o Grosser, T. J., Obstfeld, D., Labianca, G., & Borgatti, S. P. (2019).
Measuring mediation and separation brokerage orientations: A further
step toward studying the social network brokerage process. Academy of
Management Discoveries, 5(2), 114-136. 22 pagina’s.
o Borgatti, S. P., Mehra, A., Brass, D. J., & Labianca, G. (2009). Network
analysis in the social sciences. Science, 323(5916), 892-895. 3 pagina’s.
o Ellison, N. B., & Vitak, J. (2015). Social Network Site Affordances and
Their Relationship to Social Capital Processes. The Handbook of the
Psychology of Communication Technology, 33, 1-24;
o Vriens, E., & Van Ingen, E. (2018). Does the rise of the Internet bring
erosion of strong ties? Analyses of social network site use and changes in
core discussion networks. New Media & Society, 20(7), 2432-2449.
o Generation Z Youth Are Lonelier Than Seniors, Says Survey - Chloe Tejada
https://www.huffpost.com/archive/ca/entry/generation-z-
lonely_a_23425301
o Loneliness Declines Across Birth Cohorts: The Impact of Mastery and Self-
Efficacy Bianca Suanet and Theo G. van Tilburg Vrije Universiteit
Amsterdam
o Swader, C. S. (2019). Loneliness in Europe: Personal and Societal
Individualism-
Collectivism and Their Connection to Social Isolation, Social Forces,
97(3), 1307–1336.
o Crossley, N. (2008). (Net)working out: Social capital in a private health
club. British Journal of Sociology, 59(3), p.475-491 en p.494-498. ! je
mag dus “established and outsiders” overslaan (p.491-494)
o Thoits, P. A. (2011). Mechanisms linking social ties and support to
physical and mental health. Journal of Health and Social Behavior, 52(2),
145-161.
o Priante, A., Ehrenhard, M. L., van den Broek, T., Need, A., & Hiemstra, D.
(2021). “Mo” Together or alone? Investigating the role of fundraisers’
networks in online peer-to-peer fundraising. Nonprofit and voluntary
sector quarterly, 08997640211057456.
https://journals.sagepub.com/doi/full/10.1177/08997640211057456
,Grosser, T. J., Obstfeld, D., Labianca, G., & Borgatti, S. P. (2019).
Measuring mediation and separation brokerage orientations: A further
step toward studying the social network brokerage process. Academy of
Management Discoveries, 5(2), 114-136. 22 pagina’s.
Onderzoek naar sociale netwerken erkent al lang het belang van bemiddeling, die
is gedefinieerd als een systeem van relaties "waarin één actor de stroom van
middelen of informatie tussen twee andere actoren die niet rechtstreeks met
elkaar verbonden zijn bemiddelt”.
Netwerkposities die aangeven dat een individu een brug slaat tussen andere
actoren die zelf niet verbonden zijn, worden verondersteld gelijk te staan aan
bemiddeling. In tegenstelling tot deze traditionele visie op brokerage als een
puur structureel fenomeen, stelt een opkomende onderzoeks stroom dat het
operationaliseren van brokerage door alleen de structuur van de sociale
netwerken van individuen te meten er niet in slaagt de procesmatige dimensie
van brokerage vast te leggen. Deze onderzoekslijn stelt dat brokerage beter kan
worden begrepen als een reeks sociale gedragingen. De neiging van een individu
om zich bezig te houden met een bepaald type brokerage wordt
brokerageoriëntatie genoemd (brokerage orientation).
In deze geest introduceerde Obstfeld (2005) een maat voor de tertius iungens
oriëntatie van een individu, wat een strategische gedragsoriëntatie is om
voorheen onbekende netwerkcontacten aan elkaar voor te stellen of om nieuwe
soorten interactie tussen eerder bekende contacten te stimuleren. Onderzoek dat
gebruik maakt van metingen zoals de tertius iungens oriëntatieschaal kan unieke
empirische inzichten bieden die structurele metingen alleen niet bieden, zoals de
manier waarop actoren geneigd zijn zich met hun netwerkcontacten in te laten.
Het doel van de vier hier gerapporteerde studies is het ontwikkelen en valideren
van de Disjunct Brokerage Orientation Scale (DBOS), die tweebrokerage-
oriëntaties weergeeft die tot nu toe empirisch zijn verwaarloosd.
(1)Mediation brokerage.
De disjuncte brokerage oriëntatie is een strategische gedragsoriëntatie
naar ofwel het fungeren als tussenpersoon tussen partijen die niet met
elkaar kunnen, of liever niet, communiceren (aangeduid als
bemiddelingsbrokerage),
(2)Seperation brokerage. Ofwel naar het handhaven van scheiding tussen
iemands sociale netwerkcontacten (aangeduid als scheidingsbrokerage) te
tonen dat zowel bemiddelings- als scheidingsoriëntaties uniek
samenhangen met in- novatiegedrag.
Theoretisch overzicht van brokerage
Vroege theorievorming van Simmel (1950) stelt dat de sociale triade (d.w.z. de
relaties tussen een groep van drie individuen) een belangrijk sociologisch
fenomeen is omdat de triade de mogelijkheid biedt dat één partij tussen twee
andere partijen bemiddelt. Simmel stelt dat triades op drie verschillende
, manieren kunnen functioneren. Elk van deze manieren is gebaseerd op een
centraal individu in de triade dat een specifieke rol inneemt. De eerste rol is die
van de niet-partij, die op twee manieren functioneert. Ten eerste brengt hij of zij
de verzoening of overeenstemming tot stand tussen twee losgekoppelde of
onenige partijen door hen samen te brengen en contact tussen hen te creëren,
waarna hij of zij zich terugtrekt. Ten tweede fungeert hij of zij als een
permanente bemiddelaar die helpt bij het vergemakkelijken van de interactie
tussen partijen die een gespannen relatie hebben. Door te functioneren als een
duurzame bemiddelaar tussen twee partijen die het oneens zijn, is de
bemiddelaar in staat het negatieve effect te verzachten dat de pogingen van de
twee partijen om rechtstreeks met elkaar te interageren waarschijnlijk zal doen
ontsporen.
De tweede door Simmel gespecificeerde rol wordt de tertius gaudens genoemd.
Deze rol beschrijft de brokerage die voordeel haalt uit de onenigheid tussen twee
partijen en kan twee vormen aannemen. De eerste is de meer passieve vorm van
tertius gaudens waarbij een derde partij (d.w.z. tertius) een voordeel behaalt
door de scheiding tussen andere partijen in de triade.
De derde en laatste rol die Simmel beschrijft is de divide et impera, of "verdeel
en heers" triadeconfiguratie. Deze rol lijkt op de tertius gaudens rol, met één
klein verschil. In deze vorm veroorzaakt de derde partij conflicten tussen de twee
partijen om een voordeel te verkrijgen.
Brokerage als structuur
Burt (1992) neemt Simmels tertius gaudens terminologie over, maar met een
uitgesproken structurele kijk op brokerage. Burt ziet een broker als iemand die
een structureel gat overbrugt. Een structureel gat wordt gedefinieerd als de
scheiding tussen losgekoppelde contacten en bestaat wanneer een derde partij
verbonden is met twee partijen die zelf niet verbonden zijn (Burt, 1992). Er zijn
voordelen die een gevolg zijn van de bemiddelingsmogelijkheden die ontstaan
door het gebrek aan verbinding tussen twee netwerkcontacten (Burt, 1992). Een
actor met een netwerk dat rijk is aan structurele gaten haalt informatievoordelen
uit de potentiële diversiteit van zijn of haar netwerk. Het hebben van veel
structurele gaten staat gelijk aan het hebben van veel niet-overbodige
verbindingen, waardoor tertius wordt blootgesteld aan een meer diverse pool van
informatie. Structurele gaten bieden ook het potentieel voor controle. De
controlevoordelen die de tertius geniet, vloeien dus voort uit zijn of haar
potentieel om twee niet-verbonden partijen tegen elkaar uit te spelen. De
mogelijkheid om op strategische wijze informatie tussen twee niet-verbonden
partijen uit te wisselen is de basis van het controlevoordeel dat een broker
geniet.
Brokerage als proces
Hoewel een netwerkstructuur de kansen en sociale middelen weerspiegelt
waarover het ego beschikt, is zij niet noodzakelijk bepalend voor het
brokeragegedrag dat het ego zal vertonen.