ALLE TAKEN & COLLEGE’S
GZW1022: Bedreigingen van gezondheid
,Taak 1: Bedreigingen van (volks-)gezondheid?
1. Wat is volksgezondheid (public health)? Wat is de geschiedenis van
volksgezondheid?
Bron: (Mackenbach, Stronks & Anema, 2016)
Volksgezondheid: de omvang en spreiding van gezondheid en ziekte in de bevolking.
Volksgezondheid kan ook gedefinieerd worden als de mate waarin een hele bevolking in haar
collectief welbevinden of functioneren wordt belemmerd door het vóórkomen van ziekte, letsel
en/of gebrek.
Public health: Engelse benaming voor het vakgebied dat zich bezighoudt met de volksgezondheid en
collectieve maatregelen om de volksgezondheid te bevorderen. Een officiële Engelse definitie van
public health: ‘The science and art of preventing disease, prolonging life and promoting health
through the organized efforts of society’. Ook het beleid en management van de gezondheidszorg
worden vaak tot de public health gerekend, zover die erop gericht zijn de volksgezondheidseffecten
van de zorg te maximaliseren.
‘Community medicine’ wordt gebruikt om aan te geven dat de public health als het ware de
collectieve pendant vormt voor de individuele patiëntenzorg. Ook in public health gaat het om de
diagnostiek en therapie. De diagnostiek betreft de analyse van gezondheidsproblemen in de
bevolking als geheel, of grote subgroepen daaruit; de therapie is een maatregel die de frequentie van
deze problemen zo veel mogelijk terugdringt, door preventieve activiteiten en een zo goed mogelijke
afstemming van de curatieve gezondheidszorg op gesignaleerde problemen (Boot, 2019).
Geschiedenis van de volksgezondheid
De homo sapiens had waarschijnlijk gedurende het grootste deel van zijn 150.000-jarige geschiedenis
een gemiddelde levensverwachting rond de 30 jaar: maar weinig individuen leefden langer dan voor
de voortplanting noodzakelijk was. In Europa en Noord-Amerika trad vanaf de tweede helft van de
negentiende eeuw een blijvende verbetering in volksgezondheid op. Rond 1850 bedroeg de
levensverwachting 38 jaar voor mannen en 40 jaar voor vrouwen. In ongeveer 150 jaar, is de
levensverwachting meer dan verdubbeld. Dit wordt alleen tijdens WOII onderbroken. Opvallend is
dat de curven voor mannen en vrouwen tussen 1950 en 1970 verder uiteen gaan lopen. Dit is een
gevolg van de sterke toename van sterfte aan hart- en vaatziekten onder mannen in die periode.
Aan deze toename van de levensverwachting ligt een spectaculaire daling van de sterftecijfers ten
grondslag. Deze daling werd met een vertraging van een aantal decennia gevolg door een sterke
daling van de geboortecijfers. Deze combinatie werd demografische transitie genoemd. Er vindt
tijdens de demografische transitie in een tijdsbestek van 100 tot 150 jaar een overgang plaats van
een situatie met hoge sterfte- en geboortecijfers naar een situatie met lage sterfte- en
geboortecijfers. De daling van de geboortecijfers treedt later op dan die van de sterftecijfers, omdat
het enige tijd duurt voordat mensen hun reproductiepatroon aanpassen aan de hogere
overlevingskansen van kinderen.
De sterke daling in sterfte werd vooral beïnvloed door een betere welvaart en hygiëne dan de
medische interventie, dat was pas later van de orde.
Epidemiologie: de leer van de verspreiding/voorkomen van ziekte onder het volk.
De daling van de sterftecijfers berust op een radicale verschuiving in het doodsoorzakenpatroon, de
epidemiologische transitie. In de epidemiologische transitie worden drie fasen onderscheiden:
• Het tijdperk van epidemieën en hongersnood (hoge mortaliteit)
, a. De sterfte is nog hoog en er wordt gedomineerd door infectieziekten. Samen met
hongersnoden en epidemieën zorgt dit voor veel maag-darminfecties (cholera) en
luchtweginfecties (mazelen en influenza) voor veel sterfte.
b. Public health richtte zich op goede hygiëne en daarmee het tegengaan van verspreiding.
Vermindering sterftecijfer. Public health als sanitaire beweging (1830-1875 → public health
in huidige vorm ontstaan). Het Nederlandse sanitary movement wordt aangeduid met de
term ‘hygiënisten’. Hierdoor werd de drinkwater voorziening verbeterd en kwam een goede
vuilafvoer d.m.v. riolering tot stand.
• Het tijdperk van afnemende pandemieën (moraliteit daalt, gemiddelde levensverwachting gaat
langzaam omhoog van 30 naar 50 jaar)
a. Van 1875 tot 1920. Infectieziekten maken plaats voor ziekten als kanker, hart- en vaatziekten
en ongevalsletsels.
b. Public health richtte zich op de preventieve gezondheidszorg. Preventie van infectieziekten.
Moeder en kind gericht (kindersterfte). Opkomst van GGD (preventie) en
wijkverpleegkundige. Eerste vaccinaties, jeugdgezondheidszorg.
• Het tijdperk van degeneratieve en door de mens veroorzaakte aandoeningen (moraliteit daalt
verder en stabiliseert en levensverwachting stijgt verder)
a. Tot ongeveer 1970. Het sterfteniveau wordt vrijwel alleen beheerst door niet-infectieziekten,
waaronder veel hart- en vaatziekten vrijwel. Doordat de infectieziekten vooral op jeugdige
leeftijd slachtoffers maakten, en de moderne ziekten vooral op middelbare en oudere leeftijd
toeslaan is er een sterke toename in levensverwachting.
b. Na 1950 kwamen de chronische ziekten weer meer onder de aandacht.
• Het tijdperk van delayed degenerative diseases.
a. De naam verwijst naar het feit dat niet zozeer sprake is van een uitschakeling van de
‘degeneratieve’ ziekten, maar wel van een uitstel naar hogere leeftijden. Het ongevalsletsel
nam in 1970 in veel landen als doodsoorzaak af. De vierde fase kenmerkt zich daarnaast door
emerging and re-emerging infections. Dankzij sanitaire maatregelen, vaccinaties en
antibiotica’s leken de risico’s (in alle westerse landen) geheel onder controle. Sommige
‘oude’ infectieziekten kwamen terug door een toenemende resistentie van micro-
organismen tegen antibiotica. De opkomst van nieuwe infectieziekten is te begrijpen als
gevolg van steeds nieuwe overschrijdingen van ‘microbiologische barrières’.
b. In 1980 de new public health → betere verkeersveiligheid, gedragsverandering, bestrijding
van tabaksgebruik.
(Mackenbach, 2016)
McKeowns argumenten tegen een belangrijk effect van de gezondheidszorg op sterftedaling:
• Dat de daling grotendeels kan worden toegeschreven aan een daling van de infectieziektesterfte;
• Dat er vóór het midden van de twintigste eeuw geen effectieve medische interventies tegen
infectieziekten beschikbaar waren.
De sterftedalingen bij aandoeningen die in de loop van de laatste decennia met medisch ingrijpen
voorkombaar of behandelbaar zijn geworden, hebben een duidelijk bijdrage geleverd aan de daling
van de totale sterfte en de toename van de levensverwachting.
Rond 1900 tot 1950 is er een nieuw tijdperk in de public health. In deze periode kreeg, dankzij de
ontwikkelingen van de bacteriologie, de bestrijding van infectieziekten een steeds betere basis. Het
werd mogelijk om veel gerichter besmetting met bepaalde micro-organismen tegen te gaan. Ook in
organisatorisch opzicht werd nog veel verbetering geboekt. De ‘sociale hygiëne’ kwam in omloop.
Deze richt zich op het beïnvloeden van sociale omstandigheden, om daarmee besmetting, slechte
voeding en andere specifieke risicofactoren van ziekte te bestrijden.
, Na 1950 brak een volgende fase in de public health aan. Infectieziekten waren in belangrijke mate
teruggedrongen, en in plaats daarvan werden chronische ziekten als hart- en vaatziekten en kanker
dominant, die een grote vraag naar medische zorg met zich meebrachten. Ook waren de
mogelijkheden voor effectieve medische interventies sterk toegenomen.
Visie van Mackenbach op de toekomst: public health gaat zich richten op het terugdringen van
sociaaleconomische verschillen en het verlengen van de gezonde levensverwachting.
Gezondheid volgens de WHO in 1948: ‘Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk
en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke
gebreken.’
Gezondheid volgens Huber: ‘Gezondheid is het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie
te voeren in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.’ Huber
beschrijft gezondheid niet als een statische situatie, maar stelt functioneren, veerkracht en zelfregie
centraal. Hierbij gebruiken ze het begrip ‘positieve gezondheid’ waarin 6 dimensies centraal staan.
Met deze definitie kunnen mensen gezond zijn, naast het hebben van een ziekte.
2. In hoeverre zijn de bedreigingen anders geworden tegenover vroeger (wat zijn de
belangrijkste ziekten van vroeger en nu)?
Bron: (Lemmers & de Greef, 2018)
Belangrijkste ziekten van vroeger
• Infectieziekten als longontsteking, bronchitis, griep, tuberculose komen nog wel voor, maar zijn
vanwege de groetere weerstand van patiënten en de beschikbare medicijnen niet meer dodelijk
(Boot, 2019).
• Epidemieën veroorzaakt door virussen en bacteriën.
• Hongersnoden
Belangrijkste ziekten van nu
Nu is er een toename van welvaartziekten, waaronder:
• Diabetes type 2 (diabetes mellitus)
• Hart- en vaatziekten
• Overgewicht → obesitas
• Stress → depressie of burn-out
• Infectieziekten
• Kanker
• Psychische aandoeningen
• Chronische ziekten: een ziekte waarbij over het algemeen geen uitzicht is op volledig herstel. Een
chronische ziekte gaat meestal gepaard met pijn, geestelijk lijden, beperkingen in functioneren of
andere klachten.
In de moderne tijd is er overvloed aan ongezonde voeding, veel stress, bewegingsarmoede en veel
vrije tijd → omgeving die makkelijk verleidt tot ongezond gedrag.
Veel ziekten kunnen tegenwoordig voorkomen worden door pathogenese: inzicht in het ontstaan, de
ontwikkeling en het verloop van een aandoening. Hoe duidelijker de pathogenese, hoe beter en op
maat de preventie van een ziekte of aandoening kan worden ontwikkeld.
3. Wat zijn determinanten van gezondheid? (vroeger/nu)
Bron: (Lemmers & de Greef, 2018)