Schema’s Rechtsmiddelen
Week 1, 2 en 3: hoger beroep, strafbeschikking
Einduitspraken: antwoorden op voorvragen van art. 348 Sv.
• Hierna nauwelijks plaats voor beroep op de burgerlijke rechter. Het kan heel soms, bijvoorbeeld
opkomen tegen een beslaglegging. Het kan vooral als het Sv zelf niets regelt.
Tussenuitspraak: zoals terugverwijzing, beslissing oproepen getuigen.
Hersteluitspraken: de buitenwettelijke mogelijkheid voor de rechter om een misslag te herstellen in
eigen uitspraak. Mag enkel bij kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout. Lijkt alleen
om een dictumfout te gaan.
• Hier worden procespartijen niet over gehoord, een rechtsmiddel kan ook niet. Dit is tenzij er
sprake is van een bijzondere, de procespartij niet toe te rekenen omstandigheid aan de orde is
die het overschrijden van het instellen van een rechtsmiddel tegen een herstelde uitspraak
verontschuldigbaar laat zijn.
Nevenuitspraken: last tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen.
Gewone rechtsmiddelen: hoger beroep, cassatie, verzet (mits je die opvatting hebt). Gegeven om op te
komen tegen uitspraken die niet in kracht van gewijsde zijn gegaan. Schorsen de tenuitvoerlegging.
Buitengewone rechtsmiddelen: zijn om op te komen tegen uitspraken die wel al in kracht van gewijsde
zijn gegaan. Schorsen de tenuitvoerlegging niet.
Concentratiebeginsel
Je kunt alleen tegen een einduitspraak in hoger beroep en cassatie. Het kan ook tegen een
tussenuitspraak, maar alleen tegelijk met het beroep tegen de einduitspraak, art. 406 lid 1 jo. Art. 428
Sv.
• Dat zou in strijd zijn met het beginsel van goede procesorde, want dan zou het proces telkens
belemmerd worden door tussentijdse ingestelde middelen.
• Nadeel is dat een ‘fout’ in eerste aanleg pas in volgende instantie kan worden hersteld. In
uitzonderingsgevallen kan worden terugverwezen. In cassatie bijvoorbeeld, want de HR mag
feiten niet opnieuw behandelen.
• De tussenbeslissing kan niet onderwerp van beroep zijn, als de einduitspraak niet is gewezen
n.a.v. het OTT waarop de tussenbeslissing is genomen.
• Tegen een tussenuitspraak moet iemand uitdrukkelijk opkomen. Als dat niet gebeurt, dan heeft
de tussenuitspraak kracht van gewijsde. Als een tussenuitspraak doorwerkt in de einduitspraak
is dat anders. Denk aan afwijzing van het oproepen van getuigen. Dan wordt geacht dat het
cassatieberoep ook tegen de tussenuitspraak is gericht.
Europese regels
• Art. 6 EVRM: geeft geen recht op rechtsmiddelen, maar vooral een recht op een fair trial.
• Art. 2 7e Protocol: voorziet in een recht op rechtsmiddelen. Dit is echter niet ongeclausuleerd.
Bij bijvoorbeeld bagateldelicten ‘hoeft’ het niet.
o Enkel beroep op in NL indien sprake is van tribunal which according to Netherlands
law are in charge of jurisdiction in criminal matters.
▪ Einduitspraak uit art. 349 Sv of vrijspraak levert geen conviction or sentence
op. Net als ovar wegens niet-strafbaarheid feit, beslissing over tul, cassatie in
belang der wet en gratie vallen er ook buiten.
o De uitoefening van het recht op rechtsmiddelen wordt door het nationale recht beheerst.
De wetgever moet middelen ter beschikking stellen en dan mag het middel t.a.v. de
gronden worden beperkt. De tweede berechting mag beperkt worden tot rechtsvragen.
Zelfs weigeren van toegang door een hogere rechter is toegestaan, zoals
verlofprocedure. Zo lang proces maar ‘algeheel fair’ blijft.
1
, • Borgers: in deze zaak werd bepaald dat ook in de cassatiefase de verdediging het recht moet
hebben om te reageren op hetgeen is voorgevallen tijdens de behandeling van de zaak in eerste
instantie. De conclusie van het OM hoort daarbij.
• Krombach: hierin was in eerste aanleg iemand bij verstek veroordeeld tot 15 jaar. Volgens het
Franse recht mochten ter zitting verschenen raadslieden niets zeggen, omdat verdachte niet was
verschenen. Het recht op cassatieberoep werd ook verspeeld door niet te verschijnen.
o Volgens het Hof bleef dit enerzijds binnen de marges (verspelen recht op rechtsmiddel
bij hogere rechter na verstekvonnis), maar anderzijds waren art. 6 lid 1 en 3 EVRM toch
geschonden. Het recht van de verdachte is ook dat de raadsman in verstekzaken
verdediging mag voeren. Dat is zo’n wezenlijk onderdeel van art. 6 EVRM dat het recht
was geschonden. Voor het uitsluiten van het cassatieberoep gold volgens het EHRM
hetzelfde. Artikel 2 was daarom ook geschonden (van het Protocol). Doordat het recht
namelijk was verspeeld, kon verdachte geen oordeel meer krijgen over de
rechtmatigheid van het uitsluiten van de raadslieden in eerste aanleg.
• Papon: Hier was de verdachte Papon, ziek en bejaard. Hij werd bij verstek tot 10 jaar
veroordeeld. Hij had zich niet gemeld om te laten detineren. Hij verspeelde zijn cassatieberoep.
Het Hof meende dat artikel 2 niet was geschonden en verwees naar Krombach. Het uitsluiten
van cassatieberoep na een verstekvonnis in eerste aanleg blijft – behoudens bijzondere gevallen
– binnen de beoordelingsruimte die het nationale recht wordt gegund.
• Eliazer: In eerste aanleg werd Eliazer vrijgesproken. Hij kon daartegen geen middel
aanwenden. De OvJ stelde beroep in en hij werd tot 2 jaar veroordeeld. Hij was ter zitting niet
aanwezig, omdat hij zijn arrestatie vreesde. Zijn raadsman voerde wel het woord, maar het bleef
een verstek. Hij had ook geen recht op cassatie meer door het verstek. Het Hof achtte artikel 6
niet geschonden, omdat de verachte de keuze had of hij aanwezig wilde zijn. Zijn raadsman had
het woord gevoerd. Het Hof meende dat het uitsluiten van het cassatieberoep geen
disproportionele beperking was.
• Kreuz: Hier werden zulke hoge griffierechten gevraagd, dat volgens het EHRM het recht van
art. 6 EVRM was geschonden.
Art. 6 EVRM
• Als een advocaat het woord niet mag voeren, omdat verdachte niet aanwezig is, dan is dat
schending van het recht op een eerlijk proces. Je kunt het recht om aanwezig te zijn wel
beperken, maar dan mag het niet de kern van het recht op hoger beroep raken (Krombach).
• Een anonieme verdachte is niet toegestaan.
• Bij artikel 6 EVRM wordt gekeken of de ‘beslissing eerlijk is geweest’, waar bij het recht op
hoger beroep wordt gekeken: is de beslissing om je daar niet tegen te kunnen verweren
geschonden?
• Kremzow: het wel of niet overeenkomstig zijn met art. 6 EVRM hangt af van (1) wat op het
spel staat (2) wat voor type vraag aan de orde is. Er wordt onderscheid gemaakt tussen formele
en materiele bezwaren. Bij formele bezwaren hoeft een verdachte niet per se aanwezig te zijn,
bij materiele bezwaren wel.
Terugverwijzing
• Als de rechter niet conform art. 349 Sv over de hoofdzaak is beslist;
• De rechter in eerste aanleg niet onpartijdig blijkt;
• Iemand met een kernrol niet is verschenen (advocaat, OvJ, rechter).
Als een van de dingen hiervan niet is gedaan, kan de berechting niet worden gezien als berechting door
een rechterlijke instantie.
2
, Uitzondering op rechtsmiddelen
1. Bagateldelicten;
2. Vrijspraak of o.v.a.r;
3. Dat de hoogste nationale rechter tevens de enige en laatste instantie is, dan is er ook geen recht
op een rechtsmiddel.
Bevoegdheid rechtbanken
1. Wie is absoluut bevoegd?
• Art. 348 Sv: de rechtbank moet kijken of zij bevoegd is, of toch de HR.
o Rechtbank voor strafzaken in eerste aanleg, art. 45 Wet RO.
o Gerechtshof voor hoger beroep, art. 60 Wet RO;
o HR voor cassatie, art. 78 Wet RO.
2. Wie is relatief bevoegd? (waar)
• Het gaat erom waar de verdachte woonde toen de vervolging begon. Kijk naar tijdstip
van aanvang rechtsgeding.
• Als de verdachte gelijktijdig voor een ander feit bij een andere rechtbank wordt
vervolgd, is de rechtbank waar de andere vervolging al is aangevangen gelijkelijk
bevoegd, art. 2 lid 1 Sv.
• Zie vanaf art. 2 Sv e.v.
3. Speciale competentie
• Economische kamer: art. 38 en art. 39 WED;
• Politierechter; is afhankelijk van het aanvankelijke oordeel van het OM;
• Kinderrechter: beslissend is de leeftijd van de verdachte;
• Kantonrechter: art. 382 Sv;
• Raadkamer: dit gaat o.a. over voorlopige hechtenis, beklag over niet-vervolgen en
behandeling van een klaagschrift, art. 21 Sv.
o Hieruit volgt een beschikking;
o Per raadkamerprocedure is vaak aangewezen ‘wie’ bevoegd is.
o Uitzondering op concentratiebeginsel geldt voor verschillende ‘VH-
uitspraken’.
Hoger beroep
1) Aanwenden rechtsmiddel
• Verklaring afleggen op de griffie van het gerecht die de beslissing nam, art. 449 Sv;
a. Door verdachte;
• Op de griffie (en zeggen welk middel);
o Arrest welk rechtsmiddel open: de HR stelt dat de rechter ook moet zeggen welk
middel kan worden ingesteld. Als verdachte een verkeerd middel instelt, wordt hij
daarin tegemoetgekomen.
• Brief aan de griffie waaruit blijkt dat verdachte een rechtsmiddel wil instellen – dit is als
bijzondere volmacht aan te merken
• Bij aangetekende brief, art. 449 lid 2 Sv.
o Alleen als verdachte is aangehouden ter uitvoering van een nog niet OH geworden
vonnis. Dag ontvangst griffie is de dag van aanwending van het rechtsmiddel.
• Gedetineerde verdachte: schriftelijke verklaring zonder vormvereisten, art. 451 lid 5 Sv.
b. Door gevolmachtigde raadsman, art. 450 Sv;
o Hij kan ook weer iemand machtigen, al regelt de wet dit niet nadrukkelijk.
o Een advocaat mag ook een brief, fax of bijlage bij een e-mal gebruiken en daar de
volmacht in opnemen.
1. Raadsman moet verklaren bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
2. Hij moet fysiek ter griffie dit doen (confraternele hulp is toegestaan, dat een
advocaat naar de griffie belt en vraagt om een collega-advocaat namens hem te
machtigen).
c. Door gevolmachtigde griffiemedewerker door raadsman;
3