1
Dit is puur een overzicht van de arresten van dit schooljaar, de verzamelaar
heeft geen recht op de geschreven stukken, en is ook geen product van
verzamelaar. Alle rechten behoren tot de originele auteurs, zie
bronvermelding. De verzamelaar is niet aansprakelijk voor schending van
auteursrecht.
Arresten overzicht privaatrecht anno
Week 1
Blaauboer/Berlips
Casus
Berlips verkoopt zijn grond aan Blaauboer. Bij de verkoop belooft hij aan Blaauboer
dat hij een weg zal aanleggen op een naastliggende strook grond, die hij ook in zijn
bezit heeft en behoudt. Later wordt die strook grond overgedragen aan een derde,
zonder dat de weg is aangelegd. Blaauboer eist schadevergoeding van Berlips op
grond van wanprestatie. Berlips stelt dat de verplichting tot het aanleggen van de
weg is overgegaan op de nieuwe eigenaar van de strook grond.
Het Hof stelt Berlips in het gelijk. Het Hof oordeelt het volgende:
“Er is geen wezenlijk verschil tussen de situatie waarin iemand door erfopvolging
eigenaar van een zaak wordt – daarbij verkrijgt de verkrijger alle rechten en
plichten van de overledene – en de situatie waarin iemand door overdracht
eigenaar wordt.”
De Hoge Raad oordeelt dat de verbintenis niets te maken heeft met de eigendom van
de grond. Als Blaauboer zijn recht kan worden uitgeoefend tegen iedere
rechthebbende op de grond, waarop de weg moest worden aangelegd, dan zou dat
recht ‘droit de suite’ (goederenrechtelijk gevolg) hebben en dus een
goederenrechtelijk karakter hebben. Dat strijdt met het strikte onderscheid dat
, 2
gemaakt moet worden tussen het goederen- en verbintenissenrecht. Eigendom en
verbintenis staan dus los van elkaar. Indien dit onderscheid niet gemaakt zou
worden, zouden overeenkomsten een belemmering kunnen vormen voor het
verkopen van een stuk grond. Je zou dan, zonder dat je het weet, gebonden kunnen
zijn aan een andere overeenkomst. Inschrijving in een openbaar register is in dit
geval namelijk niet verplicht. De Hoge Raad acht dit in strijd met het beginsel van
rechtszekerheid.1
Hofland/Hennis
Essentie
Dit arrest gaat over de interpretatie van artikel 6:217 lid 1 BW, die luidt als volgt:
“Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan”.
Maar wanneer is er nu sprake van een aanbod en wanneer komt dan een
overeenkomst tot stand? De vraag in casu is of enkel aanvaarding van een aanbod in
een advertentie genoeg is om een overeenkomst tot stand te laten komen.
Rechtsregel
In dit arrest werd bepaald, dat een huis te koop aanbieden in een woongids een
uitnodiging is tot onderhandeling. In het algemeen moet het niet worden gezien als
aanbod.
De Hoge Raad oordeelde:
“Vooropgesteld moet worden dat een advertentie waarin een individueel bepaalde
zaak voor een bepaalde prijs te koop wordt aangeboden, zich in beginsel niet ertoe
leent door eventuele gegadigden anders te worden opgevat dan als een uitnodiging
om in onderhandeling te treden, waarbij niet alleen prijs en eventuele verdere
voorwaarden van de koop, maar ook de persoon van de gegadigde van belang
kunnen zijn. Het antwoord op de vraag, wanneer, als inderdaad onderhandelingen
volgen, de koop geacht moet worden tot stand te zijn gekomen en of dit wellicht
1 Redactie. (2021, 4 december). HR 03-03-1905, W 1905, 8191 (Blaauboer/Berlips). Het Rechtenstudentje.
https://www.hetrechtenstudentje.nl/jurisprudentie/hr-03-03-1905-w-1905-8191-blaauboer-berlips/
, 3
moet worden aangenomen op grond van het uitblijven van een tijdige reactie op
een uiting van de wederpartij dat volgens haar overeenstemming is bereikt, hangt
in een zodanig geval niet daarvan af, of de advertentie als een vrijblijvend aanbod
mocht worden opgevat.”
Volgens de Hoge Raad is een advertentie waarin een individueel bepaalde zaak voor
een bepaalde prijs te koop staat, slechts een uitnodiging tot onderhandeling oftewel
een uitnodiging tot het doen van een aanbod. Er zijn namelijk meerdere factoren
belangrijk bij zo’n grote koopovereenkomst als een huis koop. Onderhandelingen op
dit gebied, kunnen erg belangrijk zijn bij het overeenkomen van een
koopovereenkomst.2
Week 2
Baris/Riezenkamp
Essentie
In deze zaak is bepaald dat geen vordering tot vernietiging nodig is, indien bij wijze
van verweer beroep wordt gedaan op geweld, dwaling of bedrog en komen de
rechtsgevolgen van de aanvaarding van dit verweer aan de orde. De goede trouw kan
meebrengen, dat degene die door het niet in acht nemen van de vereiste zorg in
dwaling heeft verkeerd, zich niet met vrucht op dwaling kan beroepen.
Inhoud arrest
Tussen Baris en Riezenkamp komt omstreeks 18 januari 1952 een koopovereenkomst
tot stand. Waarbij Riezenkamp van Baris koopt: een partij goederen, bestaande in
onderdelen, materialen en gereedschappen voor de fabricage van
rijwielhulpmotoren, benevens de tekeningen, lijsten van onderdelen,
octrooiaanvragen en betreffende deze rijwielhulpmotoren en circa 97
rijwielhulpmotoren als gereed product. Vervolgens betaalt Riezenkamp niet en
weigert hij de gekochte goederen af te nemen. Baris vordert ontbinding van de
overeenkomst met schadevergoeding. Riezenkamp heeft de gestelde overeenkomst
ontkend. De Hoge Raad beslist uiteindelijk tot vernietiging van het beroep in
cassatie.
Rechtsregel
Het beroep op het gebrek van de overeenkomst kan op tweeërlei wijze worden
gedaan, namelijk (1) door een bijzondere op de vernietiging gerichte rechtsvordering
en (2) bij wijze van verweer tegen een op de overeenkomst steunende eis van de
wederpartij.
2 Redactie. (2020, 26 oktober). ECLI:NL:HR:1981:AG4177 (Hofland/Hennis). Het Rechtenstudentje.
https://www.hetrechtenstudentje.nl/jurisprudentie/eclinlhr1981ag4177-hoflandhennis/