Zaakvakken - Geschiedenis
Samenvatting 1
,Zaakvakken - Geschiedenis
In kerndoel 36 (mens en samenleving) staat dat kinderen over de hoofdzaken van de Nederlandse en
Europese staatsinrichting en de rol van de burger moeten leren.
Bestuur van Nederland
Nederland is een koninkrijk, een monarchie. En Nederland heeft een grondwet, een constitutie.
Nederland wordt daarom een constitutionele monarchie genoemd.
Een constitutionele monarchie is de aanduiding voor een land waarin het koningschap berust op een
constitutie of grondwet, waardoor de macht van de koning(in) beperkt is. In een constitutie of
grondwet zijn alle fundamentele regels over de inrichting van de staat en over de verhouding tussen
de staat en zijn burgers vastgelegd
Nederland is ook een democratie. En Nederland heeft een parlementair stelsel. Nederland wordt
daarom ook wel een parlementaire democratie genoemd.
Een parlementaire democratie wil zeggen dat een land een parlement heeft met rechtstreeks
gekozen volksvertegenwoordigers. Via het parlement kan de bevolking invloed uitoefenen op het
regeringsbeleid van een land, want in een parlementaire democratie moet een regering het
vertrouwen hebben van een meerderheid van de leden van het parlement. En die regering kan dus
ook door het parlement worden afgezet als dat vertrouwen er niet meer is.
De regering en het kabinet
In Nederland bestaat de regering uit het staatshoofd (de koning) en de ministers. De ministers
dragen alle verantwoordelijkheid, ook voor dingen die de koning doet en zegt. De koning is, zoals het
officieel heet, onschendbaar en heeft geen feitelijke macht. De regering wordt gecontroleerd door
het parlement. Volgens de grondwet heeft de regering tot taak om samen met de Eerste en Tweede
Kamer der Staten-Generaal wetten te maken. De regering sluit daarnaast internationale verdragen,
stelt het buitenlandse beleid vast, regelt de defensie en benoemt burgemeesters, commissarissen
van de koning en leden van de rechterlijke macht.
Alle ministers en staatssecretarissen samen vormen het kabinet. Een staatssecretaris is een soort
onderminister, maar hij vervangt een minister niet wanneer deze afwezig is. De ministers staan aan
het hoofd van een ministerie of departement. Naast het vormgeven en uitvoeren van beleid moeten
ze dus leidinggeven aan vaak vele honderden ambtenaren.
Behalve hoofd van zijn eigen departement is een minister lid van het kabinet. Een minister is
natuurlijk verantwoordelijk voor zijn eigen beleidsterrein, maar daarnaast is hij
medeverantwoordelijk voor het hele kabinetsbeleid. Elke minister kan worden aangesproken (door
Kamerleden, door partijgenoten of door burgers) op de uitvoering van het regeerakkoord. Dat heet
collegiaal bestuur.
Elke minister vertegenwoordigt in het kabinet bovendien zijn partij. Dat betekent dat ministers (en
staatssecretarissen) ook geregeld contact onderhouden met de fractie van hun partij in de Tweede
Kamer, met hun partijbestuur en met partijafdelingen.
Een bijzondere rol speelt de minister-president. Hij is niet alleen voorzitter van de ministerraad, hij is
ook in het bijzonder belast met de coördinatie van het regeringsbeleid. Daarnaast is hij het gezicht
van het kabinet. Hij presenteert het kabinetsbeleid, bijvoorbeeld elke vrijdag na afloop van het
kabinetsberaad op een persconferentie en in een vaste televisierubriek. Bovendien vertegenwoordigt
hij Nederland in de Europese Raad van regeringsleiders. De minister-president speelt dus ook in het
buitenlands beleid een grote rol.
De volksvertegenwoordiging in een democratie noemt men een ‘parlement’. In Nederland heet het
parlement de Staten-Generaal. De Staten-Generaal bestaat uit twee kamers: de Tweede Kamer en de
Eerste Kamer. Het parlement maakt samen met de regering wetten, het parlement controleert de
regering en het parlement vertegenwoordigt de kiezers. Om hun medewetgevende en controlerende
taken goed uit te kunnen voeren, hebben de Eerste en Tweede Kamer een aantal bevoegdheden
oftewel rechten, zoals bijvoorbeeld het budgetrecht (recht op begroting goed of af te keuren), recht
van initiatief (wetsvoorstellen indienen) en het recht van amendement (recht om wetsvoorstellen te
wijzigen).
,Zaakvakken - Geschiedenis
De gemeente
Een gemeente houdt zich bezig met zaken die rechtstreeks en uitsluitend van belang zijn voor de
eigen inwoners. Daarbij hoort het leveren van een aantal diensten en het verstrekken van
voorzieningen.
Over veel zaken mag de gemeente helemaal zelfstandig beslissen. Maar de gemeente moet ook een
aantal landelijke wetten uitvoeren. Dat noemen we medebewind.
Elke gemeente heeft een gemeenteraad, een burgemeester en een college van burgemeester en
wethouders (b. en w.). Een belangrijke taak van de gemeenteraad is om het college te controleren.
Het college moet op zijn beurt verantwoording afleggen aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad, afgekort ook wel de raad genoemd, wordt rechtstreeks door de inwoners van de
gemeente gekozen. Dat gebeurt om de vier jaar bij de gemeenteraadsverkiezingen. De raad beslist bij
meerderheid van stemmen. De leden van de raad zijn meestal lid van een politieke partij. Dat kan
een plaatselijke afdeling van een landelijke partij zijn, maar ook een lokale partij of groepering. De
burgemeester is de voorzitter van de gemeenteraad. Als voorzitter van de gemeenteraad heeft de
burgemeester geen stemrecht. Wel kan hij in de vergadering van de raad aan de discussie
deelnemen.
De gemeenteraad is het hoogste orgaan van een gemeente en heeft drie belangrijke taken: de grote
lijnen voor het beleid van de gemeente vaststellen, controleren van de raad of het college van
burgemeesters en wethouders en de inwoners van de gemeente vertegenwoordigen.
Het college van burgemeester en wethouders vormt het bestuur van de gemeente. De burgemeester
is de voorzitter van het college van b. en w. De wethouders worden door de gemeenteraad gekozen.
Het wethouderschap is meestal een voltijdse baan. Anders dan een gemeenteraadslid krijgt een
wethouder daarom een salaris.
De burgemeester is voorzitter van zowel het college van b. en w. als de gemeenteraad. Als voorzitter
van het college heeft de burgemeester stemrecht. Zijn stem kan zelfs de doorslag geven als de
stemmen van de wethouders dat niet doen. Als voorzitter van de gemeenteraad heeft de
burgemeester geen stemrecht. Hij kan wel in de vergadering van de raad aan de discussie
deelnemen.
De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid in
de gemeente en heeft een aantal beheersmatige portefeuilles, bijvoorbeeld de bestuurlijke
organisatie en automatisering. Bovendien heeft hij een aantal wettelijke zorgplichten en
bevoegdheden, zoals de bevordering van de eenheid van het collegebeleid en de mogelijkheid om
onderwerpen op de agenda van het college te zetten. Daarnaast zijn veel burgemeesters actief in het
promoten van hun gemeente.
In tegenstelling tot gemeenteraadsleden en wethouders wordt de burgemeester niet gekozen, maar
benoemd door de Kroon, dat wil zeggen door de regering (koning plus ministers) op voordracht van
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De benoeming van een burgemeester geldt voor een periode van zes jaar. Als zijn ambtstermijn erop
zit, gaat de gemeenteraad bekijken of de burgemeester de afgelopen jaren zijn werk goed heeft
gedaan. De raad zal op basis van dit oordeel al dan niet herbenoeming aanbevelen. De
gemeenteraad kan de burgemeester niet ontslaan, dat kan alleen de Kroon (de koning en de
ministers).
, Zaakvakken - Geschiedenis
De provincie
De provincie is vooral een tussenlaag: een bestuurslaag tussen de regering in Den Haag en de
gemeenten. Dat zie je terug in wat de provincie doet. Soms is de provincie een doorgeefluik, vaak
stemt ze zaken af tussen de gemeenten in de regio. Zaken die de hele provincie aangaan doet de
provincie zelf. De taken en bevoegdheden van de provincie liggen op verschillende terreinen. Een
bijzondere taak is het kiezen van de leden van de Eerste Kamer. Nederland telt twaalf provincies,
waarvan de meeste al lang bestaan: Groningen, Fryslân, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland,
Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. De jongste provincie is
Flevoland, die bestaat sinds 1986. Elke provincie heeft een hoofdstad. Het belangrijkste kenmerk van
deze hoofdstad is dat daar het provinciehuis is gevestigd. Dat is het gebouw waar de Provinciale
Staten en de Gedeputeerde Staten vergaderen en waar veel provincieambtenaren werken.
Het is voor veel mensen niet duidelijk wat de provincie doet. Er is weinig rechtstreeks contact tussen
provincies en burgers. De invulling van de taken ligt voor provincies niet vast. Op een aantal
terreinen hebben provincies wel vaste taken, omdat deze in concrete wetgeving is uitgewerkt. In de
Wet ruimtelijke ordening (WRO) is bijvoorbeeld vastgelegd dat de provincie in hoofdlijnen bepaalt of
steden en dorpen kunnen uitbreiden en waar bedrijventerreinen en kantorenparken mogen worden
aangelegd. Maar naast deze diversiteit van aan de provincie opgelegde taken kan de provincie ook
zelf bepalen welke taken zij wil aanpakken. De taken van de provincies liggen bijvoorbeeld op de
volgende terreinen: ruimtelijke ordening en volkshuisvesting (waar komen wegen, woon- en
industriegebieden, recreatie); milieubeheer (naleven van milieuwetten); samenleving en cultuur
(voldoende sportgelegenheden, dat ambulance overal binnen 15 minuten ter plaatse is, subsidiëren
van culturele projecten); economische en agrarische zaken, toerisme en recreatie (bv. bevorderen
van werkgelegenheid; openbaar vervoer) en toezicht op gemeenten. De provincie heeft ook de zorg
voor de provinciale waterhuishouding. Ze houdt toezicht op de waterschappen. Die zorgen ervoor
dat het waterpeil niet te hoog of te laag wordt en de kwaliteit van het water goed is. Naast deze
‘natte waterstaat’ is de provincie verantwoordelijk voor de ‘droge waterstaat’. Dat is de aanleg en
het onderhoud van provinciale wegen, bruggen en viaducten. En de provincie controleert of het
water in recreatieplassen én in zwembaden veilig en schoon genoeg is.
Provincies worden bestuurd door de Provinciale Staten, de Gedeputeerde Staten en de commissaris
van de Koning.
Provinciale Staten zijn vergelijkbaar met de Tweede Kamer of de gemeenteraad. Zij zijn het hoogste
orgaan van de provincie en bepalen in hoofdlijnen wat de provincie doet. Gedeputeerde Staten
worden gekozen door Provinciale Staten. Zij zijn te vergelijken met het kabinet en met het college
van burgemeester en wethouders in een gemeente. De commissaris van de Koning is de bekendste
provinciale bestuurder. De commissaris wordt, net als een burgemeester, niet gekozen maar
benoemd door de Kroon.
De verkiezingen voor de Provinciale Staten zijn om de vier jaar.
De leden van de Provinciale Staten hebben één aparte taak die eigenlijk niets met de eigen provincie
te maken heeft: het verkiezen van de leden van de Eerste Kamer. Eerste Kamerleden (ook wel
senatoren genoemd) worden niet rechtstreeks gekozen, maar via getrapte verkiezingen. Bij de
Provinciale Statenverkiezingen kiezen burgers in hun provincie de leden van de Provinciale Staten.
Vervolgens kiezen zij op hun beurt de leden van de Eerste Kamer. In de praktijk stemmen de leden
van Provinciale Staten bijna altijd voor Eerste Kamerkandidaten van hun eigen politieke partij. De
samenstelling van de Eerste Kamer is daardoor vrij nauwkeurig af te leiden uit de uitslag van de
Provinciale Statenverkiezingen.
Elke provincie heeft een commissaris van de Koning. Hij is voorzitter van het college van
Gedeputeerde Staten en ook voorzitter van de Provinciale Staten.
Een commissaris van de Koning wordt voor een periode van zes jaar benoemd. Daarna is
herbenoeming mogelijk.