Social Networks
Cultuur en natuur lijken gestructureerd te zijn in netwerken. Er zijn vele netwerkstructuren, zoals voedselwebben en
transportnetwerken (elektriciteitsnetten, snelwegnetten). In sociale netwerken is een netwerkonderzoek passend
wanneer de gedetailleerde werking van een sociaal systeem wordt bestudeerd. Hierbij wordt niet alleen naar actoren
in het systeem en hun individuele eigenschappen gekeken (‘samenstelling van het systeem’), maar ook hoe ze zich tot
elkaar verhouden ('structuur van het systeem'). Een algemene hypothese van netwerktheorie is dat de positie van een
actor in een netwerk voor een deel de beperkingen en kansen bepaalt die hij of zij zal tegenkomen, en daarom is het
identificeren van de positie belangrijk voor het voorspellen van uitkomsten als prestaties, gedrag of overtuigingen.
Kenmerkend zijn de onderlinge afhankelijkheden tussen de actoren in het systeem, die gemodelleerd worden als
verbindingen.
Enquêtegegevens kunnen niets onthullen over hoe sociale systemen werken, terwijl de
netwerkbenadering dit wel kan. Allen Barton’s Meat Grinder (1968) stelt dat als men het
functioneren van een sociaal systeem wilt bekijken, men moet proberen primaat te geven
aan het begrijpen van wat er gebeurt tussen actoren en men methoden moet proberen te
vermijden die steunen op sterke aannames over onafhankelijkheid.
Netwerken zijn een manier van denken over sociale systemen die onze aandacht vestigen
op de relatie tussen de entiteiten waaruit het systeem bestaat, die we actoren of
knooppunten (nodes) noemen. De knooppunten hebben kenmerken, (attributen), die
onderscheid maken tussen de knooppunten. Dit kunnen categorische (bijv. geslacht) of
continue kenmerken (bijv. leeftijd) zijn. De relatie tussen knooppunten heeft ook
kenmerken, en in netwerkanalyse beschouwen we deze als banden (ties of links). Ketens of paden van nodes en
verbindingen zorgen voor het verbonden web dat we beschouwen als een netwerk.
De knooppunten worden meestal “sociale actoren” genoemd (individuen, bedrijven, landen). We schrijven xij=1 als
actors i een band hebben met actor j, en xij=0 als dat niet zo is. Netwerken kunnen ook niet-gericht zijn (xij=xji voor
alle i, j). Wanneer xij niet binair is maar een intervalmeetniveau heeft, wordt dit een gewaardeerd/valued netwerk
genoemd. “Sociale actoren” en “sociale relaties” kunnen veel dingen zijn.
De spontane sociale orde bestaat uit de primaire sociale orde (verwantschap, vriendschap, vertrouwen) en markten
(handel, veilingen, toeleveringsketens).
De geconstrueerde sociale orde bestaat uit de overheid (politieke allianties, oorlogen, co-sponsorschap) en
organisaties (formele en informele relaties op het werk, directies). In geconstrueerde sociale orden hebben we een
top-down en bottom- up versie van netwerken. De formele structuur, top-down, bestaat uit functieomschrijving,
taakhiërarchie en afdelingengemeenschappen. De informele structuur, bottom up, bestaat uit rollen door
interactie-ervaring en collegiale machtstoewijzing. Sociaal netwerkonderzoek is doorgaans gefocust op de informele
structuur.
Het is gebruikelijk om netwerken te conceptualiseren in grafieken, zoals hiernaast is te zien. Een grafiek bestaat uit
knooppunten V en een set banden E. Grafieken kunnen gericht of ongericht zijn. In een gerichte grafiek geven de
banden richting aan en zijn ze weergegeven als pijlen. Niet-gerichte grafieken worden gebruikt voor relaties waar er
geen richting is. Een node/knooppunt zonder verbindingen worden ‘isolaten’ genoemd. In een grafiek is er het idee
van een ‘path’: een reeks aangrenzende nodes/knooppunten waarbij er nooit een node twee keer wordt bezocht. Een
reeks knooppunten waarbij een node wel vaker wordt bezocht, maar de relatie tussen twee nodes maximaal één keer,
wordt een ‘trail’ genoemd. Een reeks aangrenzende nodes noemen we een ‘walk’. De lengte van een ‘walk’ wordt
gedefinieerd als het aantal banden dat deze heeft. De afstand tussen twee nodes geeft aan hoe snel iets van het ene
knooppunt naar het andere kan reizen. De geodetische afstand is de kortste afstand tussen nodes. Een lange
geodetische afstand houdt in dat het lang duurt voordat iets van het ene knooppunt naar het andere gaat.
De data uit de netwerkanalyses kan op drie andere manieren opgeslagen worden. De eerste manier is via een
aangrenzende matrix/adjacency matrix. Een adjacency matrix is een matrix waarin de rijen en kolommen
knooppunten vertegenwoordigen en een invoer in rij i en kolom j een tie van i tot j vertegenwoordigen. De richting
gaat van de rijen naar de kolommen. De tweede manier is een node/partner list. De laatste manier is een tie/are/edge
list.
1
,Netwerken kunnen multiplex zijn: eén set actoren kan meerdere soorten relaties hebben
(vriendschap, advies krijgen, praktische hulp). Soms kan het zinvol zijn om deze te combineren tot
één uitgebreid netwerk, waarbij “Geen relatie” geen van bovenstaande relaties is, een “Positieve
relatie” tenminste één van bovenstaande en een “zeer positieve relatie” al het bovenstaande is.
Er kunnen momenten zijn waarop we netwerkgegevens opnieuw willen uitdrukken, door te
standaardiseren of normaliseren om ervoor te zorgen dat we eerlijke vergelijkingen maken tussen
rijen, kolommen of matrices. Een klassieke normalisatieprocedure is het berekenen van z-scores voor
elke rij, dus elk heeft een gemiddelde van 0 en een standaarddeviatie van 1. Een andere benadering is
om elke rij te delen door de maximale waarde.
Centralisatie is een eigenschap van een netwerk als geheel. Wanneer gemeten, is het een enkel nummer dat het hele
netwerk kenmerkt. Naast centralisatie bestaan er andere eigenschappen voor het hele netwerk, zoals cohesie. Cohesie
is het idee van verbondenheid. De eenvoudigste maat voor cohesie is dichtheid (het aantal bindingen in het netwerk).
Dichtheid kan worden geïnterpreteerd als de waarschijnlijkheid dat er een tie/band bestaat tussen een willekeurig
paar willekeurig gekozen knooppunten. In binaire gegevens wordt dichtheid gemakkelijk berekend als het gemiddelde
van alle waarden in de adjacency matrix. In valued/gewaardeerde gegevens berekenen we eenvoudig het gemiddelde
van alle waarden, dat wil zeggen dat we de gemiddelde verbindingssterkte berekenen. In principe is het voordeel van
dichtheid ten opzichte van het aantal banden (of totale verbindingssterkte) dat het wordt aangepast voor het aantal
knooppunten in het netwerk, waardoor dichtheidsgegevens vergelijkbaar zijn voor groepen van verschillende
grootten. Er moet echter voorzichtigheid worden betracht bij het vergelijken van dichtheden van kleine groepen met
dichtheden van veel grotere groepen (in een netwerk van 1000 knooppunten lijkt het onwaarschijnlijk dat het aantal
banden dat een actor zal hebben met anderen zal meegroeien met het beschikbare aantal). Dichtheden in grote
netwerken zijn meestal lager dan in kleine netwerken. Vanwege dit probleem gebruiken sommige onderzoekers de
gemiddelde graad van het netwerk. Als we de graad (aantal ties) voor elk knooppunt berekenen en vervolgens deze
graden delen door het aantal knooppunten in het netwerk, krijgen we de gemiddelde graad van het netwerk. De
dichtheid van een netwerk hoeft niet overal in het netwerk gelijk te zijn: een netwerk met een gemiddelde
dichtheidswaarde kan sommige regio's hebben met een bijna perfecte dichtheid en andere regio's in de buurt van
vacuüm.
Een dyad is een paar actoren <i, j> in het netwerk, plus de configuratie van verbindingsvariabelen <xij, xji>
tussen hen. In een gericht, binair netwerk zijn er n(n-1) verbindingsvariabelen gelokaliseerd in n(n-1) /2
dyads. Er zijn drie soorten dyads (MAN): Mutual, Asymmetric en Null. Een eenvoudige telling van typen
('dyad-telling') geeft informatie over de mate waarin het netwerk symmetrisch is. Bijvoorbeeld, in het
netwerk hiernaast is de dyad census M=2, A=3 en N=de rest.
Er zijn een aantal netwerk indexen gebaseerd op de dyad census, bijvoorbeeld de density van een netwerk.
Deze wordt gedefinieerd als het deel van de daadwerkelijk waargenomen verbanden (2M + A) tussen de
potentieel waarneembare verbanden (n(n-1)). In het netwerk hierboven is de density dus (2x2 + 3) / 5(5-1)
= 0.35.
Een andere index is de reciprocity index. Deze kan worden gedefinieerd als het percentage van
daadwerkelijk wederzijds bevestigde banden (2M) tussen de mogelijk reciproceerbare banden (2M + A). In
het netwerk hierboven is de reciprocity (2x2)/(2x2 + 3) = 0.057.
Ook kunnen indexen (voorwaardelijke) verbindingskansen geven. Neem hierbij aan dat twee knooppunten
i, j willekeurig worden geselecteerd uit het netwerk. De (onvoorwaardelijke) kans dat i een band heeft met j
is Pr(xij = 1) = density. De voorwaardelijke kans dat i een band heeft met j, gegeven dat j verbonden is met
i, is Pr(xij=1 I xji=1) = reciprocity.
Andere netwerkconcepten gedefinieerd op het dyad-niveau zijn nabijheid/propinquity en homophily.
Nabijheid wordt gedefinieerd door geografische of sociale nabijheid (bijvoorbeeld een kantoorlocatie: zelfde
gebouw, zelfde verdieping). De nabijheid weerspiegelt de kansen om elkaar te ontmoeten of met elkaar te
communiceren. Homofilie wordt gedefinieerd door nabijheid op variabelen op individueel niveau. Status is
zichtbare homofilie (geslacht, etniciteit, etc.) en onzichtbare homofilie kan zijn door waarden, attitudes,
voorkeuren, etc. Homofilie wordt gemeten met de E-I index (Borgatti et al.). E is hierbij het aantal externe
banden (tussen groepen) en I het aantal interne banden (binnen groepen). De index varieert tussen -1 (alle
banden zijn binnen groepen) en +1 (alle banden zijn tussen groepen). In het netwerk hiernaast is de homofilie
dus (2-3)/(2+3)=-0.20. Het is dus een negatieve homofiele maat (of een heterofiele maat). Een alternatieve
index zou het percentage homofiele banden zijn, berekend als I/(E+I). In het netwerk hiernaast is het
percentage homofiele banden 3/(2+3)=0.60.
Een triad is een set van drie actoren in het netwerk, samen met de configuratie van banden tussen hen. In een
gericht, binair netwerk zijn er zestien drietaltypen -meestal aangegeven door hun dyad census 'MAN' plus (waar
nodig) een onderscheidende letter: C = cyclisch U = up D = down T = transitief.
2
, Georg Simmel was de eerste die wees op de complexiteit die derde personen introduceren in
interpersoonlijke relaties: “Triads are where ‘social’ starts”. Het tertius gaudens idee stelt dat de derde partij
profiteert van het benutten van asymmetrieën in een dyad. Het tertius iugens idee stelt dat de derde partij
beseft dat hij voordelen kan hebben door twee anderen te verbinden. Deze ideeën zijn later uitgewerkt door
Ronald Burt, in zijn theory of structural holes.
Triad-niveau eigenschappen van netwerken zijn transitiviteit en 3 cycles. Transitiviteit betekent dat vrienden
van mijn vrienden mijn vrienden zijn. Transitiviteit geeft hiërarchie-compatibele groepsvorming aan in een
(sociaal netwerk). 3 cycles gaat uit van gegeneraliseerde reciprociteit. Cycli in
een netwerk duiden op afwezigheid van een hiërarchie. Verrassend genoeg
vertonen vriendschapsnetwerken in het algemeen niet veel cycli.
Een netwerkindex gebaseerd op de triad census is de transitiviteitsindex. Deze
wordt gedefinieerd als het deel daadwerkelijk waargenomen transitively closed
triples of nodes <i, k, j> onder de waargenomen potentieel gesloten paden van
lengte 2 van i tot j via k. In het netwerk dat hiernaast is gegeven is de
transitiviteitsindex 0.50.
Een andere eigenschap van een triad-niveau is structural equivalence, die zegt dat een band van i naar j
waarschijnlijker is wanneer j en i een vergelijkbare verbinding hebben met een derde actor k. Als twee actoren i
en j identiek verbonden zijn met derde actor k, dan wordt dit gezien als structureel equivalent. Voornamelijk in
vriendschapsnetwerken neigt dit. Structural equivalence “overlapt” met transitivity.
Sociaal kapitaal
Netwerken hebben waarde voor het individu: het onderhouden van een netwerk is inspannend, maar het kan
worden omgezet in (economische voordelen). Hier komen drie aspecten uit. Het activeringsaspect zegt dat
sociaal kapitaal kan worden gebruikt om middelen te mobiliseren waarover anderen beschikken. Het
beleggingsaspect betekent dat individuen hierdoor in hun sociale netwerk investeren. Op het niveau van de
gemeenschap geldt dat wanneer individuen in een gemeenschap allemaal hun sociale netwerk investeren dit de
voordelen vergroot die elk individu kan halen uit zijn individuele contacten.
Er is geen overeenkomst over de definitie van sociaal kapitaal. We noemen het ‘kapitaal’, omdat het idee is dat er
individueel rendement is op beleggingen. Het gaat voornamelijk om voordelen (Burt, 2000; ‘metaphor about
advantage’): mensen die beter zijn verbonden met anderen doen het meestal beter. Er bestaan verschillende
perspectieven.
Bourdieu (1930-2002) legt de nadruk op het overwinnen van het dualisme van individuele subjectiviteit en externe
sociale krachten. Een van de premissen van de sociologie van Bourideu is dat de samenleving bestaat uit verschillende
sociale domeinen (onderwijs, recht, politiek, economie). Vormen van human capital (economisch, cultureel,
symbolisch en sociaal) zijn de belangrijkste factoren die de posities en mogelijkheden van de verschillende actoren op
elk gebied bepalen. Hij erkende twee delen van sociaal kapitaal, namelijk de relaties die toegang bieden tot bronnen
en de kwaliteit van die relaties. Hij is kritisch over Social Network Analysis, omdat hij denkt dat een
methode-netwerkanalyse teveel gericht is op interpersoonlijke banden.
Volgens Coleman (1926-1995) is sociaal kapitaal "inherent aan de structuur van relaties tussen personen en tussen
personen" (Coleman, 1990). Hij ziet dichte netwerken als voorwaarde voor sociaal kapitaal. Hij introduceerde het
concept closure (cohesie) als maatstaf voor normen die de uitwisseling van sociaal kapitaal sturen. Coleman stelt dat
closure (“beter verbonden” betekent dat mensen “verbonden zijn in een groep mensen die elkaar allemaal kennen)
goed is, omdat informatie snel rondgaat, het vertrouwen vergemakkelijkt (angst voor een beschadigde reputatie sluit
opportunistisch gedrag uit) en het bevordert wederzijdse bijstandsverplichtingen en de sociale controle van afwijkend
gedrag.
Burt (1949) ziet sociaal kapitaal als “de hulpbronnen die contacten houden en de structuur van contacten in
het netwerk” (Burt, 1992). Beter verbonden betekent dat mensen “verbonden zijn met mensen die elkaar niet
kennen”. Het Ego krijgt tal van concurrentievoordelen en krijgt hogere beleggingsrendementen als ego's
zwakke, directe-relaties als brug tussen zijn alters fungeren (en zo structural holes overspannen). Structurele
gaten verklaren meer dan netwerkclosure als het gaat over het voorspellen van de best presterende actor.
Lin (1938) ziet sociaal kapitaal als een "investering en gebruik van ingebedde bronnen in sociale relaties voor
verwachte opbrengsten" (Lin, 2000). Volgens Lin betekent “beter verbonden” zijn dat mensen “verbonden zijn
met mensen met goede middelen en kennis”. Sociaal kapitaal vergroot de kans op instrumentele rendementen (zoals
betere banen, eerdere promoties, hogere inkomsten) en expressieve rendementen (zoals een betere mentale
gezondheid). Sociaal kapitaal wordt gedefinieerd als de hoeveelheid/kwaliteit van bronnen die een actor kan
3