Samenvatting periode 3
Socialezekerheidsrecht
Les 1
Je kunt het belang toelichten van kennis in de sociale zekerheid gerelateerd aan het
werkveld
- Het fundament van sociale zekerheid is op de eerste plaats inkomenszekerheid bij
inkomensderving. Valt het inkomen weg vanwege werkloosheid, langdurige
arbeidsongeschiktheid of ouderdom, dan wordt dat opgevangen door de WW, de WIA
(wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) en AOW (algemene ouderdomswet).
- De participatiewet kent een uitkering voor iedereen die geen inkomen heeft. Soms
gaat het niet om uitkering ter vervanging van een (eerder) inkomen, maar om een
tegemoetkoming/bijdrage die de overheid verstrekt bij bepaalde kosten. Zoals
kinderbijslag of een maatwerkvoorziening (WMO, wet maatschappelijke
ondersteuning).
Je kunt de rol van de overheid beschrijven bij het opvangen van sociale risico’s
- Verzorgingsstaat
- Die rust op de overheid de verplichting om de burger te vrijwaren tegen een gebrek
aan inkomen etc.
- De overheid heeft de plicht om de bestaanszekerheid van de burger te garanderen.
Je kunt het begrip decentralisatie uitleggen
- Steeds meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden komen bij de gemeente te
liggen i.p.v. de centrale overheid.
- Vb. de WWB, Wmo en de participatiewet worden door de gemeente uitgevoerd.
- De gedachte is dat de gemeente dichter op haar burgers staat en daardoor beter
maatwerk kan leveren.
- Het gevaar is dat er verschillen ontstaat in verschillende gemeenten.
Je kent de driedeling in het stelsel van sociale zekerheid en kunt daarbij voorbeelden
van uitkeringen en voorzieningen noemen.
- In de sociale zekerheid maken we een onderscheid tussen
werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en sociale voorzieningen. Deze
driedeling heeft te maken met:
De kring van verzekerden (personele werkingssfeer): wie is verzekerd en dus
rechthebbend;
De financiering: wie betaalt (de overheid, alle inwoners van Nederland,
werkgevers en/of werknemers);
De uitvoering: waar moet met de uitkering aanvragen en wie verstrekt de
uitkering; en
De voorwaarden: wat is de hoogte en de duur van de uitkering en kent de
regeling een (partner)inkomenstoets en/of een vermogenstoets?
Les 2
,Je kent de instanties die de volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en
sociale voorzieningen uitvoeren
Werknemersverzekering: de WW, WAO (geldt alleen voor mensen die voor 2004
arbeidsongeschikt werden) de wet WIA (voor mensen die ná 2004 arbeidsongeschikt
werden) en de ZW. De kenmerken zijn:
- Verplichte verzekering, werknemers! Dus let op zzp’ers. (Arbeidsovereenkomst!)
- Territorialiteitsbeginsel, iemand die in België woont maar in Nederland werkt is
verzekerd.
- Uitvoering door UWV
- De financiering komt uit loonbelasting
- De hoogte van uitkering is afgeleid van dagloon, dus loongerelateerd. En kent geen
partnerinkomenstoets en geen vermogenstoets.
- Is in duur beperkt en afhankelijk van het arbeidsverleden.
Volksverzekeringen: de AOW, de Wet langdurige zorg (Wlz), de algemene
nabestaandenwet (Anz) en de Zorgverzekeringswet de kenmerken zijn:
- Alle inwoners zijn verzekerd. Voor de AOW geldt een opbouwsysteem: voor ieder jaar
dat met vanaf de 17-jarige leeftijd in NL woont, is de opbouw 2%
- Wordt betaald door iedereen die inkomensbelasting betaald. Bv loonheffing
- Uitvoerders: de sociale verzekeringsbank (AOW, Anw) de zorgkantoren (Wlz) en de
zorgverzekeraar (Zvw)
- In het algemeen is de hoogte van de uitkering gerelateerd aan het minimumloon.
Geen partnerinkomens-en vermogenstoets, maar wel een aantal uitzonderingen!
- De duur is niet afhankelijk van het arbeidsverleden.
Sociale voorzieningen: de bijstand (participatiewet) en de algemene
kinderbijslagwet (AKW) dit zijn algemene regelingen. Daarnaast zijn er regelingen
voor een bijzondere doelgroep, zoals de wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet IOAW), de wet
inkomensvoorziening oudere werkloze (IOW), de toeslagenwet (TW), de Wajong en
de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) maar ook de zorgtoeslag en het
kindgebonden budget.
- Rechthebbend is iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft.
- Uitvoering is meestal in handen van de gemeente (Pw, IAOW, Wmo) het UWV voert
de Tw en de wajong uit en de SVB de AKW.
- Wordt betaald uit de belastingopbrengst.
- De hoogte is meestal gerelateerd aan het minimumloon en afhankelijk van de
leefsituatie. Daarnaast gaan de uitkeringen van de werknemersverzekeringen en de
volksverzekeringen voor, pas daarna komt de sociale voorzieningen.
- De duur is in principe beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale
minimum ligt.
Je kunt uitleggen wie een beroep kunnen doen op de bijstand; Je kunt uitleggen
wat de kostendelersnorm uit de Participatiewet inhoudt;
- Het sociale minimum is van het minimumloon afgeleid en bedraagt:
Voor gehuwden en samenwonenden die de kosten niet met een ander kunnen
delen, 100% van het wettelijk minimumloon.
- Voor een alleenstaande (ouder) die de kosten niet met een ander kan delen, 70%
van het minimumloon.
- Financiering van de PW komt uit de belastingopbrengsten.
- Het verlenen van bijstand komt pas aan de orde als er geen voorliggende voorziening
is.
, - Iedere Nederlander die niet voldoet aan het sociale minimum en geen aanvulling kan
krijgen vanuit de werknemersverzekering en de volksverzekering heeft recht op
bijstand.
- De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de PW
Leefvormen
- Gezamenlijk huishouden dus gehuwd of geregistreerd partnerschap of twee
samenwonenden meerderjarige. Er zijn 2 criteria: het hoofdverblijfcriterium en het
zorgcriterium. Zij krijgen 1559,58 per maand
- Van een gezamenlijk huishouden is geen sprake bij een samenlevingsverband
tussen ouder en kind. Een alleenstaande ouder krijgt 1091,70
- 2 kostendelers krijgen 779,79 bv eerstegraads bloedverwanten of 2e graads inclusies
sprake van een zorgbehoefte bij 1 v.d. 2.
- Bijstandsnorm 1 persoon= 70% nettominimumloon
- Bijstandsnorm gehuwden/samenwonenden= 100% nettominimumloon.
- Als een persoon onder één dak woont met een ander persoon en deze vormen géén
gezamenlijk huishouden, dan is de kostendelersnorm van toepassing. Deze geldt ook
voor eerstegraads bloedverwanten die samen een huis delen. Ze vormen geen
gezamenlijke huishouding, maar hebben wel schaalvoordelen en zijn daardoor
kostendelers.
- De formule van kostendelers= (40% + Aantal kostendelers X 30%): aantal
kostendelers X de rekennorm (18-21/ 21-aow/ AOW’ers)
Je kunt uitleggen hoe de overheid ouders ondersteunt in de kosten van opvoeding
en verzorging van kinderen.
- Kinderbijslag, de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) dit is een
inkomensonafhankelijke regeling, de hoogte van de ouders/verzorgers is dus niet
relevant. De financiering komt voort uit belasting.
- Het kindgebonden budget (KGB) heeft als doelstelling ouders met weinig inkomen
financieel te ondersteunen. Het KGB is gekoppeld aan de betaling van de
kinderbijslag. Deze wordt per maand uitbetaald door de belastingdienst.
- Verzekerd voor de AKW is iedereen woont dan wel werkt in Nederland en onder de
loonbelasting valt. Daarnaast moet diegene rechtmatig in Nederland verblijven. Liefst
dus wel in Nederland wonen.
- De belastingdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van de zorg- huur en
kinderopvangtoeslag + het kindgebonden budget.
Les 3
Je kunt uitleggen wie tot de kring van verzekerden behoort van de AOW-uitkering;
- Iedereen die in Nederland woont en de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
- Gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Gehuwden ontvangen ieder 50% van het
minimumloon, een ongehuwde ontvangt 70%
- AOW is niet inkomensafhankelijk, ook miljardairs hebben recht op AOW.
- Financiering komt uit de premie van loonheffing = een volksverzekering.
- Uitvoerder is SVB