Psychopathologie – ADHD
Kenmerken van ADHD
Er zijn twee clusters van symptomen in DSM-5:
1) Inattentie: onoplettendheid.
2) Hyperactiviteit/impulsiviteit: 9 vragen in totaal, 6 over
hyperactiviteit (vind je kind het moeilijk om stil te blijven zitten) en 3
over impulsiviteit (vind je kind het moeilijk om op zijn beurt te
wachten)
- De kenmerken moeten pervasief zijn, dit betekent dat ze
moeten voorkomen in meer dan één setting.
- Er moet lijden last zijn, ADHD zijn gedragingen die we
herkennen maar je spreekt pas van een stoornis als kinderen
er echt last van hebben.
- Sommige symptomen/kenmerken moeten aanwezig zijn voor
het 12e levensjaar. Het wordt een neuro-
ontwikkelingsstoornis genoemd, dus dat betekent dat er in
de kindertijd veel moet gebeuren.
De twee clusters lijden tot drie mogelijke presentaties:
1) Inattentief (30%): zijn niet hyperactief of impulsief, wordt in
de volksmond ADD genoemd.
2) Hyperactief/impulsief (5%)
3) Gecombineerd (65%): hebben zowel problemen met
onoplettendheid als hyperactiviteit. DSM-5 spreekt van een
gecombineerd beeld als in de afgelopen zes maanden aan de
criteria van beide clusters voldaan is.
- Er is een grote fenotypische heterogeniteit binnen ADHD! Er zijn
twee keer 9 kenmerken, maar je hoeft maar 6 van de 9 te
hebben om aan de kenmerken te voldoen. Het ene kind met
ADHD kan van veel dingen last hebben waar het andere kind
met ADHD geen last van heeft.
Prevalentie
- Kinderen (ongeveer 3-7%): de vuistregel is, in elke klas 1
, - Volwassenen (ongeveer 2.5%).
De mythe dat ADHD alleen van deze tijd is, en dat ADHD vroeger niet
bestond, wordt niet ondersteund door onderzoek. Als je kijkt naar
prevalentiestudies vanaf de jaren 80 tot aan nu, dan blijft de
prevalentie ongeveer gelijk. Het kan wel zo zijn dat de
diagnostiek beter is geworden, en er meer aandacht voor ADHD
is, waardoor het lijkt alsof de prevalentie toeneemt. Wat wel is
toegenomen is medicatie gebruik onder kinderen, dit is nu weer
ene beetje aan het afzwakken.
Geschiedenis van ADHD
Sinds eind 18e eeuw wordt ADHD al beschreven in een beroemd boek,
waar een jongen alles omgooit, druk is en overal doorheen praat. In 1980
wordt het in DSM-3 voor het eerst iets beter beschreven, en daarvoor was
er nog niet veel onderzoek. Wat we verder zien is dat we niet echt
verder zijn gekomen met de behandelmethode, in de jaren 60
waren de behandelingen hetzelfde als nu, namelijk ouders
ondersteunen met opvoeding en medicatie. Dat wil zeggen dat de
kernbehandeling niet veel is veranderd, ondanks al dat
biologische onderzoek.
Comorbiditeit
Bij de meeste kinderen komt ADHD niet alleen, op het moment dat
er sprake is van ADHD, dan is er vaak ook iets anders aan de
hand.
- 31% van de kinderen heeft alleen de criteria ADHD
- 21% van de kinderen heeft ODD; waarvoor kenmerkend is
dat kinderen ongewoon negatief, afwijzend, ongehoorzaam
en vijandig gedrag vertonen, vaak tegen hun ouders en
leerkrachten.
- Internaliserende problemen, zoals angst en depressie 10%;
de combinatie van internaliserende stoornissen en ADHD
, komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens, en vaker bij het
overwegend onoplettende beeld.
- ADHD en ticsstoornissen worden vaak verward met elkaar;
Hoe ernstiger de ticsstoornis, hoe groter de kans op
comorbide ADHD.
Door dat het zo vaak met elkaar overlap is differentiatie tussen ADHD en
andere stoornissen een uitdaging, want veel verschillende stoornissen
kunnen leiden tot inattentie en/of hyperactiviteit/impulsiviteit. Het is
daarom goed om een waaier van problemen in gedachte te houden. DSM-
5 zegt dat je alleen een bepaalde stoornis kan classificeren op het
moment dat die kenmerken van die stoornis niet beter verklaard
kunnen worden door een andere stoornis. In de praktijk is het
lastig om ADHD te onderscheiden van de volgende stoornissen:
- ASS (vooral van de lichte vormen daarvan), omdat in beide
gevallen het kind problemen kan hebben met executieve
functies.
- Gedragsstoornissen (vooral de oppositionele opstandige
stoornis), omdat voor beide stoornissen problemen in de
executieve functies kenmerkend zijn.
- Bipolaire-stemmingsstoornis (bij kinderen), omdat voor beide
het drukke en lastige gedrag kenmerkend is. Vooral
uitgelatenheid (manie) kan bij kinderen lijken op ADHD en er
ook samen mee voorkomen.
- Somatische oorzaken moeten worden uitgesloten
(hyperactiviteit kan ook veroorzaakt worden door
hersenbeschadiging).
Oorzaken
ADHD is een multifactorieel model, er is niet één ding wat ervoor
kan zorgen dat je ADHD krijgt. Er zijn heel veel dingen die ermee
samenhangen.
- Genetische factoren (erfelijkheid – 80%): de genetische
component is sterk. Ouders die zeggen vaak dat ze zichzelf
, herkennen in hun kind, en ouders zitten hierdoor ook vaak in
een traject omdat ze de problemen van hun kind spiegelen.
Terwijl de kinderen juist structuur nodig hebben, het is dus
een uitdaging voor die ouders en ze worstelen er zelf ook
mee. Het is daarom belangrijk om altijd te vragen of ouders iets
herkennen van hun kind in zichzelf.
- Prenatale factoren: zoals stress tijdens zwangerschap,
blootstelling aan lood, of intoxicatie tijdens zwangerschap,
zoals alcohol gebruik. Er zijn ook aanwijzingen dat naast een
laag geboortegewicht ook een te hoog geboortegewicht een
risicofactor is.
- Interacties met de omgeving: diathese-stressmodel.
Voorbeeld: gen-omgevingsinteractie ADHD
In de jaren 80e is er een hele grote groep ernstig verwaarloosde kinderen
in Roemeense weeshuizen geadopteerd naar Engeland, deze zijn allemaal
in prettige adoptiegezinnen terecht komen. Deze kinderen zijn over de
jaren heen gevolgd voor 3x, in de leeftijd van 6, 11 en 15 jaar.
Hier zie je het omgevingseffect, want hoe langer ze in het weeshuis
hebben gezeten, hoe groter de ADHD-kenmerken zijn. Dit zie je op
hun 6e levensjaar, maar later op hun 15 e levensjaar zie je nog steeds
hetzelfde omgevingseffecten. Vervolgens is er gekeken naar
bepaalde genotypen, dit zijn dopamine transpoters die vaak terug
te zien is bij kinderen met ADHD. Wat ze gevonden hebben is dat
kinderen die dit risicovolle genotypen hadden en langer in het
weeshuis hebben gezeten, bovengemiddeld scoorde op ADHD
kenmerken. Terwijl als je alleen in het weeshuis hebt gezeten,
zonder risicovolle genotypen, dan vallen de ADHD kenmerken
mee. Net zoals als je niet in het weeshuis hebt gezeten en wel een
risicovol genotype hebt.
Samenvatting – wat je echt moet weten over ADHD