In deze samenvatting zijn twee documenten samengevoegd die samen alles zijn wat je moet weten voor dit tweedejaars vak van de studie Fiscaal recht. Het uitgebreide bestand bevat alle aantekeningen van de hoorcolleges inclusief slides en alle werkgroepopgaven per week met uitgebreide antwoorden. Daa...
Week 1 Inleiding belastingheffing algemeen
Hoorcollege
Belastingheffing: gedwongen financiële bijdragen van burgers en bedrijven aan de
overheid, zonder tegenprestatie (legaliteitsbeginsel).
•2 doelen belastingheffing:
- Budgettaire functie: via de belastingheffing krijgen staten geld binnen.
- Instrumentele functie: bepaald gedrag willen stimuleren of ontmoedigen,
overheidsbeleid bereiken.
•Diversiteit in heffingsniveaus:
- Rijksheffingen: belastingwetten die op rijksniveau worden geheven, vanuit het Rijk
(belastingdienst), bv vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting, omzetbelasting,
loonbelasting etc.
- Provinciale heffingen: bv motorrijtuigenbelasting.
- Gemeentelijke heffingen: bv onroerende zaakbelastingen, afvalstoffenheffing.
•Belang legaliteitsbeginsel
- Art. 104 Grondwet: ‘Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet.
Andere heffingen van het Rijk worden bij de wet geregeld’.
Verschillende soorten heffingen:
•Belasting naar het inkomen/winst
- Inkomstenbelasting (directe belasting)
- Vennootschapsbelasting
•Belasting van het vermogen
- Erfbelasting/Schenkbelasting
•Belasting van consumptie
- BTW (indirecte belasting)
Aangiftebelastingen: aangifte doen. Je betaalt de belastingschuld meteen als je aangifte
doet. De inspecteur gaat controleren of je het goed gedaan hebt.
Aanslagbelastingen: bv inkomstenbelasting. Moet je ook aangifte voor doen, maar je
betaalt pas als je de aanslag binnen hebt. Inspecteur gaat het controleren en je gaat daarna
pas betalen.
Zelfstandigenaftrek: aftrek op winst uit onderneming voor een lager belastbaar inkomen als
zelfstandige.
Formeel vs materieel belastingrecht
•Materiële (heffings)wetten: gericht op ontstaan feitelijke belastingschuld. Wat wordt
geheven? Waar, wanneer, etc. Bv inkomstenbelasting.
•Formele fiscale wetten: gericht op het proces rondom formalisering van de
belastingschuld. Proces als je je materiële belastingschuld gaat betalen.
•Positie ‘Toeslagen’ binnen belastingrecht is apart van het belastingrecht in zijn meest
zuivere vorm.
Belangrijke bronnen formeel belastingrecht:
- Algemene Wet Bestuursrecht (AWB): heffen belasting is bijzondere vorm van
bestuursrecht.
- Algemene Wet Rijksbelasting (AWR): staat meer dan het formele traject, vanaf art. 6.
Is ook bepalend voor erf- en schenkbelasting, zoals art. 5a.
- Invorderingswet
- Besluit bestuurlijke boeten belastingrechtspraak
- Jurisprudentie
- Materiële heffingswet
Materiële heffingswetten, 4 basisvragen
•Wie is belastingplichtige? (Subject)
•Waarover is belasting verschuldigd? (Object) H3 t/m 9 Wet IB.
•Hoeveel belasting wordt geheven? (Tarief)
•Op welk moment wordt belasting geheven? (Wanneer)
Heffing versus invordering
•Heffing (inspecteur): vaststellen belastingschuld.
•Invordering (ontvanger): innen verschuldigde belasting.
Wijzen van heffing
•heffing bij wege van aanslag (aanslagbelastingen)
•heffing bij wege van afdracht of voldoening op aangifte (aangiftebelastingen)
Belastingsubject inkomstenbelasting (art 2.1 Wet IB 2001):
•Onderscheid binnenlands vs. buitenlands belastingplichtige
- Hoofdregel fiscale woonplaats wordt bepaald aan de hand van de omstandigheden
van het geval; ‘centrum van zijn levensbelangen’ (art. 4 lid 1 AWR).
- Uitzondering: woonplaatsfictie (art. 2.2 Wet IB 2001)
•Belang omvang belastingobject
- Binnenlands belastingplichtigen worden belast over hun wereldinkomen (H3 t/m 6
Wet IB 2001). Kan echter bij verdrag anders worden bepaald. Eerst in de nationale
heffingswet en bij botsing met een ander land pas naar een verdrag toe.
- Buitenlands belastingplichtigen zijn beperkt belastingplichtig (H7 Wet IB 2001).
Boxenstelsel Wet IB 2001:
•Box 1: Belastbaar inkomen uit werk en woning
- Progressief tarief
- Begrip ‘werk’ veelomvattend
- Begrip woning uitsluitend de eigen woning
•Box 2: Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
- Proportioneel tarief
- Let op: samenhang met heffing vennootschapsbelasting
- Dividend valt hieronder.
2
,•Box 3: Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
- Proportioneel tarief
- Kern vormt een forfaitaire berekening.
•Invloed rangorderegeling (art 2.14 Wet IB 2001 op boxenstelsel). Het artikel dat als eerst in
de wet staat gaat voor, dus box 1-2-3.
•Invloed persoonsgebonden aftrek (H6 Wet IB 2001)
•Jaarlijks verschuldigde inkomstenbelasting = som van het verschuldigde belastingbedrag
per box (art 2.7 Wet IB 2001) verminderd met heffingskortingen (H8 Wet IB 2001).
Verschuldigde inkomstenbelasting: totale som van de belastbare inkomsten uit de drie
boxen (art 2.7 Wet IB 2001) - de heffingskorting (H8 Wet IB 2001). Zie eerst 3.1 lid 2; geen
eigen onderneming, maar wel salaris wat onder box 1 valt. Tarieven staan in art. 2.10 e.v.
De algemene heffingskorting en arbeidskorting gaan af van het te betalen bedrag aan
belasting.
•N.B. Verzamelinkomen (art. 2.18 Wet IB 2001) is niet hetzelfde, is een optelsom van het
inkomen uit werk en woning. Wordt gebruikt in andere wetten, bv om het recht op
zorgtoeslag te berekenen.
Invloed gezinssamenstelling op belastingplicht
•Uitgangspunt: individuele heffing; zelfstandig eigen aangifte inkomstenbelasting doen.
•2 uitzonderingen:
- Mogelijkheid toerekening gemeenschappelijke inkomensbestanddelen in geval
fiscaal partnerschap. Als je een fiscaal partner hebt (art. 5a AWR.
- Toerekening inkomensbestanddelen in geval van minderjarige kinderen.
Fiscaal partnerschap
•Kern: hanteren objectieve toetsfactoren. Iets van een samenlevingscontract en gezamenlijk
inkomen. Uitzondering/uitbreiding is alleen mogelijk in de Wet IB, namelijk dat ongehuwd
samenwonenden samen een woning bezitten of samen een kind hebben.
•Doel: eenvoud in de regelgeving
•Basis —> art. 5a AWR
•Aanvullingen —> art. 1.2 Wet IB 2001 —> art. 1a SW.
Toerekening gemeenschappelijke inkomensbestanddelen
•Voorwaarden:
- Fiscaal partnerschap (art 2.17 lid 1 Wet IB 2001);
- Limitatieve wettelijke opsomming gemeenschappelijke inkomensbestanddelen (art
2.17 lid 5 Wet IB 2001). Inkomen uit werk en woning kun je toerekenen aan degene
bij wie dat het meest fiscaal voordelig is, niet per se degene die het geniet.
Toerekening bij minderjarige kinderen
•Toerekening aan ouder met gezag (art 2.15 wet IB 2001)
•Wel verhaalsrecht voor ouder (art 2.16 Wet IB 2001)
•Uitzondering ‘belastbaar loon’
Kwalificatiemogelijkheden ‘werkende particulier’ onder de Wet IB 2001
1. Ondernemer (art 3.2 Wet IB 2001 e.v.)
3
, 2. Werknemer (art 3.80 Wet IB 2001 e.v.)
3. Resultaatgenieter (art 3.90 Wet IB 2001 e.v.)
4. DGA (art 4.6 Wet IB 2001 e.v.
N.B. Rol van de rangorderegeling is hier ook van belang
Belang aanwezigheid bron:
•Zonder bron geen heffing
•Géén wettelijke invulling bronbegrip
•Algemene voorwaarden bron van inkomen:
- Deelname economisch verkeer
- Voordeel beogen
- Voordeel redelijkerwijs kunnen verwachten (objectivering)
Fiscale kwalificatie als resultaatgenieter
•Zuivere restcategorie:
- Wel bron van inkomen
- Geen onderneming
- Geen loon
•Extra categorie voor aantal bijzondere vormen van voordeel (o.a. TBS-regeling en lucratief
belang)
Wijze van berekenen belastbaar inkomen uit ROW
•Basis= totaalresultaat (art 3.94 Wet IB 2001)
•Jaarlijkse resultaatbepaling vergelijkbaar aan berekenen belastbare winst uit onderneming
(art 3.95 Wet IB 2001)
•Minder fiscale faciliteiten
Werkgroepopgaven
Materieel belastingrecht:
•Subject: wie betaalt de belasting? (Belastingsubject)
•Object: waarover is de belasting verschuldigd? (Belastingobject)
•Tarief: hoeveel belasting moet worden betaald?
•Tijdstip: wanneer is het belastbare feit ontstaan?
1. Beschrijf een rechtsbeginsel dat ten grondslag ligt aan de Wet IB 2001 en beargumenteer
of de wetgever erin geslaagd is om dit rechtsbeginsel in de Wet IB 2001 door te voeren.
Wet IB is een materiële wet, want daar staat in hoeveel je gaat betalen. Rechtsbeginsel
zoals solidariteit (draagkracht); mensen met meer inkomen betalen naar evenredigheid meer
dan mensen met minder inkomen. Deze mensen gaan steeds een hoger percentage betalen
bij meer inkomen (progressief tarief). Leges, zoals paspoortkosten, zijn geen belastingen,
ook al betaal je het aan de overheid. Rechtsbeginsel zoals legaliteitsbeginsel; elke
belastingwet moet een wettelijke grondslag hebben, je mag niet op grond van iets anders
dan de wet gaan heffen.
2. Geef het subject en object van heffing aan voor de Wet IB 2001.
Subject: 1.1 jo 2.1 Wet IB 2001 —> natuurlijk persoon, van wie je gaat heffen.
Object: 2.3 Wet IB 2001
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper soofssamenvattingen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.