LEH 1 - rechtsbescherming
Illegale dakkapel
- Essentie -> uitzonderingen op beginselplicht tot handhaving
- Rechtsvraag
o of het bestuursorgaan, het college van B&W, van handhavend optreden had moeten
afzien
o zijn de uitzonderingen van toepassing?
Concreet zicht op legalisatie / onevenredig/disproportioneel
- Rechtsregel
o Een bestuursorgaan heeft beginselplicht tot handhaving, tenzij concreet zicht is op
legalisatie of het handhavend optreden is zodanig onevenredig dat ervan moet
worden afgezien.
- Feiten
o Op 18 februari 2002 heeft het college van B&W van Haarlem betrokkenen de
opdracht gegeven de dakopbouw van hun woning binnen twaalf weken in
overeenstemming te brengen met een daarvoor verleende bouwvergunning dan wel
deze af te breken, onder oplegging van een dwangsom van zesduizend euro per
week, met een maximum van achttienduizend euro. Tegen dit besluit zijn
betrokkenen in bezwaar gegaan. Het bezwaar is ongegrond verklaard en ook het
ingestelde beroep is ongegrond verklaard. Betrokkenen stellen daarom hoger beroep
in bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
- Beoordeling
o Eerst beoordeelt de Afdeling of er sprake is van een overtreding. In onderhavig geval
is hier sprake van, omdat betrokkenen de dakopbouw hebben gebouwd in afwijking
van de verleende bouwvergunning, wat in strijd is met artikel 40, eerste lid, van de
Woningwet. Het college van B&W heeft dus de bevoegdheid om tegen deze
overtreding handhavend op te treden.
o In de regel zijn ze verplicht om van deze bevoegdheid gebruik te maken tenzij er
concreet zicht is op legalisatie; of
dat handhaven in onderhavig geval niet proportioneel is.
o De rechtbank had geoordeeld dat concreet zicht op legalisatie ontbrak en
betrokkenen hebben dit niet betwist in hoger beroep. Ook is het opleggen van een
last onder dwangsom in onderhavig geval niet disproportioneel.
o Volgens de Afdeling was het wel degelijk mogelijk om aan de last te voldoen in de
daarvoor gestelde begunstigingstermijn. In onderhavig geval heeft het college van
B&W terecht handhavend opgetreden.
Rolhanddoekautomaat
- Essentie -> Beginselplicht tot handhaving
o Herstelsancties (bestaat niet t.o.v. bestraffende sanctie)
o Let op, de Awb omschrijft slechts wat verschillende handhavingsmogelijkheden zijn
(zoals de last onder dwangsom en last onder bestuursdwang) MAAR geeft geen
bevoegdheid tot het opleggen van die sanctie! Deze moet in de bijzondere
wet/regeling gevonden worden!
- Rechtsvraag
o Heeft een bestuursorgaan de verplichting om bij een constatering van een
overtreding van een wettelijk voorschrift handhavend op te treden?
- Rechtsregel
o Een bestuursorgaan heeft beginselplicht tot handhaving, tenzij concreet zicht is op
legalisatie of het handhavend optreden is zodanig onevenredig dat ervan moet
worden afgezien.
, - Feiten
o Appellant heeft het college van B&W van Beesel verzocht om handhavend op te
treden tegen café Friends. Volgens appellant is er sprake van een overtreding. In de
nacht van 1 op 2 augustus 2008 zijn namelijk de geldende geluidgrenswaarden
overschreden door het gebruik van een handdoekautomaat op het toilet. Tevens is
er ook in de nacht van 16 op 17 januari 2009 sprake geweest van een andere
overtreding. Op die bewuste nacht zijn namelijk de geluidgrenswaarden ook
overschreden door stemgeluid.
o Het college wijst het verzoek om handhavend op te treden tegen het café af.
Volgens appellant heeft het café gehandeld in strijd met het Besluit algemene
regels inrichtingen milieubeheer. Het college zou daarom bevoegd en gehouden
zijn om hiertegen op te treden. Appellant dient daarom een bezwaarschrift in tegen
het besluit van het college. Deze wordt opnieuw ongegrond verklaard. Daartegen
heeft appellant beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad
van State.
- Beoordeling rechter
o “Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van
overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met
bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze
bevoegdheid gebruik moeten maken.
o Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan dit weigeren te
doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voort kan
handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te
dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden
afgezien.”
Gedogen in Bladel
- Essentie -> gedoogbeslissing is geen besluit
- Rechtsregel
o Gedoogbeslissing, de weigering een gedoogbeslissing te nemen en de intrekking van
een gedoogbeslissing zijn (op enkele uitzonderingen na) geen besluiten in de zin van
de Awb en worden daarmee ook niet gelijkgesteld (zijn niet op rechtsgevolg gericht).
o Indien dit wel zo zou zijn, gaat dat naar het oordeel van de Afdeling
bestuursrechtspraak de “rechtsvormende taak van de bestuursrechter te boven”.
- Een beslissing om te gedogen is geen besluit en wordt voor de rechtsbescherming in principe
ook niet gelijkgesteld met een besluit tenzij er sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie
(waarbij vooral het criterium van de onevenredig bezwarende weg een rol speelt;
o alleen als het verkrijgen van rechtszekerheid over het al dan niet rechtmatig gedogen
via een andere weg onevenredig bezwarend is (denk bijv. aan het moeten plegen van
een strafbaar feit waarna in de strafprocedure de rechtmatigheid van het (niet)
gedogen aan de orde kan komen) is bestuursrechtelijke rechtsbescherming tegen
een gedoogbeslissing mogelijk. Wel rechtsbescherming
o Dit betekent niet dat betrokkenen geen toegang tot de bestuursrechter hebben. Zo
kan iemand die wordt geconfronteerd met een gedoogbeslissing het
gemeentebestuur vragen om handhaving. Tegen een besluit op zo’n
handhavingsverzoek kan beroep worden ingediend bij de bestuursrechter. Bij een
weigering om te gedogen of intrekking van een gedoogbeslissing kan een betrokkene
het gemeentebestuur om een vergunning vragen. Hij kan ook een
handhavingsbesluit afwachten en daartegen procederen bij de bestuursrechter
, - Maar ook in dat geval is de gedoogbeslissing GEEN besluit in de zin van de Awb (er wordt
alleen voorzien in rechtsbescherming, daarom wordt dan gesteld dat de gedoogbeslissing
voor bezwaar en beroep gelijkgesteld wordt met een (appellabel) besluit).
- Sinds de uitspraak uit 2019 is nog vrijwel nooit aangenomen dat het verkrijgen van
rechtszekerheid via een andere weg dat het aanvechten van een gedoogbeslissing
onevenredig bezwarend is.
Bestuurlijke boete/bestraffende sanctie
Özturk – ‘criminal charge’
- Essentie -> criminal charge
- Essentie -> wat wordt verstaan onder criminal charge ex 6 EVRM?
o Voorwaarden die aangeven welke soorten vervolgingen onder het toepassingsbereik
van art. 6 EVRM vallen
o Ook het vervolgen van andere overtreden normen kan als vervolging, zoals bedoeld
in 6 EVRM worden aangemerkt. Criminal charge is een autonoom begrip om ervoor
te waken dat verdragstaten procedures tot bestraffen aan de waarborgen van 6 en 7
EVRM onttrekken door het etiket ‘civiel- of bestuursrecht’ op te plakken.
- Rechtsregel
o Onder vervolging in artikel 6 EVRM wordt niet alleen verstaan het vervolgen van
strafrechtelijke overtreden normen. Ook het vervolgen van andere overtreden
normen kan als vervolging, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, worden aangemerkt.
1. de nationale classificatie van de overtreden norm; en
2. de aard van de overtredingen; óf
3. de aard en zwaarte van de sanctie.
o Aan de eerste voorwaarde moet in beginsel altijd getoetst worden, om te kijken of er
sprake is van een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM. De tweede en de
derde voorwaarde zijn alternatieve voorwaarden, er hoeft dus slechts één van deze
voorwaarden te worden getoetst, om te bezien of er sprake is van een criminal
charge.
o Sanctie bestraffend en afschrikkend van aard = meestal sprake van crimineel
charge?
- Feiten
o Öztürk, een Turkse staatsburger woonachtig in de Bondsrepubliek Duitsland, reed op
27 januari 1978 met zijn auto een geparkeerde auto aan. Hierdoor was er schade
ontstaan van ongeveer 5000 Duitse Mark. Öztürk werd een administratieve boete
opgelegd van 60 Duitse Mark, voor het begaan van een verkeersovertreding. Öztürk
had tegen dit besluit bezwaar ingediend, omdat hij een openbare behandeling van
zijn zaak voor de rechter wilde.
o Duitsland wilde niet deelnemen aan een mondelinge procedure voor de rechtbank,
omdat het slechts om een kleine overtreding ging.
o Öztürk trok later, met behulp van een tolk, zijn bezwaarschrift in. Er werd daarom
geoordeeld dat Öztürk alle proceskosten moest vergoeden, inclusief de kosten voor
de tolk. Öztürk diende een klacht in bij de Europese Commissie voor de Rechten van
de Mens, omdat volgens hem de veroordeling, tot vergoeding van de kosten van de
tolk, in strijd is met artikel 6 lid 3 EVRM.
o De Commissie oordeelde dat er inderdaad sprake was van een schending van dit
artikel. De Bondsrepubliek Duitsland was het hier niet mee eens, en legde de zaak
voor aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
- Beoordeling
o Het Hof oordeelde ook dat er in dit geval sprake was van een schending van artikel 6
EVRM. Ook al ging het in casu om een kleine overtreding waar slechts een boete van