Media-effecten
Samenvatting – Carlijn Blankvoort
,Week 1 – intro
Animisme: levenloze “dingen” die karaktereigenschappen krijgen van levende “dingen”.
Denk aan Olaf de sneeuwpop van Frozen, het tapijt van Aladin, theepot en kopje etc.
Media-effecten
Effecten van de media op menselijk gedrag.
Voorbeeld: als jij door de C virus een hekel hebt gekregen aan Rutte, is er een grote kans dat
je politiek/Rutte gaat mijden.
- Corona virus
• Thuiswerken; eenzaamheid, stijf lichaam/hoofdpijn
• Alcoholisme
• Complottheorie
• Depressie
Some kind of media have some kind of effects under some kind of circumstances on some
kind of people.
Variabelen mediaeffect:
- Leeftijd
- Opleidingsniveau/intelligentie
- Geslacht
- Interesse
- Inkomen
- Aandacht
- Mentale staat
- Cultuur
- Opvoeding
- Persoonlijkheid
- Toegang tot media/mediawijsheid
Onderzoeken
Weten wat werkt (en wat niet) en bij wie en onder welke omstandigheden.
Foto’s online (mooie mannen/vrouwen)
Mensen media wijzer maken, werkt tegen het negatieve zelfbeeld.
Vrouwen hechten hun lichaamsbeeld met hun zelfbeeld.
- Door mensen films laten zien dat alles te photoshoppen is, hierdoor is het negatieve
zelfbeeld minder
- Door mensen zichzelf laten photoshoppen werden ze juist meer onzeker, dan ben je
on tevreden over je uiterlijk
,De media-effecten tussen mannen en vrouwen verschillen:
- Lichaam veranderen
• Vrouwen: diëten
• Mannen: sporten
- Gamen/sporten
• Vrouwen: rustigere reacties
• Mannen: eerder agressief
De media-effecten tussen leeftijd:
- Beinvloedbaarheid
• Jongeren/kinderen: supermarkt erg gevoelig voor de marketing
• Ouderen: minder gevoelig hiervoor
De media-effecten tussen opleidingsniveau:
- Fake-news
• Hoger opgeleid: hebben eerder door wat fake-news is
• Lager opgeleid: gevoeliger voor fake-news (facebook moekes)
Hoe media wijzer je bent, hoe minder vatbaar je bent voor (negatieve) effecten van de
media.
Persoonlijkheid
Persoonlijkheid testen
https://www.123test.nl/persoonlijkheidstest/
1. Openheid voor ervaringen: sta je open voor nieuwe dingen, of ga je voor een
“veilige/oude” locatie
2. Extraversie: Ben jij heel openhartelijk? Snel praten, veel sociale contacten,
oppervlakkige vrienden, veel prikkels willen. (Introverten zijn heel gevoelig voor
smaken)
3. Neuroticisme: hoe je reageert op negatieve prikkels. Neurotisch = stresskip >
vrouwen scoren hier hoger op
4. Conscientieusheid: gewetensvolheid > hoe goed heb je alles voor elkaar? (Haal je de
trein? Heb je goed geleerd?)
Neuroticisme en Conscientieusheid werken goed samen (dit heb ik!!)
5. Aangenaamheid: hoe leuk vinden mensen jou? Ben je inschikkelijk (ja knikken/doe
maar wat jij wil) > vrouwen + laag betaalden scoren hier hoger op
, Week 2 – Kinderen en media
Piaget
Franse onderzoeker
Omschreef de ontwikkeling van kinderen in stadia/fases
(Qua leeftijd zit er geen harde grens aan de fases, het ene kind is hier sneller in dan de
ander)
4 basis stadias/fases van Piaget
1. Sensomotorische fase
0-2 jaar
- Ontwikkeling motoriek: omrollen, kruipen, dingen pakken/vasthouden
- Ontwikkeling zintuigen: smaak voeding, ruiken, stemmen herkennen, aanraking
- Ontwikkeling geheugen: herkenning ouders (eerst stem), wordt opgeslagen
- Nog geen objectpermanentie > een object of persoon in geheugen opgeslagen.
Begrijpen dat iets er nog is ook al ziet hij het niet (kiekeboe > psychologie)
Bijv. honden hebben WEL
2. Pre-operationele fase objectpermanentie. (denk aan het
filmpje met baasje verdwijnt achter
2-7 jaar gordijn, weten dus dat het baasje
- Ontwikkeling taal: eerst klanken, dan woordjes, zinnen dan uitspraken er nog wel moet zijn)
- Verdere ontwikkeling (fijne) motoriek: kleuren, schrijven, kleinere dingen pakken
- Ontwikkeling “ik” ego: begrijpen dat zij een losse identiteit zijn, eigen mening met
eigen wil > zichzelf los zien van iemand anders. “Waar is de neus van de pop? (wijst
aan) Waar is jou neus? (wijst eigen neus aan).”
- (Lijden aan) animise: kinderen denken dat levenloze objecten een geest/ziel hebben.
“Waarom waait de wind zo hard, dit wil ik niet, zeg dat hij daarmee ophoudt.”
- Denken kenmerkt zich door egocentrisme (wat zij willen/lekker vinden) en centratie
(zien maar een aspect van een geheel, niet zo goed een groot geheel)
Egocentrisme: kinderen rederneren heel erg uit zichzelf: ik hou van chocola, jij van
chips, wat zullen we jou geven voor je verjaardag? Chocola, want dat vind ik lekker.
(Begrijpt niet dat het anders kan zijn dan zijn eigen voorkeuren)
Centratie: Ze kunnen zich maar op 1 aspect van iets focussen. Als ze ergens iets heel
mooi van vinden, vinden ze het helemaal mooi. Glimmende drol, vinden ze mooi
door de glitters. Of “het mooiste visje van de zee”, die er mooi/glitterig uit zag.
- Ontwikkeling begrip “conservatie”
3. Concreet operationele fase
7-12 jaar
- Ontwikkeling van reversibiliteit, dat je een proces in gedachten kunt opdraaien: als
het zo kan, zou het dus ook zo kunnen.
- Ontwikkeling van decentratie, het feit dat je je op meerdere aspecten tegelijk kunt
richten/focussen (niet alleen maar de glitters van die drol zien, maar ook de rest) >
kunnen hierdoor ook mensen beter herkennen; niet meer alleen de lange witte
haren zien, maar ook het gezicht etc.
- Ontwikkeling van de logica, de relatie begrijpen tussen tijd, afstand en snelheid: als
dat zo is, moet dat ook zo zij. (Dat je niet binnen 2 sec. in Italië kan zijn)