Samenvatting Circulatie en Respiratie 1
Deel 1 Bloedvaten
Bouw hart, vaten en longen
De verdeling van het bloed in het bloedvatenstelsel: De helft bevindt zich in het
veneuze systeem, een derde in het arteriële systeem, 12% in hart en longen en
5% in de capillairen.
Algemene bouw bloedvatenstelsel: Is altijd bekleed aan de binnenkant met
endotheel (plat eenlagig). In de wand van capillairen en venulen wordt de wand
alleen door endotheelcellen gevormd. Normaal kunnen we in de vaatwand de
volgende lagen onderscheiden:
- Tunica intima: Ligt gelijk om lumen heen. Aaneengesloten endotheel en
een lamina basalis. De intima wordt bij arteriën en arteriolen afgesloten door een
donkere lijn lamina elastica interna (elastine).In het cytoplasma zijn naast de
normale celorganellen trombocyten aanwezig, die te beschouwen zijn als een
beschermings- en afdekkingsmechanisme (De glycocalyx van endotheelcellen is
negatief geladen zodat bloedcellen en thrombocyten (ook negatief geladen)
afgestote worden)
- Tunica media: Circulair gerangschikt te gladde spiercellen, met daartussen
extracellulaire matrix die rijk is aan proteoglycanen en elastische encollagene
vezels. Bij sommige groten vaten zit er nog een elastica externa omheen.
- Tunica adventitia: Bindweefsel, soms met enige gladde spiervezels, dat
overgaat in het omgevende bindweefsel. Bij grotere vaten zorgen de vasa
vasorum uit dit omliggende bindweefsel de voorziening van de perifere
vaatwand. In de grotere vaten bevinden zich hier ook de vasa lymphatica
vasorum. Ongemyeliniseerde vasomotorische zenuwen vormen een netwerk in
de adventitia en kunnen eindigen bij gladde spiercellen aan de buitenzijde van de
media.
Voor het transport van het bloed vanaf het hart zorgen elastische arteriën
(transportarteriën), terwijl de musculeuze arteriën, door hun contractiele
eigenschap, zorgen voor een aanpasbare distributie van het bloed over
verschillende regio’s of organen. Deze arteriën gaan over in arteriolen,
capillairen, postcapillaire venulen, venulen en venen.
Endotheel: Endotheelcellen zijn zeer plat, de kern puilt enigszins in het lumen uit.
In het
cytoplasma komen: ER voor en intermediare filamenten (desmine en vimentine),
Golgi en weinig mitochondriën. Endotheelcellen kunnen contraheren en spelen
dus een rol spelen in het opbouwen van de bloeddruk.
Grotere moleculen kunnen de endotheelcellen langs twee wegen passeren:
- Pericullaire passage: Via intracellulaire spleten.
- Diacytose of transcytose: Met behulp van pinocytose en endosomen
Endotheelcellen hebben een aantal belangrijke metabole functies (er zijn
verschillende functies voor verschillende typen endotheel):
• Activeren van angiotensine I tot angiotensine II.
• Inactiveren van bradykinine, serotine, prostaglandinen, norepinefrine en
trombine.
,• Metaboliseren van lipoproteïnen tot triglyceriden en cholesterol (dmv
lipasen aanhet celoppervlak).
• Produceren van vasoactieve stoffen dat o.a. gladde spiercellen doet
contraheren
• Produceren van stollingsfactoren.
• Produceren van bloedgroepantigenen.
Endotheelcellen kennen onderling weinig of geen adherenscontacten. Zij dragen
adhesiemoleculen aan hun oppervlak, die het aanhechten van witte bloedcellen
bewerkstelligen. Bij ontsteking kan de expressie van deze moleculen toenemen.
Occludensverbindingen limiteren de lekkage van moleculen tussen de
endotheelcellen door. Verder komen nexusverbindingen voor.
Arteriën: Arteriën worden naar toenemende grootte ingedeeld in:
1.) Arteriolen of kleine arteriën.
2.) Musculeuze arteriën.
3.) Elastische arteriën.
Elastische arteriën (Aorta) hebben windketelfunctie: Ze kunnen de pulsaties van
het bloed
opvangen doordat ze in eerste instantie uitzetten, dan slaan ze de energie van de
pulsaties
op in hun elastische wand, waarna ze weer naar hun oude positie terugkeren en
het bloed
door duwen naar de capillairen.
Venen: Je hebt venulen en de grotere venen, die hebben een wand die dunner is
dan die van arteriën. Postcapillaire venulen spelen een rol bij de uitwisseling van
gassen,
metabolieten en vloeistof. Ook spelen venulen mee bij het ontstaan van oedeem
en
bij ontstekingsprocessen. Buiten de basale membraan van het endotheel komen
pericyten voor, terwijl gladde spiercellen ontbreken. Gladde spiercellen worden
dan wel weer gevonden bij verzamelvenulen. Bij musculeuze venulen vormen de
piervezels weer een aaneengesloten laag. Pas bij venen vanaf een doorsnede van
300 μm vormt zich een echte media die meer dan 1 spierlaag dik is.
Bij venen heeft de intima een dunne subendotheliale laag. De adventitia bevat
collagene vezels en vormt een belangrijk deel van de wand, deze is groter dan bij
arteriën. Grote venen hebben een duidelijk ontwikkelde intima. De media is
relatief dunner dan in arteriën, met meer bindweefsel tussen de lagen gladde
spiercellen. De adventitia vormt het grootste deel van de wand. In de binnenste
lagen hiervan komen bundels gladde spiercellen voor.
Venen bezitten kleppen, die bestaan uit 1 of 2 halvemaanvormige plooien. Deze
bevatten geen spierweefsel, maar het zijn plooien van de intima met in het
centrum
een bindweefselskelet en in de randen een concentratie van elastine.
Capillairen: Capillairenzijn buizen gevormd door een enkele laag van
aaneensluitende endotheelcellen, die de uitwisseling tussen het bloed en de
omgevende weefsels ondersteunen. Bestaan uit één laag epitheel en doorsnede
is hetzelfde als dat van een rode bloedcel. Bij aanhechting van 2
endotheelcelrandenontstaan soms randplooien (marginal folds). In en rond de
,endotheelcelen kunnen structuren voorkomen die het type en de functie van het
capillair bepalen:
o Lamina basalis.
o Fenestrae (vensters).
o Diafragma
Capillairen bezitten eigenschappen die gunstig zijn voor de uitwisseling tussen
bloed
en weefsels. Het capillair endotheel is dun en beslaat een groot oppervlak (600 m
2).Bovendien is de stroomsnelheid van het bloed veel minder dan in de
macrocirculatie.
Het hart: De hartspierwand bestaat uit 3 lagen:
I. Endocard: Bekleed met endotheel, waaronder een dunne laag losmazig
bindweefsel. Deze laag is verbonden met de subendocardiale laag (dicht
bindweefsel dat venen, zenuwen en het impulsgeleidende system huisvest).
II. Myocard: Hartspiervezels die gerangschikt zijn in complexe spiralen, te
midden van bindweefsel dat zeer rijk is aan capillairen.
III. Pericard: bestaat uit het hartzakje en het epicard.. Sereuze membraan dat
aan de binnenzijde bekleed is door eenlagig meso theel, gesteund door een
dunne laag bindweefsel. Hierin komen ook coronairvaten en zenuwen met
ganglia voor. Het vetweefsel aan de buitenzijde van het hart is in deze laag
geconcentreerd.
Tekening:
Het hart heeft een hartskelet van dicht bindweefsel, dat beide atria en ventrikels
onderscheidt, waaraan bundels hartspiervezels aanhechten en waaraan ook de
hartkleppen vastzitten. De belangrijkste anatomische componenten zijn de annuli
firbosi, de trigona fibrosa en het septum membran aceum. De structuren bestaan
alledrie uit dikke collagenevezels, die in allerlei richtingen verlopen. Op sommige
plaatsen komt vezelig kraakbeen voor. Hartkleppen bestaan uit een kern van
dichtvezelig bindweefsel, dat via een dunne laag van losser bindweefsel is
verbonden met het endotheel dat de hartkleppen
bekleedt.
De circulatie:
, Je hebt een kleine (pulmonaire) en een grote bloedsomloop. De weg van ’t bloed:
Grote circulatie: van linker kamer→ aorta→ arterien→ arteriolen→ capillairen(in
organen en weefsels)→ venulen→ venen→ v.v. cavae→ rechter boezem
Kleine circulatie: van rechterkamer→ a.pulmonalis→ arteriolen→
capillairen(rondom de aveoli) → venulen→ v. pulmonalis→ linker boezem.
Extra:
In de venen van de dura mater en de placenta ontbreek de media.
In de vena pulmonalis en soms ook in de vena cava komt hartspierweefsel voor.
Lymfevaten :Lactealen (lymfecapillairen) komen in het interstitium van organen
en weefsels voor tussen de capillairen. Deze zuigen de lymfe op en gaan over in
grotere lymfevaten en komen uiteindelijk uit in de rechter en linker arteria
subclavia. Rechts: rechter lymfatic duct, links: thoracic duct.
Endotheelcellen kunnen reageren op wat er in de vaten zit. Spelen een
belangrijke rol bij stolling en antistolling, bij ontstekingen en bij de regulatie van
de vaattonus. Endotheelcellen geven stoffen af die in de gladde spiercellen van
de media contractie of relaxatie kunnen veroorzaken en daardoor van groot
belang zijn voor de spanning van de vaatwand.
De wand van een capillair bestaat uit alleen het endotheel en de lamina basalis.
Aorta bevat meeste elastine
Bloedvaten: slagaders
Bloedvaten: slagaders
Functie van bloedvaten
• aan- en afvoer van zuurstof/CO2, voedingsstoffen en warmte.
• omzetten pulsatiele‘flow’ in continue‘flow’.
• opslagplaats van bloed (reserve).
Functie van intima:
- regulatie vaattonus(via media!!): vasoconstrictie, vasodilatatie.
- stolling / antistolling.
- rol in lokale ontstekingsreactie.
- productie groeifactoren.
Functie van de media/gladde spiercellen= regulatie vaattonus o.i.v.:
o endotheel(endotheline, NO etc).
o sympatisch zenuwstelsel (noradrenaline).
o renine–angiotensine-aldosteron systeem (RAAS).
o hormonen(adrenaline).
Regulatie van weefseldoorbloeding door:
autoregulatie myogeen of metabool b.v. K, adenosine
endotheelfactoren b.v. EDRF, EDCF
sympatisch zenuwstelsel noradrenaline