Medisch
De student herkent de preventie, oorzaken, diagnose, symptomen,
vormen, behandeling, prognose en epidemiologie van Diabetes
Mellitus
Preventie:
- Diabetes type 1: Niet te voorkomen
- Diabetes type 2: Leefstijlfactoren (Gezonde leefstijl)
Oorzaken:
- Diabetes type 1: Aanleg
- Diabetes type 2: Overgewicht, ouder worden, ongezonde voeding, te weinig beweging en
roken
Diagnose
- Bloedonderzoek
- Urineonderzoek
Symptomen:
- Diabetes type 1:
Veel dorst
Veel plassen
Afvallen zonder dat daar een reden voor is
Ziek en beroerd voelen
Veel honger hebben, of juist helemaal niet
Wazig zien
Misselijk zijn of overgeven
- Diabetes type 2:
Veel dorst en last hebben van een droge mond
Veel plassen
Veel moe zijn
Last van ogen, zoals rode en branderige ogen, wazig zien, dubbelzien of slecht zien
Slecht genezende wondjes
Kortademigheid of pijn in de benen bij het lopen
Infecties die vaak terugkomen, zoals blaasontsteking
Vormen van diabetes:
- Diabetes type 1
- Diabetes type 2
- Zwangerschapsdiabetes
- Maturity Onset Diabetes of the Young (MODY): genetische/erfelijke vorm
- Latent Autoimmune Diabetes in Adults (LADA): lijkt op langzame vorm type 1
Behandeling diabetes
- Leefstijl aanpassen
- Medicatie (tabletten/insuline)
,Prognose diabetes
- Moeilijk te voorspellen, dit is sterk afhankelijk van de regulatie van de bloedsuiker,
cholesterol en bloeddruk. Bij goede regulatie: minder complicaties. Bij slechte regulatie:
meer complicaties
Epidemiologie diabetes
- Ruim 1,1 miljoen mensen met diabetes
- Gemiddelde opnameduur in ziekenhuis van 7,3 dagen
- Zorguitgave diabetes bijna 1,6 miljard
De student kan de werking en toepassing en mogelijke bijwerkingen van insuline,
metformine, su-derivaten, DPP-4 remmers en GLP-1 agonisten herkennen.
Insuline
Werking
Insuline zorgt ervoor dat de glucose, die in het bloed is opgenomen, wordt omgezet in glycogeen. Dit
wordt dan opgeslagen in de spieren en lever.
Toepassing
Injectie
Mogelijke bijwerkingen
De vaakst voorkomende bijwerking is een hypo.
Metformine
Werking
Metformine is een verlager van de bloedsuiker. Het behoort tot de biguaniden. Het vermindert de
hoeveelheid glucose in het bloed en vermindert de eetlust. Artsen schrijven het voor bij diabetes
mellitus (suikerziekte) en bij verminderde vruchtbaarheid.
Toepassing
Orale inname
Mogelijke bijwerkingen
In het begin is een bijwerking maag- en darmklachten. De vaakst voorkomende bijwerking is een
hypo.
SU-derivaten
Werking
SU-derivaten zijn van sulfonylureum afgeleide geneesmiddelen, een belangrijke groep
bloedglucoseverlagende tabletten. Ze stimuleren de afgifte van insuline door de bètacellen in de
eilandjes van Langerhans.
Toepassing
Orale inname
Mogelijke bijwerkingen
De vaakst voorkomende bijwerking is een hypo.
,DPP-4 remmers
Werking
DPP4-remmers remmen het enzym dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4) en voorkomen hiermee hydrolyse
van humane incretinehormonen. Hierdoor stijgen de plasmaconcentraties van de actieve vormen van
humaan glucagonachtig peptide-1 (GLP-1) en 'glucose-dependent insulinotropic peptide' (GIP), dit
leidt tot:
- stimulering van de glucoseafhankelijke insulinesecretie door β-cellen van de pancreas;
- onderdrukking van de glucagonafgifte, waardoor de hepatische glucoseafgifte daalt.
Toepassing
Orale inname
Mogelijke bijwerkingen
Mogelijke bijwerkingen zijn:
- gastro-intestinale klachten;
- hoofdpijn;
- griep- of verkoudheidsverschijnselen;
- infecties van urinewegen en bovenste luchtwegen.
GLP-1 agonisten
Werking
GLP1-agonisten activeren de GLP-1 (glucagonachtige peptide-1)-receptor, dit leidt tot:
- stimulering van de glucoseafhankelijke insulinesecretie door β-cellen van de pancreas;
- onderdrukking van de glucagonafgifte, waardoor de hepatische glucoseafgifte daalt;
- vertraging van de maaglediging, waardoor glucose uit voedsel minder snel wordt
opgenomen;
- toename van verzadigingsgevoel en vermindering van het gevoel van trek en honger
(liraglutide).
Werking:
- verlaging van de bloedglucoseconcentratie;
- vermindering van voedselinname en hierdoor gewichtsafname (liraglutide).
Toepassing
Orale inname
Mogelijke bijwerkingen
Mogelijke bijwerkingen zijn:
- vooral bij aanvang behandeling: gastro-intestinale klachten, zoals misselijkheid, braken en
diarree;
- vooral in combinatie met sulfonylureumderivaten of insuline: hypoglykemie.
, De student onderscheidt hoe de bloedglucosewaarde bij DM
gereguleerd wordt.
De bloedsuikerspiegel wordt gereguleerd door twee belangrijke hormonen:
- Insuline
o Bètacellen
o Zorgt ervoor dat de bloedsuiker daalt
- Glucagon
o Alfa cellen
o Zorgt ervoor dat de bloedsuiker stijgt
Insuline en glucagon regelen samen de bloedsuikerspiegel. Insuline zorgt ervoor dat je
lichaam glucose uit het bloed kan halen. Glucagon doet het tegenovergestelde: het zorgt ervoor dat
opgeslagen suiker in de lever vrijkomt als de bloedsuikerspiegel te laag is. Hierdoor stijgt de
bloedsuikerspiegel weer.
De student onderscheidt de symptomen van diabetische
ketoacidose, hypoglycemisch coma en hyperglykemisch
hyperosmolair syndroom en kan deze verklaren.
Diabetische ketoacidose (DKA)
Diabetische ketoacidose is een verzuring van het bloed. De verzuring ontstaat als er te weinig insuline
is om de glucose in het bloed om te zetten in brandstof voor het lichaam. Het lichaam gaat dan
andere energiebronnen aanspreken, zoals de vetten die in het lichaam zijn opgeslagen.
Symptomen van DKA
Symptomen van DKA kunnen de volgende dingen zijn:
- Dorst en veel plassen
- Hoofdpijn en moeheid/slaperigheid
- Droge tong en huid
- Buikpijn en spierpijn
- Misselijkheid en/of braken
- Snelle ademhaling en zoetruikende adem (acetongeur). Wordt alleen opgemerkt door de
anderen.
- Uitdroging van het lichaam
- Verwijde pupillen en wazig zien
Oorzaken van DKA
Oorzaken van DKA ontstaat als er te weinig insuline is om de glucose in je bloed om te zetten in
brandstof voor je lichaam. Het lichaam gaat dan andere energiebronnen aanspreken. Dit zijn vetten
die zijn opgeslagen in je lichaam. Bij de verbranding van die vetten komen ketonen vrij. Bij de meeste
mensen die last krijgen van DKA hebben diabetes mellitus type 1. Het komt bij hen het vaakst voor,
omdat bij hen de insuline weinig tot niet aanwezig is, waardoor er ander energiebronnen nodig zijn.
Er wordt dan gebruikt van vetten uit het lichaam, maar door het verbranden van vetten ontstaan er
ketonen. De lever kan maar een beperkt aantal ketonen verwerken. Hierdoor wordt het bloed
zuurder, dus de pH wordt lager.