100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Hoorcolleges Rechtseconomie €5,19   In winkelwagen

College aantekeningen

Hoorcolleges Rechtseconomie

 6 keer bekeken  0 keer verkocht

Alle hoorcolleges van het vak Rechtseconomie

Voorbeeld 4 van de 34  pagina's

  • 14 november 2022
  • 34
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • ?
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (27)
avatar-seller
vanhemertjulia
Hoorcolleges Rechtseconomie
Week 1 Efficiëntie, markten
Rechtseconomie
- Economie: nutsmaximaliserend gedrag
o Nutsmaximaliserend gedrag: mensen kijken hoe hun keuzemogelijk heden
zich tot elkaar verhouden en wat hun beste keuze is.
- Recht: prikkels
- Recht beïnvloedt gedrag!
Twee vragen:
1. Invloed recht op gedrag
2. Invloed recht op maatschappelijke welvaart  nut van individuen

Efficiëntie
- Pareto-criterium
- Hicks-Kaldor-criterium

Verhouding recht en economie
- Economen: als je iets op een bepaalde manier regelt, welke gedragseffecten zullen er
dan volgen. Vooraf kijken naar de gedragsprikkels.
o Ex ante (vooraf)
o Efficiëntie
- Juristen: kijken naar casus en wat de oplossing is.
o Ex post (achteraf)
o Rechtvaardigheid

Indifferentiecurves en Edgeworthbox
Indifferentiecurves: weergave van een goederenpakket waar een individu indifferent is met
zijn keuze, het maakt hem niet uit. Hogere indifferentiecurve: weer indifferent over het
goederenpakket, maar de pakketten zijn beter dan de eerste indifferentiecurve. Een hoger
indifferentiecurve staat voor een hoger nut.
Om indifferentiecurves te vergelijken moet je de twee curves op elkaar leggen. Je draait de
nulpunten zo dat ze tegenover elkaar liggen  Edgeworthbox.

Pareto-verbetering
Pareto-verbetering: verandering waarbij het nut van een of meer leden van een groep groter
wordt, zonder dat het nut van enig ander lid van de groep kleiner wordt. Er gaat er ten
minste een op vooruit en niemand gaat erop achteruit.

,Een Pareto-verbetering is punt B  Sjonnie gaat erop vooruit, voor Anita is het geen nadeel.
Ook punt C is een Pareto-verbetering  Anita heeft een verbetering, Sjonnie heeft geen
verschil.
Tussen B en C zijn ze beide beter af, want bij beide is het hoger dan hun indifferentiecurve,
dus is hier ook sprake van een Pareto-verbetering.
Punt D is geen Pareto-verbetering, want ze zitten beide op dezelfde indifferentiecurve als
oorspronkelijk. Ze zijn dan ook beide evengoed af als oorspronkelijk.

Tussen ABCD  oog van Pareto.
Er is sprake van een verbetering, omdat het voor die persoon op een hogere
indifferentiecurve ligt. Het maakt voor de persoon niet uit, als het op de indifferentiecurve
blijft.

Pareto-optimum
Pareto-optimum: situatie waarin niemand er in welvaart op vooruit kan gaan, zonder dat er
iemand anders op achteruit gaat. Je zit in een Pareto-optimum, als er geen Pareto-
verbetering meer mogelijk is.
Punt B en punt C zijn Pareto-optima, want welke verandering je vanuit die punten ook
bekijkt, altijd gaat er tenminste een op achteruit.
De contractcurve;
- Is een weergave van de verzameling Pareto-optima
- Bestaat uit de verzameling van punten waarin de indifferentiecurven van de
betrokken individuen elkaar raken
o Tussen B en C zijn er ook nog indifferentiecurven mogelijk.

Hicks-Kaldor-criterium
Pareto-criterium geeft geen uitsluitsel als er behalve ‘winnaars’ ook ‘verliezers zijn’, dus: bij
vrijwel elke verandering in wet- en regelgeving.
Alternatief: Hicks-Kaldor-verbetering;
- Verandering waarbij alle betrokkenen erop vooruit zouden kunnen gaan.
- Waar compensatie denkbaar is, doordat de ‘winst’ van de ‘winnaars’ groter is dan het
‘verlies’ van de ‘verliezers’.
- Een potentiele Pareto-verbetering

Volledige mededinging
- Veel vragers
- Veel aanbieders
- Homogeen product: consumenten maakt het niet uit waar ze het kopen, want als het
goed is, is het overal hetzelfde.

1. Kosten van een individuele aanbieder

, - Constante kosten: bijv. kosten gebouw, onafhankelijk van hoeveel goederen je
produceert.
o Gemiddelde constante kosten: constante kosten gedeeld door het aantal
producten. Bij meer eenheden, worden gemiddelde constante kosten kleiner,
want gedeeld door een groter aantal.
- Variabele kosten: kosten die veranderen met de hoeveelheid productie.
o Gemiddelde variabele kosten
- Totale kosten = constante kosten + variabele kosten
o Gemiddelde totale kosten
- Marginale kosten: verandering van de kosten indien een extra eenheid wordt
geproduceerd.
o Marginale opbrengst: opbrengt van een extra eenheid.
o Marginale kosten: extra kosten van een extra eenheid.
o Als marginale opbrengt groter is dan marginale kosten, dan levert de eenheid
meer op dan dat die kost.

2. Onder behoud van kostenstructuur  aanbod van individuele aanbieder.
- Individuele aanbieder streeft naar maximale winst.
- Als MO > MK  uitbreiden
- Als MO < MK  inkrimpen
- Winst maximaliserende hoeveelheid: waar MO = MK


Winst is hier gelijk aan 0, want
de prijs is 3,2 en de GTK is ook
3,2. De gemiddelde opbrengst
en de gemiddelde totale
kosten zijn gelijk en dus is de
winst hier 0.




Stel de prijs is 3, dan levert elke eenheid die de aanbieder verkoopt €3 op. De marginale
kosten liggen onder de prijs, dus hij zou erop vooruitgaan. Als de prijs op de markt €3 zou
zijn, verkoopt hij 27 eenheden en dat maximaliseert zijn winst. Hij maakt verlies, want de
prijs per eenheid is €3, maar de gemiddelde totale kosten liggen erboven. De prijs wat hij
binnenkrijgt is lager dan de kosten, dus hij maakt verlies. Toch kiest hij ervoor om het wel te
verkopen, omdat de prijs hoger is dan de gemiddelde variabele kosten en dan maakt hij
minder verlies dan wanneer hij ermee zou stoppen.
Bij €2,4 ligt de prijs onder de variabele kosten en dan kan hij er beter mee stoppen.
Aanbodcurve individuele aanbieder: dat deel van de MK-curve dat ligt boven het minimum
van de GVK-curve. Er is alleen winst als de prijs ligt boven de gemiddelde totale kosten.

De MK-curve gaat door het minimum van de GTK-curve, omdat de kosten voor de eenheden
daar gelijk zijn. Als de MK-curve onder de GTK-curve ligt, is de GTK-curve dalend, want er zijn

, meer eenheden met minder kosten. Als de MK-curve boven de GTK-curve ligt, is de GTK-
curve stijgend, want er zijn meer eenheden met meer kosten.

3. Marktaanbod
Marktaanbod: aanbod van alle aanbieders gezamenlijk.
Marktaanbodcurve ken je als je de aanbodcurve van de individuele aanbieder kent, want die
ligt gewoon zoveel hoger als er aanbieders zijn. Marktaanbodcurve leidt je dus af uit de
aanbodcurves van individuele aanbieders. De marktaanbodcurve zegt iets over de marginale
kosten op de markt.
- Curve laat zien hoeveel eenheden consumenten bij verschillende prijzen willen
hebben. Als de prijs hoger wordt, willen de consumenten samen minder kopen.
o Meer aanbod dan vraag (vaak bij hoge prijs)  aanbieders gaan onder elkaars
prijs zitten om product wel kwijt te raken.
- Meer vraag dan aanbod (vaak bij lage prijs)

4. Marktevenwicht, korte termijn en lange termijn evenwicht
Marktevenwicht ligt daar waar de gevraagde en aangeboden hoeveelheid gelijk zijn. Dit is
een korte termijn evenwicht, want op een gegeven moment wordt dit de marktprijs en
hoeveelheid, maar het verandert snel weer.
- Marktevenwicht bij volledige mededinging  aanbod en vraag gelijk.

Op de markt heb je marktevenwicht en er blijkt winst te zijn (prijs hoger dan GTK). Dit lokt
toetreding uit en daardoor komen er meer aanbieders en is er dus meer aanbod. De
marktaanbodcurve gaat naar rechts en de evenwichtsprijs, marktprijs, gaat zakken. Als de
prijs op de markt zakt, zakt de voor de individuele aanbieder gegeven prijs (loopt over zijn
individuele aanbodcurve naar links beneden). Dit gaat door totdat de winst nul is. Dit leidt
tot een lange termijn evenwicht.

Welvaart
Maatschappelijke welvaart
Iedere verhandelde eenheid product levert ruilvoordeel
- Voor consumenten: verschil tussen waarde van verkregen goed en betaalde prijs.
o Ze kopen alleen goederen die ze tenminste evenveel waard vinden als de
prijs.
- Voor producenten: verschil tussen ontvangen prijs en productiekosten.
o Ze verkopen alleen producten als de prijs groter is dan de marginale kosten.

Marktevenwicht
- Consumentensurplus (ruilvoordeel voor consumenten): minder betalen dan dat het
je waard was geweest, levert je een voordeel op.
o Bijv. je wilde wel €20 betalen, maar het kost €10. Dit levert een voordeel van
€10 op.
- Producentensurplus (ruilvoordeel voor producenten):
o Bijv. prijs op markt is €10 en marginale kosten waren €5, dan is het voordeel
€5.
- Je moet het voordeel in totaal berekenen door de oppervlakte te berekenen.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper vanhemertjulia. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,19. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67096 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,19
  • (0)
  Kopen