Inhoudsopgave samenvatting bestuursrecht:
Les 1
• Bestuursorgaan 2
• Besluit 3
• Belanghebbende 4
Les 3
• Handhaving 4
• Reparatoire sancties (herstelsancties) 5
• Punitieve sancties (bestraffende sancties) 6
• Cumulatie van sancties 7
• Bestuurlijke geldschulden 7
• Klachtprocedure 8
• Optreden van het openbaar bestuur 8
Les 5
• Rechtsbescherming voorprocedures 9
• Bezwaar 10
• Bezwaarprocedure 10
• Bezwaartermijn 11
• Administratief beroep 11
• Beroep 12
• Absolute en relatieve competentie 12
• Eisen en termijnen beroep 13
• Rechtstreeks beroep 13
• Hoger beroep 13
• Voorlopige voorziening 14
• Uitspraak bestuursrechter 14
Les 6
• Nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten 15
• Titel 4.5 Algemene Wet Bestuursrecht 16
Bijlage 1
• Algemene beginselen van behoorlijk bestuur 18
,Toets stof bestuursrecht
Les 1:
Het bestuursrecht bestaat voor het grootste gedeelte uit de uitvoerde macht. Bestuursrecht kun
je ook omschrijven als “regels met betrekking tot het juridisch functioneren van het openbaar
bestuur en zijn relatie tot de burger.”.
Er bestaan 5 dingen die worden geregeld door het bestuursrecht:
1. Organisatie openbaar bestuur, hoe ziet het openbaar bestuur in Nederland eruit en wie
zijn dat.
2. Verlening bestuursbevoegdheden, om regels toe te passen moeten de bevoegdheden
van het openbaar bestuur verdeeld worden. Dit wordt geregeld door attributie,
delegatie en mandaat.
3. Regels voor het uitoefenen van deze bevoegdheden, er bestaan veel regels die bepalen
hoe het openbaar bestuur haar bevoegdheden moet uitoefenen. Onder andere het
gelijkheidsbeginsel, hier wordt straks verder op in gegaan.
4. Regels voor burgers (en handhaving hiervan), ook zijn er regels waar burgers zich aan
dienen te houden. Denk bijvoorbeeld aan de regels van een bestemmingsplan.
5. Rechtsbescherming tegen openbaar bestuur, dit zijn regels die beschrijven hoe je als
burger beschermd bent tegen het openbaar bestuur.
Bestuursorgaan art. 1:1 lid 1 Awb.
Er bestaan twee soorten bestuursorganen, namelijk:
A-orgaan: zie art. 1:1 lid 1 sub a Awb. Een orgaan van een rechtspersoon (juridisch persoon)
krachtens publiekrecht ingesteld. Dit is dus een rechtspersoon omdat in de formele wet staat
dat het een rechtspersoon is. Dit staat in art. 2:1 BW. Denk eraan dat bijvoorbeeld de
gemeente geen orgaan is maar een openbaar lichaam. Het College van B&W is wel een
bestuursorgaan. In de Gemeentewet staan alle organen van de gemeente. Bij alles wat een a-
orgaan doet valt hij onder de Algemeen Wet Bestuursrecht
B-orgaan: zie art. 1:1 lid 1 sub b Awb. Een ander persoon of college, met enig openbaar gezag
bekleed. Dit zijn mensen of colleges die geen onderdeel uitmaken van een rechtspersoon
krachtens publiekrecht ingesteld, het gaat dus om anderen die enig openbaar gezag
uitoefenen. Zij oefenen overheidsbevoegdheden uit, ze zijn onderdeel van de uitvoerende
macht. Ze kunnen eenzijdige publiekrechtelijke rechtshandelingen verrichten. Deze organen
zijn geen onderdeel van de overheid, maar wel bevoegd om voor burgers bindende besluiten
te nemen. Denk hierbij aan een APK-keurmeester. B-organen vallen alleen onder de regels
van het bestuursrecht op het moment dat zij daadwerkelijk hun openbaar gezag uitoefenen.
Publiekrechtelijke rechtshandelingen worden dus verricht door bestuursorganen, dit kunnen a-
organen zijn of b-organen. Deze bestuursorganen hebben de uitvoerende macht, om
eenzijdige besluiten te nemen. Om bijvoorbeeld plichten op te leggen of rechten te geven aan
burgers. Bestuursorganen mogen alleen bevoegdheden uitoefenen die ze ook daadwerkelijk
hebben gekregen. Deze bevoegdheden kunnen ze krijgen door attributie (rechtstreeks vanuit
de wet), delegatie (het ene bestuursorgaan draagt de bevoegdheid over op het andere
bestuursorgaan) of mandaat (in naam van). De bevoegdheden moeten in de wet staan
beschreven, dit is het legaliteitsbeginsel. Publiekrechtelijke rechtshandelingen worden in het
algemeen belang uitgeoefend. Hier kunnen individuele belangen door geraakt worden. Het
resultaat van een publiekrechtelijke rechtshandeling heet een besluit: art. 1:3 lid 1 Awb.
2
, Besluit art. 1:3 lid 1 Awb
De uitkomst van een publiekrechtelijke rechtshandeling is altijd een besluit. Er zijn vijf
voorwaarden waaraan iets moet voldoen zodat het een besluit is. Dit zijn cumulatieve
voorwaarden, dus aan elke voorwaarden moet zijn voldaan:
1. Schriftelijk, een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan
(krachtens publiekrecht ingesteld) inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Dit betekent dat je het besluit moet kunnen zien en dus ook lezen. Dit hoeft niet altijd
in een brief, het kan ook online.
2. Beslissing, er moet een afweging gemaakt zijn. De voor- en de nadelen moeten
afgewogen zijn. Ook moet er een knoop zijn doorgehakt.
3. Door een bestuursorgaan, je moet hierbij bijvoorbeeld uitleggen dat; “Het college van
B&W is een orgaan van de gemeente, want dit staat in de Gemeentewet. De gemeente
is een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, dat staat in art. 2:1 BW. Het
College van B&W is een bestuursorgaan, ook gezegd een a-orgaan zie art. 1:1 lid 1
sub a Awb.”.
4. Houdt een rechtshandeling in, de genomen beslissing moet een verandering
teweegbrengen in rechten en plichten. Er verandert dus hoe dan ook iets in de wereld
van het recht, dit moet een beoogd rechtsgevolg zijn.
5. Publiekrechtelijk, de rechtshandeling moet een exclusieve overheidsbevoegdheid zijn.
Dus alleen door de uitvoerende macht.
Er bestaan twee soorten besluiten:
1. Besluit van algemene strekking, dit zijn besluiten die voor een onbepaald aantal
personen voor een onbeperkte aantal situaties gelden.
- Algemeen verbindende voorschriften, dit zijn naar buiten werkende, voor de daarbij
betrokken bindende regels, die uitgaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid
daartoe van de wet krijgt. Hiertoe kan geen bezwaar gemaakt worden (zie art. 8:2 lid 2
sub a Awb).
- Beleidsregels, dit is een bij besluit vastgestelde algemene regel over de afweging van
belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het
gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan (zie art. 1:3 lid 4 Awb).
Beleidsregels geven aan hoe een bestuursorgaan zijn bevoegdheid uitoefent. Het zijn
een soort richtlijnen voor een bestuursorgaan (zie art. 4:81 lid 1 Awb).
- Overige besluiten van algemene strekking,
2. Beschikking, dit zijn besluiten die juist niet van algemene strekking zijn. Zie hiervoor
art. 1:3 lid 2 Awb. Dit zijn besluiten die zijn gericht tot een concreet rechtspersoon of
een concrete situatie. Hiertoe kan wel bezwaar gemaakt worden. De afwijzing van een
aanvraag is volgens de vijf hierboven genoemde criteria geen beschikking, maar in art.
1:3 lid 2 Awb staat: “met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan”. Dus
ook de afwijzing van een aanvraag wordt gelijkgesteld met een beschikking. Daar kan
dus ook bezwaar tegen gemaakt worden.
Het is van belang om te weten of iets een besluit is, de Awb biedt dan namelijk
rechtsbescherming. Er bestaan middelen om je te verdedigen tegen een besluit. Toch geldt de
rechtsbescherming niet voor iedereen, deze geldt namelijk alleen voor belanghebbenden.
3