Werkgroepen Verdieping Inkomstenbelasting RF50 Rosalie van de Brug
Werkgroep week 37
Opgave 1
a. Op grond van artikel 5a AWR jo artikel 1.2 lid 1 sub e Wet IB zijn Peter en Wendy fiscale
partners omdat beide staan ingeschreven op hetzelfde adres, zowel Peter als Wendy
meerderjarig zijn en er een minderjarig kind van Wendy op het adres staat ingeschreven.
b. Wim en Fred lijken op het eerste oog fiscale partners op grond van art. 5a AWR jo artikel
1.2 lid 1 sub d omdat ze beiden op hetzelfde adres staan ingeschreven en het huis
eigendom is van zowel Wim als Fred. Sub a van het vierde lid van artikel 1.2 worden bloed-
en aanverwanten in de eerste graad echter niet gekwalificeerd als fiscale partners. Omdat
Fred nog niet de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt, zijn Wim en Fred geen fiscale partners
ongeacht het feit dat ze samen het huis gekocht hebben.
c. Chris en Tiny zijn fiscale partners op grond van art. 2 lid 6 jo art. 5a lid 1 sub a AWR omdat
er een samenlevingscontract is en beide personen op hetzelfde adres staan ingeschreven.
d. Gehuwden zijn fiscale partners op grond van art. 5a lid 1 sub a AWR. Floris en Lideweij
zijn dus fiscale partners. Het feit dat beide belastingplichtigen op verschillende adressen
staan ingeschreven, doet niet af aan het feit dat ze als fiscale partners worden aangemerkt.
Dit was anders geweest als er een verzoek tot scheiding gedaan was.
Opgave 2
Op grond van art. 4.6 sub a Wet IB jo art. 5a lid 1 sub a AWR hebben Victor en Maartje samen
een aanmerkelijk belang omdat zij als partners worden aangemerkt en zij samen een belang
hebben van meer dan 5%, namelijk 7%. Het belang van Loesje wordt meegetrokken in het
belang op grond van at. 4.10 Wet IB omdat het een bloedverwant in de rechte lijn is. Zowel
Victor, Maartje als Loesje hebben dus een aanmerkelijk belang. De huwelijkse voorwaarden
zijn hiervoor niet van betekenis.
Opgave 3
Op 8 oktober heeft Patrick een belang van (€100.000 / €2.000.000 * 100%) 5% in Mol BV dus
is er sprake van een aanmerkelijk belang op grond van art. 4.6 Wet IB. Op 20 oktober heeft
Patrick nog steeds een belang van 5% omdat het geplaatst aandelenkapitaal nog niet is
gestegen. Dit gebeurt pas op 17 november 2019. Zijn belang zakt onder de 5% en er is daarom
geen sprake meer van een aanmerkelijk belang. Op dat moment is er wel sprake van een
fictieve vervreemding op grond van artikel 4:16 lid 1 sub g Wet IB. Om te voorkomen dat
Patrick meteen moet afrekenen over de waardeaangroei van de aandelen, kan hij een beroep
doen op artikel 4:40 Wet IB.
Opgave 4
a. Op grond van art. 4.3 sub a Wet IB wordt het vruchtgebruik gelijkgesteld met de aandelen.
Kees heeft dus een aanmerkelijk belang zoals bedoeld in art. 4.6 lid 1 Wet IB van 8%.
b. Koos heeft door zijn belang van 6% in de aandelen een aanmerkelijk belang op grond van
art. 4.6 sub a Wet IB. Het overige winstrecht van 3% wordt meegesleept in het
aanmerkelijk belang op grond van de meesleepregeling van art. 4.9 Wet IB. Zowel het
6%-belang als het 3%-belang valt onder het aanmerkelijk belang.
c. Lize heeft een indirect belang in BV X van 3,5% en haar partner heeft een belang van 4%
in BV X. Op grond van art. 4.6 aanhef en sub a Wet IB is er sprake van een aanmerkelijk
belang indien de belastingplichtige, al dan niet tezamen met de partner, direct of indirect
,Werkgroepen Verdieping Inkomstenbelasting RF50 Rosalie van de Brug
een belang heeft van 5% van de aandelen. Lize en Rinus zijn partners op grond van art.
5a lid 1 sub a AWR. Het indirecte belang van Lize vormt samen met het directe belang van
haar partner een belang van 7,5%. Er is dus sprake van een aanmerkelijk belang.
Aangezien Lize en Rinus buiten gemeenschap van goederen zijn getrouwd, heeft Rinus
geen aanmerkelijk belang in BV Z.
d. Jet heeft individueel geen aanmerkelijk belang omdat zij niet voldoet aan het
minimumbelang van 5% zoals bedoeld in art. 4.6 sub a Wet IB. Koopopties worden op
grond van art. 4.4 Wet IB wel gelijkgesteld met aandelen maar dit artikel heeft geen
toepassing op artikelen 4.6 t/m 4.8 Wet IB. Het optierecht van Piet geeft ook geen recht
op verwerving van ten minste 5% van de aandelen. Er is dus geen aanmerkelijk belang.
e. Bij uitsluiting van huwelijksgemeenschap heeft Willem een aanmerkelijk belang op grond
van art. 4.6 sub a Wet IB. De optie van de echtgenote wordt meegetrokken op grond van
artikel 4.10 Wet IB. Bij huwelijksgemeenschap hebben Willem en zijn echtgenoot beide
3,5% van de aandelen en beiden 1% opties. De aandelen vormen bij elkaar een AB op
grond van art. 4.6 sub a Wet IB. De opties van Willem worden meegesleept in zijn
aanmerkelijk belang op grond van art. 4.9 Wet IB. De opties van de echtgenote worden
ook meegesleept in haar aanmerkelijk belang.
Opgave 5
a. Emma heeft recht op 3% van de gewone aandelen, dus €1500. Adriaan heeft recht op 7%
van het preferente aandelenkapitaal dus dit is €5.250. Emma heeft (1..000) x
100% dus 1,2% in B BV. Adriaan heeft (5..000) x 100% dus 4.2% in B BV.
Samen hebben Emma en Adriaan als partners een belang van 5,4% dus er is sprake van
een aanmerkelijk belang. We komen hier niet toe aan de soortregeling van art. 4.7 Wet
IB.
b. Van het totale geplaatste kapitaal bestaat 70% uit gewone aandelen waarin Janus een
belang van 3% oftewel 2,1% heeft. Verder bestaat het totale geplaatst kapitaal voor 20%
uit 3% cumulatief preferente aandelen waarin Janus een belang heeft van 6% oftewel
1,2%. In totaal heeft Janus een belang van 3,3% in het geplaatst kapitaal van de BV X
((6% x 20%) m.b.t. 3% cumulatief preferente aandelen + (3% x 70%) van de gewone
aandelen). Vervolgens bepaalt de soortregeling van art. 4.7 Wet IB dat Janus een soort-
AB heeft van 6% in de cumprefs (3%). Door de meesleepregeling van art. 4.9 behoren
zijn gewone aandelen nu ook tot een aanmerkelijk belang.
c. Ciska heeft een aanmerkelijk belang aangezien haar belang voldoet aan het vereiste zoals
gesteld in art. 4.6 sub a Wet IB. Het belang van Bob wordt als broer niet meegetrokken in
het aanmerkelijk belang van Ciska op grond van artikel 4.10 Wet IB. Het belang van
Yvonne wordt wel meegetrokken door artikel 4.10 Wet IB omdat dit een bloedverwant in
de rechte lijn is. Een meetrek-ab kan zelf niet meetrekken dus het aanmerkelijk belang van
Yvonne kan het belang van Bob niet meetrekken. Cees en Ciska zijn op huwelijkse
voorwaarden getrouwd en aangezien hij zelf geen aandeel heeft, behoort hij niet tot het
aanmerkelijk belang. Tot het aanmerkelijk belang behoren dus het belang van Ciska en
het belang van Yvonne.
, Werkgroepen Verdieping Inkomstenbelasting RF50 Rosalie van de Brug
Opgave 6
Jean Marie krijgt in 2015 een stockdividend uitgekeerd van Smidshandel Rotterdam BV.
Wanneer deze aandelen worden uitgekeerd ten laste van de agioreserve, is er sprake van
agiobonusaandelen. Wanneer deze aandelen worden uitgekeerd ten laste van de winstreserve,
is er sprake van winstbonusaandelen. Het uitkeren van stockdividend, zowel
agiobonusaandelen als winstbonusaandelen, is onbelast in de IB op grond van art. 4:13 lid 2
Wet IB. Daarnaast wordt de verkrijgingsprijs van beide soort bonusaandelen gelijkgesteld op
nihil op grond van art. 4:26 Wet IB. Doordat de verkrijgingsprijs gelijkgesteld wordt op nihil,
wordt het vervreemdingsvoordeel wel belast (vervreemdingsvoordeel is de overdrachtsprijs
minus de verkrijgingsprijs). Voor de dividendbelasting is het onderscheid tussen
agiobonusaandelen en winstbonusaandelen van belang omdat een bonusaandeel ten laste van
de agioreserve onbelast is in de dividendbelasting terwijl een bonusaandeel ten laste van de
winstreserve belast is op grond van artikel 3 lid 1 sub c Wet DB. De dividendbelasting heeft
als doel om winst te belasten, vandaar dat ten laste van de agioreserve onbelast is terwijl ten
laste van de winstreserve belast is. Bij uitreiking van agiobonusaandelen is er sprake van een
storting zoals bedoeld in art. 3 lid 1 sub c in tegenstelling tot uitreiking van
winstbonusaandelen. Voor de terugbetaling van kapitaal in 2016 is het ook van belang of de
contanten ten laste van de agioreserve of winstreserve zijn uitgegeven. Terugbetaling van
kapitaal ten laste van de agioreserve is in beginsel onbelast in de dividendbelasting tenzij
sprake is van zuivere winst. Daarnaast dient er een statutenwijziging plaats te vinden waarin
agioreserve wordt omgezet in aandelenkapitaal. Uit de casus blijkt dat Smidshandel Rotterdam
BV heeft besloten tot het terugbrengen naar de nominale waarde. De terugbetaling van
kapitaal ten laste van de agioreserve is dus onbelast in de dividendbelasting als er geen sprake
is van zuivere winst en er voldaan is aan de notarismethode. Terugbetaling van kapitaal ten
laste van de agioreserve is in beginsel een regulier voordeel op grond van art. 4:13 lid 1 sub
b Wet IB. Uit de casus blijkt dat de nominale waarde van de aandelen met het bedrag van de
uitkering is teruggebracht. Het is daarnaast van belang dat er niet meer terugbetaald wordt
dan de verkrijgingsprijs en dat de notarismethode ook hier wordt toegepast. Indien hieraan
voldaan wordt, is er geen sprake van een regulier voordeel en is de terugbetaling van kapitaal
onbelast in de inkomstenbelasting. Uiteindelijk wordt een terugbetaling van kapitaal ten laste
van de agioreserve belast door toepassing van art. 4.33 Wet IB; de verkrijgingsprijs van de
aandelen wordt verminderd met de terugbetaling. Terugbetaling van kapitaal ten laste van de
winstreserve is op grond van art. 3 lid 1 sub a Wet DB belast in de dividendbelasting en op
grond van art. 4:12 sub a Wet IB belast als regulier voordeel in de inkomstenbelasting.
Opgave 7
a. De uitreiking van winstbewijzen aan een enig aandeelhouder wordt niet aangemerkt als
een regulier voordeel omdat op het moment van uitreiking geen winstreserves de
vennootschap verlaten. Vanuit het subject gezien vindt geen verrijking plaats. Er sis sprake
van een herverdeling van de gerechtigdheid tot de winstreserves. De uitreiking van de
winstbewijzen kent daarom geen gevolgen voor de inkomstenbelasting. Daarnaast valt de
uitreiking van winstbewijzen niet onder de uitdelingen van de winst zoals wordt bedoeld
in artikel 3 lid 1 sub a Wet DB. De uitreiking van winstbewijzen heeft daarom ook geen
gevolgen voor de dividendbelasting.
b. De uitreiking van winstbonusaandelen aan de aandeelhouder is voor de DB belast o.g.v.
art. 3 lid 1 sub C en wel voor de nominale waarde ervan. De uitreiking van
winstbonusaandelen aan de winstbewijshouder is voor de DB belast o.g.v. art. 3 lid 1 sub
e DB en dan voor de waarde in het economisch verkeer op grond van art. 3 id 2 DB. Voor
de IB is de uitreiking van de winstbonusaandelen aan de aandeelhouder onbelast o.g.v.
art. 4.13 lid 2. De uitreiking aan de winstbewijshouder is echter als regulier voordeel belast
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rosalievdb29. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.