Begrippenlijst SWK1B
Hoofdstuk 1
Psychologie: Wetenschap van gedrag en mentale processen.
is de wetenschap die individuen met al hun gedragingen en ervaringen bestudeert.
- Psychologie is een wetenschap van gedrag en geestelijke processen
- Is een breed veld met vele specialismen
Experimenteel psycholoog: Psycholoog die onderzoek doet naar elementaire
psychologische processen zoals: waarnemen, leren, taal, denken, geheugen, aandacht
(concentratie), motivatie en gevoel.
- Doet onderzoek
- Werken bij Universiteiten.
Toegepast psycholoog: Psycholoog gebruikt de kennis van een experimenteel psycholoog
en behandeld mensen.
- Behandeld mensen
Biologisch perspectief: Het psychologische perspectief dat de oorzaken van gedrag zoekt
in het functioneren van de genen, hersenen, zenuwstelsel en hormoonstelsel.
- Wat gebeurt er in het lichaam? Wat heb je ge erft? We kijken naar je hormonen,
zenuwstelsel, bloedwaarde, werking van je brein, dingen die van buitenaf in je
lichaam zijn gekomen zoals; voeding, drugs, slangenbeet.
- Bijvoorbeeld: Als iemand zich anders gedraagt doordat de hormoonspiegel is
aangetast tijdens een ongeluk.
Cognitief perspectief: Wat er in je hoofd afspeelt. De manier waarop je informatie verwerkt.
Denk daarbij aan: leren, geheugen, interpretatie, perceptie.
- Een van de belangrijkste psychologische perspectieven
- Bijvoorbeeld:
Behavioristische perspectief: Een psychologische invalshoek die de bron van onze
handelingen zoekt in stimuli vanuit de omgeving, in plaats van innerlijke mentale processen.
- Vanuit de fysieke omgeving. Wat gebeurt er in de omgeving? muren, tafels, lucht.
- Bijvoorbeeld: Als iemand zich anders gedraagt doordat er nog herinneringen van een
ongeluk aanwezig waren in de fysieke omgeving zoals: kapotte kleding, laptop en tas.
Whole person: Een aantal psychologische perspectieven die draaien om een globaal inzicht
in de persoonlijkheid.
- Motivatie, wat willen mensen zelf? Verdere onderverdeling Persoonlijkheid,
humanisme, Psychodinamica. Persoonlijkheid = iemand doet iets omdat hij zo is.
Humanisme = de mens heeft van nature een verlangen om te leren. Een baby doet er
alles aan om alles te kunnen leren. Aangeboren motivaties. Psychodinamca =
onbewuste motivaties/verlangens.
- Bijvoorbeeld: Als iemand zich anders gedraagt omdat de motivatie verloren is om het
oude leven voor het ongeluk weer op te pakken.
, - Bijvoorbeeld: Lisa studeert pedagoog maar haar zus is make-up artist. Haar zusje
gaat later minder verdienen als zij. Toch gaat haar zusje gewoon haar eigen weg en
blijft zij make-up artist.
Ontwikkeling perspectief: Onderscheid zich door de nadruk op erfelijkheid en omgeving,
en op voorspelbare veranderingen die zich voordoen tijdens de levensloop.
- Vanuit opvoeding en ontwikkelingsfase en de directe omgeving.
- Bijvoorbeeld: Als iemand zich anders gedraagt omdat er thuis niet gesproken mag
worden over vervelende gebeurtenissen. Dit heeft dan te maken met de opvoeding.
- Bijvoorbeeld: Lisa heeft de studie pedagogiek gekozen omdat haar ouders ook
pedagogen zijn en zij dit dus heeft meegekregen vanuit huis.
Sociocultureel perspectief: Legt de nadruk op het belang van de sociale interactie, sociaal
leren en een cultureel perspectief.
- Op basis van cultuur. Wat gebeurt er in de cultuur van iemand. Culturele processen
en invloeden. (Sport, geloof, klas.) normen en waarden. Brede omgeving stad/land
waar je woont.
Humanistische perspectief: Een klinische benadering die de nadruk legt op de
mogelijkheden, groei, potentie en vrije wil van de mens.
Psychologie van karaktertrekken en temperament: Een psychologisch perspectief dat
gedrag en persoonlijkheid ziet als de producten van fundamentele psychologische
kenmerken.
Hoofdstuk 2
Biopsychologie: Specialisme in de psychologie dat de interactie tussen biologie, gedrag en
de omgeving bestudeert.
- In Vlaanderen ook wel bekend als gedragsbiologie
Evolutie: Het geleidelijke proces van biologische verandering van een soort, die zich succes
vol aanpast aan zijn omgeving.
- Het proces van een verandering in alle vormen van leven van generatie op generatie
wordt aangegeven.
Natuurlijke selectie: Drijvende kracht achter de evolutie, waardoor de omgeving het best
aangepaste organismen selecteert.
- Organismen die het best in de leefomgeving passen overleven het langst.
DNA: Lang, complete molecuul dat informatie bevat over alle genetische eigenschappen.
- Volledige naam DNA: DesoxyriboNucleinezuur
Genen: Stukjes van een chromosoom waarin de codes voor de erfelijke lichamelijke en
psychische eigenschappen van een organisme zijn opgeslagen.
- Ze vormen de functionele elementen van een chromosoom.
- Een gen is een stukje DNA.
Genotype: Kenmerken van een organisme, die genetisch zijn vastgesteld.
, - Innerlijk
- Bijvoorbeeld: Bruine of blauwe ogen.
Fenotype: Waarneembare fysieke kenmerken van een organisme.
- Uiterlijk
- Bijvoorbeeld: Roze geverfd haar.
Plasticiteit: Vermogen van het zenuwstelsel om zich aan te passen of te veranderen.
- Het vermogen om je aan te passen en te blijven leren.
Zenuwstelsel: Het gehele netwerk van neuronen in het lichaam, inclusief het centrale
zenuwstelsel, het perifere zenuwstelsel en hun onderafdelingen.
Centrale zenuwstelsel (CZS): De hersenen en het ruggenmerg.
Perifere zenuwstelsel (PZS): Alle delen van het zenuwstelsel die zich buiten het centrale
zenuwstelsel bevinden.
- Bestaat uit het autonome en het somatische zenuwstelsel.
Endocriene stelsel: Het hormonale systeem, de chemische boodschappendienst van het
lichaam, inclusief de volgende hormoonklieren: hypofyse, bijnieren, geslachtsklieren,
schildklier, bijschildklier, alvleesklier, ovaria en testikels.
Hormoon: Chemische boodschapper van het endocriene stelsel. Hormonen brengen
signalen over die niet alleen van invloed zijn op lichaamsfuncties maar ook op gedragingen
en emoties.
3 lagen hersenen:
Hersenstam (het reptielenbrein): Meest primitieve van de drie hersenlagen.
De hersenstam is verantwoordelijk voor onze basisfuncties zoals: lichaamstemperatuur,
hartslag, ademhaling, bloeddruk, spijsvertering, oogbewegingen, plassen, horen, proeven,
kauwen, slikken en het voelen van beweging en zwaartekracht.
- De hersenstam is een onderdeel van de hersenen en zit onderaan de schedel is het
verlengde van de ruggenmerg.