Hoofdstuk 11: Het cardiovasculaire stelsel, Bloed (bijeenkomst 13)
Belangrijke functies van bloed;
- Transport (opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten)
- Stabilisering pH
- Beperking van vloeistofverlies, bij verwonding
- Verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers
- Stabilisering lichaamstemperatuur
Veneuze punctie = bloedprikken
Arteriële punctie = slagader, pH van bloed weten of efficiëntie gaswisseling bij longen
Samenstelling bloed;
- Plasma
Plasma-eiwitten
Water
Andere opgeloste stoffen
- Bloed
Erytrocyten (rode bloedcellen)
Leukocyten (witte bloedcellen)
Trombocyten (bloedplaatjes)
Plasma-eiwitten
Albumine handhaven osmotische druk (houd water vast)
Globuline rol bij afweer (antistoffen, gemaakt in B-cellen)
Fibrinogeen rol bij stolling
Erytrocyten
- Geen celkern, flexibel
- Grote oppervlakte ten opzichte van de inhoud, hogere diffusiesnelheid
- Functie: vervoeren O2 en CO2
- Belangrijk eiwit: hemoglobine (Hb)
Bevat ijzer, kan zuurstof en kooldioxide binden
Sikkelcelziekte: rode bloedcel is niet mooi ovaal-rond, bij weinig
hemoglobine (laag zuurstof) (hemoglobinopathieën: Hb niet optimaal)
- Erytropoëse = aanmaak, in rode beenmerg
Gestimuleerd door EPO (nieren)
Bouwstenen: ijzer, vitamine B12, B6, foliumzuur
en aminozuren
- (hematocriet = volumepercentage erytrocyten,
stijging? dan slijmerig bloed)
Leukocyten
- Neutrofielen, eosinofielen, basofielen, monocyten
en lymfocyten
gemaakt in beenmerg, lymfocyten ook in milt
en thymus
- Leukocyten vertonen amoeboïde bewegingen;
diapedese
En positieve chemotaxis (ze worden aangetrokken
door bepaalde chemische stoffen)
Sommige leukocyten fagocyteren
, - Granulocyten: neutrofielen (50 tot 60% van leukocyten), eosinofielen en basofielen
Agranulocyten: monocyten en lymfocyten
Leukopenie = te weinig witte bloedcellen, gevoeliger voor infecties
Leukocytose = meer witte bloedcellen
Leukemie = kanker waarbij het beenmerg te veel leukocytose maakt
- Aangeboren, radioactieve straling/chemische stoffen, eerdere behandeling
kankergeneesmiddel, familie
- Acuut: leukocyten zijn snel en rijpen niet goed
- Chronisch: redelijke rijping van leukocyten, afweerfunctie redelijk in stand
Symptomen: onvoldoende ruimte voor rode bloedcellen, bloedplaatjes
trombocytopenie (blauwe plekken, bloedneus), verminderde afweer, neurologisch,
anemie (moe, bleek, tachycardie), overig (botpijn, weinig eetlust, vergroten lever/milt)
Behandeling: chemotherapie (met/zonder corticosteroïden), stamceltransplantatie,
immunotherapie, radiotherapie,
Ondersteunend met: antibiotica en transfusies met erytrocyten en/of trombocyten
Trombocyten
Trombocytopenie = tekort aan bloedplaatjes bloedingsneiging
Trombocytose = te veel aan bloedplaatjes, stollingsneiging
Primaire homeostase
trombocyten plakken aan wand (adhesie), maken samen een prop van
bloedplaatjes (aggregatie)
Secundaire homeostase
fibrinestolsel, verschillende stollingsfactoren nodig om fibrine te vormen. Vit K
Anemie
Te weinig hemoglobine in rode bloedcel en/of aantal
rode bloedcellen te laag
- Symptomen
Verhoogde hartslag (tachycardie), duizelig, pijn op de
borst, flauwvallen, shock, donkere urine, bleekheid
(huid/slijmvlies/nagels)
- Oorzaken
Bloedverlies
o Acuut: trauma
o Chronisch: ulcus, coloncarcinoom(darmkanker), menstruatie
Verhoogde afbraak bloed (hemolyse)
o Aangeboren afwijkingen van de cel (sikkelcelziekte; menstruatie, botpijn)
o Verkeerde bloedtransfusie
Gestoorde bloedaanmaak
o Beenmergbeschadiging
o Tekort aan bouwstenen; ijzer, vit B12, foliumzuur
o Verkeerde aanmaak van EPO
o Minder erytrocyten, Hb aangemaakt, of Hb functioneert niet optimaal
Hemolyse = erytrocyten worden sneller afgebroken dan dat ze worden aangemaakt
Bloedgroepen
- Oppervlakteantigenen: A,
B (, Rhesus)
- Bloedgroepen:
, O = universele donor
AB = universele ontvanger
Verkeerde bloedtransfusie:
Bloedgroep A antistoffen tegen bloedgroep B (en AB)
Bloed (erytrocyten) van bloedgroep B komt in het bloedplasma bij de persoon met bloedgroep A
antistoffen tegen bloedgroep B vallen de erytrocyten van bloedgroep B aan
samenklontering en hemolyse
Hoofdstuk 12: het cardiovasculaire stelsel, Het hart (bijeenkomst 14)
Arteriën = slagaders
Venen = aders
Capillaire = haarvaten
Ligging van het hart:
- Mediastinum (tussen longen)
- Retrosternaal, achter borstbeen
Hart is omgeven door pericardiale holte, hartzakje
- In holte zit vloeistof (wanneer ontstoken, drukt op hart, vloeistofophoping pericarditis)
- Viscerale pericardium: binnenwand, buitenste oppervlakte hart
- Pariëtale pericardium: buitenwant, buitenste laag van sereuze membraan
Bouw van hartwand:
Endocard
Myocard (spier)
Epicard
Cardiomyopathie = de hartspier is primair aangedaan, verminderde pomp functie.
- Gedilateerd: ventrikels ernstig verwijd, myocard dun en verzwakt
- Hypertrofisch: ventrikels verdikt, volume in ventrikels verkleind
- Restrictief: myocard weefsel verstijfd door verlittekening of infiltratie van andere stoffen
Endocarditis = ontsteking van het endocard en de hartkleppen, meestal gevolg van infectie met
micro-organismen.
Holtes in het hart:
- Rechteratrium Rechterventrikel Linkerventrikel Auricula van linker atrium
Atria zijn gescheiden door; septum interatriale
Ventrikels zijn gescheiden door; septum interventriculare
bloed stroomt de rechteratrium in via de v. cava superior en v. cava inferior
De linker ventrikel is gespierder, pompt bloed naar gehele lichaam
Grote bloedsomloop: LV rest lichaam RA
Kleine bloedsomloop: RV longen LA
Hartkleppen:
AV-kleppen: Links = mitraalklep
Rechts = tricuspidalisklep/atrioventriculaire kleppen
Semilunair kleppen: Links = aorta klep
Rechts = pulmonalisklep (longen)
Openen/sluiten door drukverschil in het hart