Toetsdoelen Opvoedingsondersteuning en preventie
1. Gezinshulpverlening
Doelgroep van gezinshulpverlening
1a1. De student kan benoemen hoe de samenstelling van huishoudens in de loop van de jaren is
ontwikkeld
Vanuit de tabellen is te zien dat de één-ouder huishouden zijn toegenomen en dat er steeds minder grote gezinnen zijn.
Daarnaast zijn er steeds meer gezinnen die gescheiden zijn, of samengestelde gezinnen.
1a2. De student kan benoemen welke specifieke opvoedvragen bij ouders leven in verschillende
omstandigheden
- Opvoeding en communicatie: bijvoorbeeld hulpvragen over het hanteren van lastig gedrag,
opvoedingsvaardigheden of de interactie tussen ouders en jeugdigen.
- Samenwerking tussen de ouders: bijvoorbeeld hulpvragen over het hanteren van relatie- en
echtscheidingsproblematiek en het hanteren van individuele problematiek van ouders die van invloed is op de
samenwerking van de partner en relatie met hun kinderen.
- Gedragsproblemen bij de jeugdigen: bijvoorbeeld hulpvragen ten aanzien van het hanteren van probleemgedrag
en stoornis(sen) van de jeugdige en vragen ten ondersteuning van het verwerken van traumatische
gebeurtenissen.
- Omstandigheden in de omgeving van het gezin en in hun sociale netwerk die van invloed zijn op het dagelijks
leven van het gezin en het functioneren van de ouders en jeugdigen bijvoorbeeld familieproblemen.
1a3. De student kent de risico's van (v)echtscheiding op de ontwikkeling van kinderen
- Externaliserende problemen: er is weinig controle over de emoties en worden deze uitgeageerd. Jongeren met
externaliserende problemen hebben vaak conflicten met andere mensen of met de maatschappij.
- Internaliserende problemen: een overcontrole over de emoties. Ze worden naar binnen gericht en leiden tot
innerlijke onrust.
- Problemen op school en een lager eindniveau van de opleiding
- Problemen in vriendschapsrelaties
- Een zwakkere band met de ouders, vooral met de vaders
- Crimineel en riskant gedrag
- Een groter risico op depressie inclusief een groter beroep op hulpverlening
- Later een groter eigen scheidingsrisico
1a4. De student weet waar hij op moet letten bij het begeleiden van kinderen en hun ouders tijdens
en na de scheiding
Beschermende factoren:
- Als de ex-partners in redelijke harmonie met elkaar kunnen overleggen over de opvoeding zijn de ouders de
belangrijkste beschermende factor.
- Goede structurele omgangsregelingen, een helder ouderschap-plan bij co-ouderschap en het creëren van een
stabiele, voorspelbare opvoedingssituatie.
- Het sociale netwerk: netwerken van de ouders veranderen en ouders kunnen in isolement raken. Vaak spelen
contact met lotgenoten een belangrijke rol.
- Er zijn ouders die her alleenstaand ouderschap waarderen. Ze kunnen hun eigen regels en gewoontes hanteren
en hoeven dan geen rekening te houden met de andere partner.
1a5. De student kent de percentages van gezinssamenstelling na scheiding
10% van alle gezinnen zijn samengestelde gezinnen. Er groeien zo’n 14% van de kinderen op in eenoudergezinnen.
1
,1a6. De student weet wat samengestelde gezinnen zijn en wat hier complexer aan
Als je een relatie aangaat met iemand die kinderen meeneemt uit een vorige relatie, dan heb je een samengesteld gezin. Je
krijgt dan meestal de rol van stiefouder. Het is complexer aangezien je in deze relatie ook gelijk kinderen erbij krijgt. De
kinderen van de partner zullen deze nieuwe vader of moeder niet zomaar accepteren en kan ook zo zijn nodige gevolgen
met zich meebrengen.
1a7. De student weet hoeveel kinderen in Nederland in armoede opgroeien
1a8. De student kan benoemen wat de gevolgen van het opgroeien in armoede op de ontwikkeling
van kinderen kunnen zijn
Kinderen en jongeren in armoede zijn negatiever over hun leven dan kinderen en jongeren die niet in armoede leven.
Gevolgen op de ontwikkeling van kinderen die genoemd werden in het filmpje bij HC1:
Niet mee kunnen doen met andere kinderen (schoolreisje, geen feestje kunnen vieren dus ook niet worden
uitgenodigd) – buitengesloten voelen.
Onzekerheid;
Schaamte;
Voor later leer je vaak wel beter om zelfstandig te zijn en doelgericht te werken. Je hebt het altijd zelf moeten
regelen. Het kwam vroeger ook niet zomaar aanvliegen.
1a9. De student kent de beschermende- en risicofactoren van kindkenmerken op de ontwikkeling
kan kinderen.
Risicofactoren zijn gebeurtenissen/ omstandigheden die het gezinsleven nadelig beïnvloeden. Deze factoren
kunnen bijdragen aan het ontstaan en onderhouden van opvoed- en opgroeiproblemen. Ze verzwaren de
draaglast van een gezin. Risicofactoren hoeven niet per se te leiden tot ernstige gezinsproblemen.
Beschermende factoren versterken de draagkracht van een gezin en reduceren de kans op escalatie van
problemen.
Risicofactoren van kindkenmerken:
Gedragsproblemen;
Zowel nature als nurture draagt bij aan de ontwikkeling van een kind. En daarbij ook de ontwikkeling van
psychische en gedragsproblemen.
Beperkingen;
Gedragsproblemen hangen vaak samen met een beperking die is aangeboren of door omstandigheden die
gedurende de jeugd zijn ontstaan. Kinderen die verstandelijk beperkt zijn en kinderen met een
ontwikkelingsstoornis als een autismespectrumstoornis, een angststoornis of een aandachttekortstoornis
(ADD/ADHD), lopen een groter risico om vast te lopen en gedragsproblemen te ontwikkelen. Een laag
geboortegewicht, gezondheidsproblemen, een handicap en niet-aangeboren hersenletsel zijn risicofactoren voor
het ontstaan van gedrags- en opvoedproblemen.
Problematische gehechtheid;
Een gezonde, veilige gehechtheidsrelatie met ouders is een belangrijk fundament voor een gezonde ontwikkeling
van het kind. Een onveilige gehechtheidsrelatie heeft nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van een kind die tot
uiteenlopende gedrags- en emotionele problemen kunnen leiden.
Levensgebeurtenissen.
Kinderen en jongeren die ingrijpende gebeurtenissen meemaken of traumatische ervaringen opdoen, zijn meer
dan andere kinderen gevoelig voor het ontwikkelen van gedrags- en emotionele problemen.
2
, Kinderen met een beperking, een handicap of problemen in de relatie met hun ouders zijn extra kwetsbaar voor
de gevolgen van ingrijpende of traumatische levensgebeurtenissen. De ernst van de gevolgen van deze
gebeurtenissen hangt deels af van de ernst en de duur van de gebeurtenis.
Beschermende kindfactoren:
De belangrijkste beschermende kindfactoren die kunnen bijdragen aan het voorkomen of terugdringen van de gevolgen van
een beperking, problematische hechting of traumatische ervaring zijn: een goede intelligentie, zelfvertrouwen,
vaardigheden, motivatie en mogelijkheden om hulp te zoeken, goed aanpassingsvermogen, een positief zelfbeeld, goede
sociale vaardigheden, vermogen om makkelijk vrienden te maken en motivatie voor onderwijs.
1a10. De student kent de beschermende- en risicofactoren van ouderkenmerken op de
ontwikkeling van kinderen.
Risicofactoren van ouderkenmerken:
Ziekte of handicap;
Ongeveer 10 á 13% van alle kinderen heeft een ouder met een langdurige lichamelijke ziekte of een lichamelijke
handicap. De confrontatie met pijn en beperkingen van een ouder als gevolg van een ernstige ziekte en de zorgen
over de toekomst die dit met zich meebrengt, maakt allerlei gevoelens van verdriet, angst en boosheid los bij
kinderen en jongeren. Hoewel langdurige ziekte van een ouder een risicofactor is voor het ontstaan van gedrags-
en opvoedproblemen, vinden gezinnen een weg om met deze omstandigheden om te gaan.
Soms spelen in gezinnen minder ernstige gezondheidsperikelen een rol. Een ouder die snel vermoeid is of vaak
hoofdpijn heeft, ervaart opvoeden als een zwaardere opgave dan een ouder die over het algemeen fit en energiek
voelt.
Psychiatrische aandoening en verslavingsproblematiek;
Veel kinderen leven in een instabiele opvoedingssituatie en zijn minder gelukkig dan andere kinderen. Vaak schort
het in deze gezinnen aan voldoende aandacht voor kinderen en structuur en routine in de opvoeding. Kinderen
die opgroeien met een of twee ouders met psychiatrische of verslavingsproblematiek lopen een aanmerkelijk
grotere kans om ernstige opvoed- en opgroeiproblemen te ontwikkelen. Een overeenkomst met gezinnen waar
ouders ziek zijn is dat kinderen vaak te veel verantwoordelijkheden op zich nemen.
Veel kinderen van psychiatrisch zieke en verslaafde ouders ontwikkelen emotionele problemen als
teruggetrokkenheid, laag zelfbeeld, onzekerheid en problemen in het contact met leeftijdsgenoten.
Verslavingsproblematiek is de grootste risicofactor als het gaat om ouderkenmerken.
Kinderen van verslaafde ouders lopen een hogere kans op het ondergaan of meemaken van huiselijk geweld.
LVB (= licht verstandelijke beperking);
Dit rijkt verder dan een IQ test die de persoon ooit heeft afgelegd. Er wordt gesproken over een score van 50-85.
Deze lage score is in combinatie met beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Hierbij kan je denken aan problemen
met: zelfstandigheid, persoonlijke verzorging, sociale en relationele vaardigheden, zelfstandig beslissingen nemen
en inschatten van veiligheid en gevaar.
Kinderen die opgroeien bij een verstandelijk beperkte ouder/ouderpaar vertonen een grote variatie aan
problemen in hun ontwikkeling. Denk aan: depressie, externaliserende gedragsproblemen, delinquentie,
verwaarlozing, taal- of ontwikkelachterstanden en slechte schoolprestaties.
Een extra risicofactor is dat ouders met verstandelijke beperking een beperkt inzicht hebben in het herkennen van
ernstige problemen. Ze rapporteren in verhouding minder vaak aan instanties dat er iets misgaat in de opvoeding
(dit betekent niet dat het altijd bij al deze gezinnen mis gaat, bij veel gaat het gewoon prima omdat er dan ook
veel beschermende factoren zijn).
Intergenerationele overdracht.
Hier is sprake van als negatieve, traumatische ervaringen van ouders in hun eigen jeugd onbedoeld zijn weerslag
hebben op de opvoeding van hun kinderen. Ongeveer 30% van de ouders die zelf mishandeld zijn of getuige zijn
geweest van huiselijk geweld, stellen hun eigen kinderen ook bloot aan mishandeling en geweld in het gezin.
Beschermende ouderfactoren:
Bij LVB: ouders die in staat zijn hun eigen beperkingen te onderkennen en daarom hulp te accepteren, hebben een grotere
kans om zelf hun kind tot volwassenheid te kunnen brengen. Als zij daarnaast zelf een positieve, liefdevolle opvoeding
hebben genoten, geldt dat als een belangrijke beschermende factor. Hun eigen ouders zijn positieve opvoedersmodellen
geweest. Bovendien spelen grootouders in die gevallen een steunende rol.
Andere factoren zijn nog:
Steunend netwerk;
Aanwezigheid van partner die niet verstandelijk beperkt is;
Goede samenwerking met school.
Bij intergenerationele overdracht: naast reflectie, zijn empathisch vermogen, optimisme, goede sociale vaardigheden en het
vermogen in intieme relaties te variëren tussen afstand en nabijheid in het algemeen belangrijke beschermende
oudereigenschappen.
3
, Andere factoren:
De rol van de partner van een ouder die kampt met de gevolgen van een problematische jeugd;
Intelligentie, een hoge opleiding, stabiele persoonlijkheid, persoonlijk veerkracht en oplossend vermogen;
Steunend netwerk.
1a11. De student kent de beschermende- en risicofactoren van gezinskenmerken op de
ontwikkeling van kinderen.
Risicofactoren gezinskenmerken:
Eenoudergezinnen: zo’n 14% van de kinderen groeit hier in op. Ouders uit eenoudergezinnen ervaren de
opvoeding vaker als stressvol en zijn negatiever ver de opvoedingssituatie en de ontwikkeling van hun kinderen.
Peuters in eenoudergezinnen vertonen meet probleemgedrag zoals: angst, boosheid, ongehoorzaamheid en
problemen in de omgang met leeftijdsgenoten. Jongeren uit eenoudergezinnen vertonen in hun adolescentie
meer risicovol gedrag zoals: criminaliteit en drugsgebruik, experimenteren op jongere leeftijd met seksualiteit.
Bij alleenstaande tienermoeders kunnen het gebrek aan levenservaring, financiële problemen en spanningen in
de zoektocht naar evenwicht gevolgen hebben voor de ontwikkeling van een kind.
Scheiding: De meeste eenoudergezinnen ontstaan door scheiding. Jaarlijks ongeveer 60.000 minderjarige,
thuiswonende kinderen die hiermee te maken hebben. Kinderen ontwikkelen na een scheiding meer
internaliserende en externaliserende gedragsproblemen dan andere kinderen. Andere problemen zijn: slechte
schoolprestaties, een verstoorde relatie met een van de ouders, spanningen met broers en zussen en
loyaliteitsproblemen. Langetermijngevolgen: lager opleidingsniveau, langdurende klachten van depressie en angst
en een grote kans op problemen met partners/ zelf echtscheiding meemaken.
Migrantengezinnen: Culturele verschillen, stress die integratie en inburgering met zich meebrengen, discriminatie
en in het geval van asielzoekers de onzekerheid, stress en verveling door een asielprocedure. De grote diversiteit
van de doelgroep van migrantengezinnen maakt een algemene beschrijving van risico- en beschermende factoren
onmogelijk.
Ouders van niet-westerse afkomst met jongere kinderen doen relatief minder een beroep op jeugd- en
gezinshulpverlening. Opvallend: gemiddeld meer gedragsproblemen bij hun kinderen. Ouders beschouwen druk,
ongehoorzaamheid, agressief of angstig gedrag van hun kind minder snel problematisch.
Beschermende factoren:
Bij scheiding: In de verstandige omgang met elkaar kunnen ouders zelf de belangrijkste beschermende factor zijn. Andere
factoren zijn bijv. een goede, structurele omgangsregeling, een helder ouderschapsplan bij co-ouderschap en het creëren
van een stabiele, voorspelbare opvoedingssituatie. Het sociale netwerk speelt ook een belangrijke rol.
Er zijn ook ouders die welvaren bij alleenstaand ouderschap. Deze ouders geven aan dat het kunnen hanteren van eigen
regels en gewoonten een voordeel is.
Doordat de spanningen en conflicten tussen ouders uit het dagelijkse leven verdwijnen, kunnen de kinderen een positieve
ontwikkeling in het contact met beide ouders beleven.
Bij migrantengezinnen: in gezinnen met ouders die goed opgeleid zijn, een goede gezondheid hebben, in een naar hun
mening plezierige buurt wonen, een baan en een goed inkomen hebben, komen opgroei- en opvoedproblemen minder
vaak voor. Daar waar gezinnen steun ontlenen aan de gemeenschap waarin ze wonen en leven, geldt dit als belangrijke
beschermende factor.
1a12. De student kent de beschermende- en risicofactoren van omgevingskenmerken op de
ontwikkeling van kinderen.
Risicofactoren van omgevingskenmerken:
Omgevingsaspecten die van invloed zijn op opgroei- en opvoedproblemen zijn bijv.: lage sociaaleconomische status,
werkloosheid, armoede, huisvestingsproblemen, slecht onderwijs, wonen in een buurt met veel verval en criminaliteit,
blootstelling aan discriminatie en stigmatisering, en afwijkende subculturele normen en waarden. Deze omstandigheden
die samengaan met andere problemen en risicofactoren, vergroten de kans op het ontstaan of versterken van
gezinsproblemen.
Gemiddeld wonen gezinnen met complexe, opeenstapelende gezins- en opvoedproblemen vaker in een achterstandswijk.
Jeugdcriminaliteit is hier een groot probleem. In deze wijken en straten is vaak sprake van een jeugdcultuur die te
bestempelen is als straatcultuur (=antimaatschappelijke jongerencultuur met eigen normen, waarden, gewoonten en taal).
Jongeren die opgroeien in een wijk met straatcultuur hebben een verhoogde kans op schooluitval en delinquentie.
Beschermende factoren:
Initiatieven van buurtbewoners die toezicht houden in wijken of activiteiten organiseren;
Hierdoor: cohesie en sociale betrokkenheid in de wijk versterken;
Institutionele beschermende factoren (vanuit de overheid) en jongerenwerk;
Leerkrachten die het ontstaan van opgroei- en opvoedproblemen signaleren en bespreken met ouders (bijv.:
Stichting Veiligheid & School).
4