WC 2 EU-recht en Internationaal Belastingrecht.
Vraag 2.1
Mees Bold (50 jaar) woont in Nederland en heeft de afgelopen 30 jaar (naar tevredenheid en)
uitsluitend bij het bedrijf Bikes in Luxemburg gewerkt. Hij reisde niet voor niets al die tijd dagelijks
tussen Luxemburg en Nederland heen en weer. In 2009 wordt Mees ontslagen. Hij krijgt een
ontslagvergoeding van € 500.000 mee. Hij zet dit bedrag niet om in een stamrecht (recht op
periodieke uitkeringen) waardoor eventuele directe heffing zou kunnen worden uitgesteld. De
Nederlandse belastinginspecteur wil gaan heffen over het bedrag van € 500.000. Mees daarentegen
meent dat de inspecteur dat niet mag.
Gevraagd:
a) Beschrijf los van de casus bondig, doch zo volledig mogelijk, of en hoe de (door de Hoge Raad
onderscheiden categorieën van) ontslagvergoeding zou worden belast in Nederland volgens de
Nederlandse Wet IB 2001.
b)Geef daarbij vervolgens aan of de (categorieën van) ontslagvergoeding zou mogen worden belast
in Nederland en/of Luxemburg op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en Luxemburg
dat geacht wordt identiek te zijn aan het OESO modelverdrag.
A + B: Nederland (alleen maar) woonstaat, Luxemburg (alleen) werkstaat.
De eerste vraag is Kan Nederland heffen?
De Hoge Raad heeft in principe geoordeeld over de kan en mag vraag, bij categorie 1 kan Nederland
bijvoorbeeld niet heffen dus dan mag Nederland ook niet heffen.
Bij categorie 2, Nederland kan heffen, voor de mag-vraag kijken naar art. 15 OESO: Nederland zou er
niet over mogen heffen, geeft volledige voorkoming (volledig in Luxemburg verdient met
Luxemburgse onderneming).
Bij categorie 3, Nederland kan heffen, voor de mag-vraag kijken naar art. 15 OESO: Nederland zou er
niet over mogen heffen, geeft volledige voorkoming (volledig in Luxemburg verdient met
Luxemburgse onderneming).
Bij categorie 4, Nederland kan heffen, voor de mag-vraag kijken naar art. 18 OESO: Exclusief
heffingsrecht voor woonstaat, dus Nederland. Als er geen art. 18 in verdrag is opgenomen dan kijken
naar art. 15.
Bij categorie 5, niet in de voorgaande categorie, dan moet er een verdeling plaatsvinden (formule
van sheet 18 van het HC. Art. 15 lid 1 pas van toepassing als geld van inwoner/vi van werkstaat is,
dan formule. Dat is hier het geval, dus Luxemburg heffen en Nederland voorkoming.
(Artikelen: Art. 3.80, art. 3.81 en art. 3.82 IB past bij categorie 2 t/m 4, daar kan in deze casus
Nederland (als woonstaat) in principe op heffen.
Ontslagvergoeding kan ook gewoon gelden voor bestuurder, zelfde arrest.
BNB 2004/345 en BNB 2004/344:
-3.4. Bij de beoordeling van het eerste onderdeel van het middel moet het volgende worden
vooropgesteld:
-3.4.1. Bij de vaststelling van ontslagvergoedingen wordt in het algemeen rekening gehouden met
een veelheid van factoren, zoals de leeftijd van de betrokken werknemer, de lengte van zijn
dienstverband, de hoogte van zijn arbeidsbeloning, de mate van verwijtbaarheid van het ontslag aan
de zijde van de werkgever, de resterende periode tot de aanvang van het pensioen, de hoogte van
het pensioen, de mogelijkheid voor de betrokken werknemer een nieuwe baan te vinden, de
'nuisance value' van het door deze niet meewerken aan het ontslag, de gemiste arbeidsbeloning voor
concrete werkzaamheden, en immateriële schade en kosten.
Categorie 1:-3.4.2. Indien en voorzover een ontslagvergoeding strekt tot vergoeding van immateriële
schade en kosten die onvoldoende verband houden met de dienstbetrekking om de vergoeding als