Toets 1.1.4 Kennistoets oriëntatie op sociaal werk
Samenvatting tentamen sociologie, psychologie en methodiek
Seksualiteit, intimiteit en hulpverlening
Genderidentiteit
Het bestaan van transgender personen en mensen met een intersekse-conditie toont aan dat de
mensheid niet in twee exclusieve geslachten zijn verdeeld. Er is dus géén sprake van
genderdichotomie (tweedeling m/v) maar van continuüm.
Geslacht, sekse en gender: geslacht verwijst naar de biologische kenmerken, sekse gebruiken we
vooral om een sociale rol mee te geven en met gender bedoelen we de ervaren identiteit.
Transgender personen ervaren een conflict in de genderidentiteit.
Genderdysforie is het gevoel van onvrede met het geboortegeslacht, waarbij die onvrede meestal
ook het lichaam betreft. Niet alle transgenders zijn genderdysfoor (bv transseksuelen die de transitie
achter de rug hebben.)
Intersekse is een parapluterm voor mensen die volgens de medische professie bij geboorte afwijken
van wat algemeen gesproken als man of vrouw wordt gezien. Personen met een vorm van
intersekse/dsd voelen zich bijna altijd man of vrouw.
Maatschappelijke acceptatie
Maatschappelijk-ethisch vindt een grote meerderheid van het Nederlandse volk dat homoseksuele
mensen geaccepteerd dienen te worden. Nederland heeft de hoogste mate van acceptatie van
homoseksualiteit van de wereld, maar toch is er nog geen sprake van volledige sociale acceptatie.
De homo-emancipatie kent drie generaties: vechten tegen het verbod van homoseksualiteit, de strijd
voor de erkenning en juridische gelijkstelling en de laatste golf is nog steeds gaande en die strijd voor
het verbreden van de maatschappelijke acceptatie.
Mensen met een biseksuele voorkeur lopen meer risico op een burn-out. Het lijkt lastiger te zijn om
noch hetero noch homo te zijn omdat je je niet eenduidig kan identificeren.
Transgender personen die juridisch het geslacht lieten aanpassen, verschilt sociaal demografisch en
sociaaleconomisch van de algemene bevolking: ze zijn vaker alleenstaand en alleenwonend, wonen
vaker in steden, zijn minder vaak werknemer of zelfstandige, hebben vaker een uitkering en hebben
relatief vaak een lager inkomen.
Seksuele ontwikkelingsfasen bij jongeren
Stapsgewijze interactiecarrière:
Fase 1: de ontmoeting van jongens en meisjes in de basisschoolleeftijd hebben aanvankelijk een
speels karakter.
Fase 2: van het 14e jaar gaat een deel van de jongeren uitlokkend en uitdagend gedrag vertonen. Er
wordt gezoend. Bij jongens staat de performance in het middelpunt: hun lichaam wordt mannelijk,
en ze vergelijken hun lichaam met dat van anderen. Orgasmes zijn prestaties. Bij meisjes verloopt dit
nogal is met een omweg. Ze ontdekken lustgevoelens via een ander.
,Fase 3: in de opeenvolging van interacties leren jongens en meisjes wat die contacten voor hen
betekenen. Het is een spel van ontdekken. Ze worden verliefd, wijzen af en worden afgewezen.
Fase 4: de seksuele beleving gaat meestal vooraf aan het aangaan en beleven van een vaste relatie.
Aanvankelijk gaan de jongeren kortdurende contacten aan en pas later vaste verbindingen. Bij
jongens is de aantrekkelijkheid van het meisje een voorwaarde. Als een meisje door hen aantrekkelijk
wordt gevonden, speelt vervolgens ook de sociale status. Voor meisjes zijn zowel aantrekkelijkheid
als sociale status belangrijk bij de partnerkeuze.
Coming-out:
1. Gevoel van anders zijn
2. Aantrekking tot eigen geslacht
3. Twijfel aan eigen heteroseksualiteit
4. Seks met iemand van eigen geslacht
5. Zelfidentificatie
6. Coming-out
7. Acceptatie
8. Coming-in
Laaggeschoolden en allochtone jongeren beginnen gemiddeld eerder met seks, en slaan dan ook de
stappen van tongzoenen, en voelen over.
Modale stapsgewijze seksuele interactie carrière: tongzoenen, strelen onder de kleren, naakt vrijen
en geslachtgemeenschap.
Het enige duidelijke verschil tussen jongens en meisjes op gebied van motieven zijn motivatie:
meisjes willen vaker ‘heel dicht bij de ander zijn’ terwijl jongens ‘de ander een plezier willen doen’.
De seksuele interactiecompetentie is een belangrijke voorspeller voor seksuele gezondheid en
seksueel plezier. Onder seksuele interactiecompetentie verstaan we het geheel van communicatieve
en sociale vaardigheden, gevoeligheden en gedrag strategieën dat veilig, prettig en gewenst seksueel
contact mogelijk maakt.
Meisjes ervaren sexting op initiatief van anderen vaker vervelend dan jongens.
Sextortion betekent afpersing met seksuele beelden.
Seksuologisch onderzoek in Nederland naar seks bij jongeren is gericht op twee zaken: prevalentie
(wie heeft wanneer wat voor seks en hoe vaak?) en beleving.
Interpersoonlijke relaties met belangrijke anderen (ouders, peers, partners) dragen sterk bij aan de
ontwikkeling van deze relaties en seksualiteit. Bij deze ontwikkeling staan adolescenten steeds voor
de uitdaging een balans te vinden tussen hun ervaringen en verwachtingen en de seksuele normen in
hun omgeving.
Biologisch blijkt de leeftijd waarop de puberteit start bij een jongere, van grote sociale invloed te
hebben op zijn seksuele gedrag. Psychologisch blijkt een bepaald persoonlijkheidstype eerder met
seks te beginnen en meer risico’s te nemen. Sociologisch blijkt dat ouders een buffer kunnen vormen
voor negatieve effecten van leeftijdgenoten en internetgebruik.
Onder controlerende jongeren hebben meer seks en meer risicovolle seks. Over controlerende
jongeren gaan minder intieme relaties aan.
Jongeren die meer seksuele media consumeren hebben een permissievere houding tegenover seks.
,Welke jongeren hebben vroeger seks en hebben meer seks?
1. Ze hebben een intensievere omgang met leeftijdsgenoten
2. Ze denken dat hun vrienden meer seksueel actief waren.
3. Ze keuren het hebben van seks meer goed
4. Ze denken dat hun leeftijdsgenoten het hebben van seks meer goedkeuren en dat hun
leeftijdsgenoten risicovolle seks hadden.
5. Ze ervaren meer druk van leeftijdsgenoten om seks te hebben.
Over de rol van ouders en leeftijdsgenoten:
1. Ouders worden meestal gezien als de ‘vertragers’ van seksuele activiteit, leeftijdsgenoten
worden meestal gezien als seks-promotende factoren.
2. Alleen leeftijdsgenoten bleken een rol te spelen in de timing van het seksuele debuut van
adolescenten.
3. Frequente seksuele communicatie met ouders of andere opvoeders bleek een buffer te zijn
voor de effecten van seksuele peer-normen op de eigen seksuele intentie van adolescenten.
In de westerse cultuur zijn de meeste kinderen fysiek eerder voortplantingsrijp dan psychisch.
Seksuele en relationele voorlichting en vorming
Jonge jongeren, jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, gelovige jongeren en
laagopgeleiden jongeren zijn conservatiever in hun opvattingen over seks.
Laagopgeleiden jongeren lopen meer risico in hun seksuele ontwikkeling.
Voorbeeld onvoldoende beheersing socioseksuele grammatica: meisje zegt nee, jongen neemt dit
niet waar en gaat over tot drang of dwang, in de gedachtegang dat een man moet krijgen wat ie wil.
Het internet heeft voor- en nadelen op gebied van seks: voordelen zijn dat er nieuwe mogelijkheden
tot het vinden van informatie, gelijkgestemde en opwindende beelden te zijn.
Nadelen zijn dat je risico loopt beelden te zien die je niet wilt zien, slachtoffer worden van seksueel
geweld of dingen op internet plaatst waar je spijt van krijgt.
Volgens de biopsychosociale bedaring hangt een vroeg seksdebuut af van verschillende factoren:
Biologisch blijft het vaak te gaan om jongeren bij wie de fysieke ontwikkeling in de puberteit al vroeg
in een vergevorderd stadium is beland.
Sociaal blijkt de relatie met de ouders van belang voor meisjes. Een slechte relatie met de ouders en
minder kennis bij de ouders over het doen het laten van hun dochter verhogen de kans op vroege
seks. Ook de sociale context van leeftijdsgenoten speelt een grote rol.’
Psychologisch blijkt zelfwaardering een belangrijke rol te spelen maar wel anders dan werd verwacht.
Zelfverzekerde meisjes worden later seksueel actief, terwijl jongens juist vroeger debuteren.
Jongeren die een minder goede psychische gezondheid hebben en die seksueel geweld hebben
meegemaakt hebben ook vaker geslachtsgemeenschap op jonge leeftijd.
Een belangrijke verklaring voor het grote aantal zwangerschappen bij jongeren met een
migratieachtergrond ligt in het gegeven dat jun toekomstbeeld gemiddeld gesproken minder is
uitgewerkt.
, De brede basis van sociaal werk
Sociaal werkers zetten zich altijd in voor de sociale kwaliteit van de samenleving, waarvan
niet alleen het functioneren van mensen deel uitmaakt, maar ook het onderling samenleven.
Verschil sociaal werk en andere hulpberoepen: in het sociaal werk is in de loop v.d.
geschiedenis geregeld heftig gedebatteerd over de richting en inhoud van het werk. Ook
‘bewezen’ kennis is een ding in het sociaal werk.
Brede invulling van sociaal werk, drie samenhangende opvattingen en vraagstukken en
problemen van mensen in het dagelijks leven en de wijze waarop sociaal werkers deze
tegemoet treden: 1. Erkenning dat problemen op alle leefgebieden met elkaar verweven zijn.
2. Niet alleen richten op het geïsoleerde probleem, maar ook op de maatschappelijke
omgeving waarin dat probleem ontstaat. 3. Centraal stellen van de sociale kernwaarden:
sociale inclusie, sociale gelijkheid en sociale cohesie (iedereen is ingebed in en verbonden
met de samenleving)
Drie perspectieven op de relatie tussen politiek en sociaal werk en de functie van sociaal
werk:
1. Het emancipatie- en empowermentperspectief. (Benadrukt de invloed sociaal werk op
politiek)
2. Het disciplinerings- en socialebeheersingsperspectief. (Benadrukt invloed politiek op
sociaal werk)
3. Het sociaal functionerings- en ondersteuningsperspectief. (Wisselwerking tussen de
bovenste twee)
Emancipatie en empowerment:
Dit perspectief zien we veelvuldig terug in het grote aantal zelfdefinities van de
sociaalwerkgemeenschap.
Emancipatie= zich bevrijden uit een onderdrukkende situatie en streven naar en verwerven
van gelijke rechten.
Sociaal werk heeft een belangrijke rol gespeeld in emancipatiebewegingen van bv vrouwen
en etnische minderheden.
Sociaal werkers zoeken samenwerking en steun in de samenleving om de meest onderdrukte
en gemarginaliseerde mensen en groepen meer machten zeggenschap over hun levens en
(directe) omgeving te krijgen.
Transformational perspective= gericht op het veranderen v.d. samenleving ten gunste van de
meest onderdrukte en armste groepen mensen.
Volgens van houten is het begrip ‘emancipatie’ verdrongen tot het begrip ‘empowerment’
Empowerment erkent echter ook structurele uitsluitingsmechanismen bij sociale problemen
die ontstaan door een samenspel van factoren op micro, meso en macroniveau. (Omvat dus
ook een collectieve, politiek-maatschappelijke dimensie)
In het emancipatie-en empowerment perspectief levert sociaal werk een bijdrage aan
mensen, gezinnen en gemeenschappen om meer invloed uit te oefenen op hun eigen levens
in de samenleving, onder meer door beïnvloeding van sociaal beleid en wetgeving of door
sociale actie en vormen van politiserende hulpverlening.