1 BEHEER BEDRIJFSKAPITAAL
=(theoretische) indicatie of er:
Op korte termijn voldoende activa in liquiditeiten kunnen worden omgezet
om het vreemd vermogen op korte termijn te kunnen betalen
110 50
70
150
140
1.1.1 HOE BEREKEN JE BEDRIJFSKAPITAAL?
10
Bedrijfskapitaal= VLA – VV KT
= genoeg speling om je VV op kort termijn te betalen door vlottende activa in liquide
middelen om te zetten.
Bedrijfskapitaal= 150 – 140 à 10
1.1.2 CASE:
Als ondernemer wil ik graag een financieel gezonde zaak uitbouwen.
1
, Mijn bedrijf koopt in het buitenland goederen aan en verkoopt ze aan Belgische winkels
gespecialiseerd in ergonomie.
Ik bekijk momenteel een aantal maatregelen die ik kan nemen en die de financiële
gezondheid van mijn onderneming beïnvloeden.
Maak per maatregel een lijstje van de voor- of nadelen.
• Waarom zou ik het doen?
• Waarom zou ik het niet doen?
Maatregel Waarom wel doen? Waarom niet doen?
1. Verhogen van mijn voorraad - Klanten sneller bedienen en - Voldoende ruimte nodig
handelsgoederen daardoor hopelijk meer - Minder goede
verkopen (minder kans op liquiditeitspositie want een
stockbreuk) deel zit vast in mijn voorraad
- Bestelling van grotere
hoeveelheden kan leiden tot
handelskorting
2. Toestaan dat de klanten hun - Extra commercieel argument - Minder goede
factuur aan mij later betalen dus misschien stijging in de liquiditeitspositie zijn want
verkoop geld zit vast in de
handelsvorderingen
- Meer kans op slechte
betalers?
3. Gebruik maken van uitstel - Betere liquiditeitspositie - Geen financiële korting meer
van betaling aangeboden Moet mijn geld nog niet gebruiken eisen
door de leveranciers om de handelsschuld te betalen. Ik - Opstapeling van
kan het geld gebruiken voor iets handelsschulden?
anders of op mijn bankrekening
laten staan.
4. Toestaan van 1% korting voor - Ontvang sneller geld dus - Verlies deel van de
contant aan mijn klanten bij betere liquiditeitspositie verkoopmarge
betaling binnen de 8 dagen - Aantal slechte betalers daalt?
i.p.v. 1 maand
Stel aankoop van 600 euro, verkoop je voor 1000 euro
Þ Winst is 400 euro
Þ Winstmarge is 400/1000 = 40%
Þ 1% korting;;; zal je voor 1000 verkopen maar ook voor 10euro (=10% van 1000)
kosten hebben, dus winst daalt naar 390 (400-10)
Þ Winstmarge daalt;; 390/1000 = 39%
2
, 5. In plaats van 12 keer per - Minder administratieve - Grote voorraden dus minder
jaar een kleine hoeveelheid rompslomp goede liquiditeitspositie
aan de leverancier bestellen, - Meer aandringen op - Voldoende ruimte om grote
slechts 2 keer een grote hoeveelheidskorting voorraad te stockeren?
hoeveelheid - Minder kans op stockbreuk
6. Toestaan handelskorting aan - Omzet opdrijven - Verlies deel van de
klanten bij minimale verkoopmarge
bestelling van 20 000 euro
7. Eigen bestelwagen - Meer controle over de - Andere kostenstructuur (o.a.
aankopen om de verkochte leveringen afschrijvingen,
goederen naar de klanten te - Niet afhankelijk van een personeelskost,
brengen i.p.v. te werken derde partij verzekeringen, onderhoud,
met een transporteur transportdocumenten, …)
- Aankoop zorgt voor hap in
het liquiditeitsbudget en
vaak specifieke financiering
8. Handelgoederen - Geen huur meer betalen - Andere kostenstructuur (o.a.
onderbrengen in een eigen afschrijvingen,
aangekocht magazijn i.p.v. verzekeringen, onderhoud,
een gehuurd magazijn …)
- Aankoop zorgt voor hap in
het liquiditeitsbudget en
vaak specifieke financiering
- LT-engagement
1.2 YIELD MANAGEMENT/ REVENU MANAGEMENT
= een strategie die streeft naar een zo hoog mogelijk rendement, zo hoog mogelijke omzet.
Om dit te bereiken worden prijs en beschikbaar aanbod tussentijds bijgesteld.
Zowel huidige informatie als informatie uit het verleden wordt gebruikt om de prijs te
bepalen
Wordt gebruikt in de luchtvaartsector maar ook hotelbranche
Vb.: lastminute aanbiedingen
Het beschikbare aanbod wordt afgestemd op de verwachte vraag. Zo zal een
luchtvaartmaatschappij het aantal vluchten afstemmen op het aantal tickets dat ze in een
periode verwachten te zullen verkopen.
De uitdaging is vervolgens om het beschikbare aanbod zodanig te prijzen, dat dit binnen een
acceptabele tijd verkocht kan worden.
Vaak worden in het begin lage prijzen gehanteerd om de verkoop te stimuleren.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper boverniers. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.