HOORCOLLEGE WEEK 1
We hebben het over publieke en private organisaties. Maar ook generieke organisaties die
zijn zowel toepasbaar op publieke en private. Wat zijn organisaties?
Benign versie: voor wie is het profijt? En wie heeft er belangen? Kritische versie is hier
kritisch op.
Organisatie is een continuïteit en overleeft dus de leden.
Handel organisaties als:
- Verkokerde systemen (bv. ministeries)
- Hiërarchieën
- Ijzeren kooien (belemmeren creativiteit werknemer en laat ze in hokjes denken)
Definitie volgens Handel (2003):
1) Bewust opgerichte groep met een bepaald doel of doelen
2) ‘Overleeft’ in de regel de individuele leden van de organisatie, organisatie stopt
niet met bestaan na opstappen van bestuursleden, maar moet zo geregeld zijn dat de
organisatie voor bestaat na opstappen.
3) In meer of mindere mate geformaliseerd in regels en hiërarchie
Wat voor soort vragen kun je stellen?
• Verklarend: Hoe kan de organisatiestructuur verklaard worden aan de hand van a) de aard
van de werkzaamheden of b) de kenmerken van de omgeving?
• Prescriptief: Hoe kan een organisatie zo effectief mogelijk worden ingericht?
Rol van theorie?
Lens door middel waarvan je kunt voor- of beschrijven of verklaren.
Als je met verschillende theorieën kijkt weet je vaak meer, omdat je verschillende lenzen
gebruikt.
Hetzelfde verschijnsel vanuit verschillende perspectieven verklaard, bijvoorbeeld de opkomst
van de bureaucratie. Volgens Weber was dit omdat de bureaucratie de meest rationele vorm
van organisatie-inrichting was. Volgens DiMaggio en Powell het gevolg van interne
‘modegevoeligheid’ van ambtenaren.
Weber - bureaucratie
Weber was socioloog en keek naar samenleving als geheel en de relatie met de overheid.
Woonde in Pruisen en dat was toen een vooruitstrevende staat.
,Bureaucratie als organisatievorm:
- Centralisering, in hoeverre is de organisatie in niveaus verdeeld en dat je altijd met
het niveau boven jou communiceert en formalisering: mate waarin de organisatie
georganiseerd wordt door geschreven regels en procedures.
- Sine ira et studio: zonder haat of vooringenomenheid. Maakt de bureaucratie dus heel
voorspelbaar.
- Onzekerheidsreductie, betrouwbare en voorspelbare overheid.
- Ideaaltype, beschrijving van de meest pure vorm van een bepaald theoretisch concept.
Kom je in de praktijk niet zo tegen.
- Autoriteit berust op rationeel-legaal gezag* vloeit voort uit wetten en zijn rationeel
gemaakt.
*Vormen van gezag voor bureaucratie:
- Traditioneel, koningen, burgemeesters etc. Gebaseerd op hoe wij het altijd al doen.
- Charismatisch, met bepaalde persoonlijke kwaliteiten in staat om burgers hem te
laten volgen. Gingen snel op en snel weg. Konden niet continuiteit als traditionele
leider bieden.
Gezag: spiegel van de gehoorzaamheid. Als ik iemand gehoorzaam heeft hij gezag.
Rationeel-legale autoriteit kenmerken.
- De wijze waarop het werk moet worden uitgevoerd is vastgelegd in vaste, min of
meer uitputtende regels. Vorm van formalisatie. Op basis daarvan vormt de ambtenaar
zn autoriteit.(1)
- Binnen hun werkverband zijn ambtenaren alleen onderworpen aan het gezag van de
organisatie leiding. Geen loyaliteit meer aan geloof, familie etc.(2)
- Ambtenaren werken in een hiërarchische organisatiestructuur. (3)
- Ambtenaren worden geworven op basis van hun competenties en er is sprake van
vrije selectie. Geen vriendjespolitiek. (6)
- De uitvoering van het werk berust op schriftelijke stukken. Alles is na te zoeken.
Waarborg tegen willekeur en is toetsbaar later, maar wel langzaam. (7)
Bureaucratie en democratie
- Enerzijds past de bureaucratie bij de democratie (gelijkheid voor de wet en gelijke
behandeling, toepassing regels, recrutering ambtenaren op basis van deskundigheid)
- Anderzijds kan de bureaucratie op gespannen voet staan met de democratie (usurpatie
door niet gekozen maar benoemde, deskundige ambtenaren, vierde
, macht-problematiek, ambtenaren krijgen te veel macht. Zij hebben namelijk veel
kennis en soms wel meer dan wetgever.)
Lipsky – street-level bureaucratie (nuancering op bureaucratie) 1980
Focust op de bureaucraat als individu en niet als systeem. Beleid is wat de mensen doen in de
organisatie, niet wat op papier staat.
Kritiek op het rationele perspectief van Weber
Beleid is wat ambtenaren doen, niet hoe het op papier staat
Centraal staat de street-level bureaucrat:
- staat in direct contact met burgers, sluit alle managers en beleidsmakers uit. Leraren,
politie etc. blijven over.
- heeft aanzienlijke mate van discretie, beleidsvrijheid. Ambtenaar kan goed of fout
rekenen wat hij wil.
Werkcondities street-level bureaucrats
Goedwillende mensen die in moeilijke omstandigheden werk uitvoeren. Hebben te maken
met:
- Onwillige (niet willen, veel clienten laten niet achterste van hun tong zien) en
onvrijwillige (geen keuze hebt tussen verschillende organisaties om dienst af te
nemen) cliënten
- Vage, ambigue en conflicterende doelen. Doelen van hun werk zijn vaak vaag. Bieden
een soort beleidsvrijheid (is niet alleen maar negatief).
- Tekorten aan hulpbronnen, vaak meer vraag dan aanbod.
‘Coping’ mechanismen, hoe gaan de street-level bureaucrats met de moeilijke
omstandigheden om:
1) Hulpbronnen rantsoeneren (iedereen een beetje proberen te geven of iig de belangrijkste
gevallen) op basis van:
- Creaming, afromen van cliënten. Makkelijke gevallen eerst kiezen om werklast onder
controle te houden.
- Vooroordelen
- Morele oordelen, kijken wie het meer “verdiend”.
2) Cliënten controleren
- Ongelijke machtsrelatie versterken, bv hoger laten zitten.
- Cliënten isoleren, niet meer in een rij laten staan, maar apart afspraak maken. Zo
kunnen ze niet samen erover praten…
, - Rechten als gunsten presenteren, je versterkt hierbij ongelijke machtspositie.
Scientific Management begin 20e eeuw
Frederick winslow Taylor. Organisatie wordt niet efficiënt geleid, arbeiders gaan zich ook zo
gedragen.
- Rationalisering. Overeenkomst Weber, beide willen organisatie zo inrichten om zo
effectief doelen te bereiken. Weber had het vooral over traditionele manier van
werken.
De arbeider volgens Taylor:
- Is liever lui dan moe en uitsluitend te motiveren door beloningen en straffen
(extrinsieke motivatie, belonen en straffen) wil zo min mogelijk werk verzetten.
Natural soldiering
- Werkt samen met zijn collega’s om zo min mogelijk werk te verrichten (systematic
soldiering), samen afspreken wat is het maximale werk wat we verrichten)
-Weet veel meer over het productieproces dan zijn baas (principaal-agent probleem)
Dit wilde Taylor oplossen door wetenschappelijke kijk: scientific management.
Principes van het Taylorisme
- Wetenschappelijke analyse arbeidstaken (time- and motion-studies) > kennis krijgen
en aanbevelingen om verbetering te krijgen.
- Wetenschappelijke selectie en training arbeiders. Er werden experimenten gedaan.
Voorheen arbeid op basis van willekeur
- Samenwerking management – arbeiders (scheiding denken en doen). 50% manager
(denkwerk) 50% arbeider (uitvoerwerk)
- Bijna gelijke verdeling verantwoordelijkheden management - arbeiders
Betekenis Taylorisme
- Start rationalisatie-beweging: continue streven management doelmatigheid en
doeltreffendheid te maximaliseren
- Start organisatieadviesbureaus
- Veel bekritiseerd (o.a. HRM-benaderingen), maar nog steeds invloedrijk
(efficiëntiedenken, ergonomie: studie hoe kan iemand zo efficient zijn werk doen
zonder dat zijn lichaam wordt geschaad)
Braverman
Kritiek op taylorisme
Vervreemding van het werk > Vervreemding tussen taak en gehele werk.