AFP
LES 2: BASIS PARAMETERS
LEERDOELEN
1. Medische terminologie: termen en uitdrukkingen die in de
medische wereld gebruikt worden
2.
Parameter Normaalwaarde
Reactiepatroon AVPU/EMV AVPU (alert-verbal-pain-
unresponsive):
A bewust van omgeving en tijd
V reageert op aanspreken maar niet
op omgeving
P reageert alleen op pijnprikkels
U reageert nergens op, bewusteloos
AVPU: methode om het bewustzijn
te bepalen, A gunstigste en U het
slechtste
EMV (Eye opening, best Motor
response, best Verbal
response):
E: 4) opent ogen spontaan
3) opent ogen op aanspreken
2) opent ogen op pijnprikkel
1) opent ogen niet
M: 6) voert eenvoudige opdracht uit
5) lokaliseert een pijnprikkel
4) normale flexie op pijnprikkel
3) abnormaal buigen op
pijnprikkel
2) extensie op pijnprikkel
1) geen reactie op pijnprikkel
V: 5) georiënteerd in tijd, plaats en
persoon
4) gesprek mogelijk, wel verward
3) spreekt, geen gesprek
mogelijk
2) kreunt alleen
1) geen verbale uitingen
EMV: wordt naar het bewustzijn
gekeken en naar het openen van de
ogen en motorische bewegingen.
Het gunstigste is om een zo hoog
mogelijke score te hebben.
Oriëntatievermogen Plaats, tijd en persoon (hoe goed
1
, iemand weet waar hij/zij is, hoe laat
het is en wie hij of zij is)
Pupil reactie Pupil wordt kleiner bij lichtinval
lichtreactief (reageren op licht)
Lichtstijvepupillen: geen reactie
op licht door een fout in
neurologisch systeem
Isocoor: pupillen zijn gelijke grootte
Ansicoor: pupillen zijn verschillend
in grootte door fout in het
neurologisch systeem
Pupilreactie zegt vooral iets over het
neurologisch stelsel
Pijnscore Geen pijn: 0, weinig tot draaglijke
pijn: 1-4 veel pijn: 7-10
Vraagt aan patiënt wat de score is
Boven de 5 pijnstilling
Boven de 8 hevigere pijnstilling
NRS: numerieke rating skill
VAS schaal: visueel analogische
schaal
Ademfrequentie 12-18 per minuut of 9-14 per minuut
Cheyne-stokesademhaling:
krijgen mensen die tegen het einde
aanzitten, een korte hele snelle
ademhaling waarna een hele lange
pauze (soms een minuut)
Hyperventilatie: hele grote
hoeveelheden lucht in- en
uitademen
Apneus: een grote ademhaling met
vervolgens een lange pauze
Tachypneu: te snelle ademhaling >
20 ademhalingen per minuut, kan
teken zijn van zuurstoftekort. Wordt
gezien bij longaandoeningen (astma,
COPD) of bij aandoeningen in de
circulatie (shock)
Bradypneu: te trage ademhaling
Ademhalingspatroon Regelmatig
Ademgeruis Normaal stil
Ademgeruis kan heel hoog zitten
(slokdarm) of heel diep in de longen
Saturatie 95% of hoger
Ondergrens rond de 40/50%
Wordt gemeten met een
saturatiemeter
Kleur Huidskleur
Slijmvliezen kunnen ook verschillen
in kleur
Geelzucht: problemen in de lever
Cyanose: blauw zien door
2
, zuurstoftekort
NIBP; MAP MAP/MEAN: 70 tot 90 mmHg
(MAP: Mean Arterial Pressure)
Berekenen door 2x diastole + 1x
systole: 3
MANP (manueel arterieel
bloeddrukmeting): met de hand of
een band gemeten
IABP (intra arterieel
bloeddrukmeting): Bloedprikken
door een katheter in de slagader in
te brengen, wordt gemonitord aan
de computer waardoor continu de
bloeddruk te zien is. Meting in het
lichaam
Bloeddrukmeting in het lichaam
NIBP (non-invasief bloed
pressure):
Systolische bloeddruk: bloeddruk op
het moment dat het hart
samentrekt, zich leegmaakt en bloed
de slagaders in stroomt
Diastolisch: onderdruk, wordt
gemeten als het hart ontspant (na
systole)
Diastolisch: 120-129 mmHg
Systolisch: 80-84 mmHg
Bloeddrukmeting buiten het
lichaam
Hypertensie: hoge bloeddruk
Hypotensie: lage bloeddruk
Hartfrequentie; pulsaties 60-100 slagen per minuut
Aantal slagen per minuut
Tachycardie: te snel hartritme, de
hartslag loopt in rust op tot meer
dan 100 slagen per minuut. Het hart
kan niet meer voldoende bloed
rondpompen waardoor organen
zoals hersenen, nieren, lever en de
hartspier zelf niet meer genoeg
zuurstof krijgen
Bradycardie: een te traag of
onregelmatig hartritme er wordt dan
niet genoeg zuurstof rondgepompt
Hartritme Regelmatig of onregelmatig
Zwakke pols: weinig bloed in het
3
, lichaam
Halsvenen/CVD Druk in de centrale aders,
CVD: centraal veneuze druk
Capillaire refilltijd: hervulling van de 4,5 s
haarvaten
Diurese: nierfuncties, vorming van 0,5 ml/kg/uur = 30-50 ml/uur
urine
Huidturgor: veranderingen in de Normaal: huid vormt snel terug
huidelasticiteit (door dehydratatie) Laag: huid is droog en blijft staan
Slijmvliezencontrole Rood, vochtig, glanzend
Acute gewichtsveranderingen Binnen 2%
gewichtsafname/toename
Oedeem: in de onderbenen vocht
Kerntemperatuur 36,5-37,5
Peristaltiek/defecatiepatroon Licht borrelend geluid, regelmatig en
geen pijn. 1 tot 2 keer per dag
Bloeddruk: druk in de slagaderen
- Arteriële systeem: alle slagaderen, zuurstofrijk bloed, geeft
zuurstof af aan organen en spieren etc. en haalt CO2 op wat door de
aderen terugstroomt
Arterie: één slagader
- Veneuze systeem: alle aderen, zuurstofarm bloed, stroomt terug
naar het hart
Bloed uit het arteriële systeem stroomt terug door het veneuze systeem
Vitale functies
A – airway: beoordeelt of de lucht-/ademweg vrij is of vrijgemaakt moet
worden, wordt gedaan door CWK-controle: controle of er letsel lis aan de
cervicale wervelkolom
B- breathing: eventuele symptomen van een bedreigende
oxygenatie/gaswisseling en daaruit bepalen of er beademing toegepast
moet worden of dat er andere middelen gebruikt moeten worden.
Oxygenatie: voorziening met zuurstof van de ademhalingslucht of van het
bloed en de weefsels
C- circulation: zijn er symptomen van een bedreigde circulatie en wat
zijn de eventuele oorzaken
D- disabilities: is er een bewustzijnsstoornis en/of andere acute
neurologische symptomen
E- exposure/environment: is de lichaamstemperatuur gestoord en wat
is de oorzaak, hebben omgevingsfactoren daar invloed op gehad.
ABCDE is op basis van ‘treat first what kills first’ dus eerst de primaire en
vervolgens secundaire en tertiaire letsels en stoornissen.
EWS: early warning system.
Hiermee worden snel de vitale functies beoordeeld
SBAR: een helder overzicht van de situatie om eenduidig te kunnen
communiceren met collega, arts, cliënt en naasten
S- situation: wat is de situatie en je relatie met de patiënt, korte schets
van wat je aantreft/objectief waarneemt en metingen die je hebt gedaan
4