Week 1
Goederen
Art 3:1 BW: goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten
Goed (art. 3:1 BW)
- Zaak (art. 3:2 BW)
1. Onroerende zaken
2. Roerende zaken
- Vermogensrecht (art. 3:6 BW)
1. Relatieve rechten
2. Absolute rechten
a. Meest omvattend recht → Eigendomsrecht
b. Beperkte rechten
1. Zekerheidsrechten
2. Genotsrechten
Vermogensrechten art 3:6 BW
- Niet: contractiele rechtsposities, goodwill, software e.d.
Wanneer is iets een vermogensrecht( art 3:6 BW) ?
1. Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht , overdraagbaar
zijn,
- vorderingen
- de meest beperkte rechten → m.u.v. afhankelijke rechten → zijn niet (
zelfstandig) overdraagbaar
- Ook : het eigendomsrecht
of
2. Er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen ,
- Recht van gebruik en bewoning ( vruchtgebruik) → art 3:226 BW
of
3. Verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel
- PG: een door een blinde bedongen recht zich te laten voorlezen
Zaken en eigendom ( Art 3:2 en 5:1 BW)
- Art 3:2 BW : zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
- NB: dieren ( art 3:2a BW)
Boek 3 BW - goederenrecht
- Overdracht en vestiging van beperkte rechten
- Verkrijgende verjaring
- Bezit en houderschap
- Pand, hypotheek : verhaalsrechten, voorrang
- Vruchtgebruik
- Gemeenschap
Boek 7; goederen
- Koop en huur voor ‘zaken’ geschreven
- Schakelbepalingen voor vermogensrechten ( art 7:47 , 7:100, 7:201 lid 2 BW)
,Per soort goed
- Boek 2 BW : aandelen, lidmaatschapsrechten
- Boek 5 BW : eigendomsrechten + beperkte rechten
- Boek 6, 7 en 8 BW: vorderingen, opties
- Auteurswet , Rijksoctrooiwet 1995 ( enzo.) : intellectuele eigendomsrechten
Goederen en beperkte rechten
- Beperkt recht ( = vermogensrecht)
1. Art 3:8 BW
2. Inhoud is afgeleid van het recht waarop het gevestigd is : ‘moederrecht en
dochterrecht’
3. Bloot eigendom en beperkt recht
- Numerus clausus aan beperkte rechten
1. Boek 3 BW ( zaken en goederen) : pand( 3:227 jo 3:236 e.v. BW ) ,
hypotheek( 3:27 jo 3:260 e.v. BW ) , vruchtgebruik ( art 3:201)
2. Boek 5 BW ( alleen zaken) : erfpacht ( art 5:85 BW) , opstal( art 5:101 BW) ,
erfdienstbaarheid ( art 5:70 BW)
3. Beperkte rechten op beperkte rechten ( stapeling)
4. Nuancering numerus clausus
Rood = afhankelijk recht
Blauw= soms afhankelijk recht
Art 5:1 BW: eigendomsrecht
1. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben
2. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken,
mits dit gebruik niet strijkt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften
en regels van ongeschreven recht afgeronde beperkingen daarbij in acht worden
genomen
3. De eigenaar van de zaak wordt , behoudens rechten van anderen, eigenaar van de
afgescheiden vruchten
- Eigenaar ben je van zaken, rechthebbende van vorderingen
Kenmerken van een beperkt recht
- Absoluut : kan je recht tegen eenieder inroepen . De rechthebbende kan zijn recht
handhaven tegenover iedereen die hem belet in de rechtmatige uitoefening van zijn
recht. Omdat deze rechten tegen iedereen kunnen worden ingeroepen, hebben zij
absolute werking. De rechtswetenschap noemt goederenrechtelijke rechten dan ook
absolute rechten.
- Ze rusten op het recht van een ander
- Recht van prioriteit
- Zaaksgevolg
Beperkt en afhankelijk recht
- Sommige beperkte rechten zijn tevens afhankelijke rechten ( art 3:7 BW)
a. voorbeelden : vordering met pand/hypotheek , heersend erf met
erfdienstbaarheid
b. Gevolg :
, 1. overgang van hoofdrecht leidt tot overgang van afhankelijk recht ( art
3:82 , 6:142 BW )
2. ‘Afhankelijk recht kan niet zonder het andere recht bestaan ’ ( art 3:7 )
3. Nuancering ( art 3: 231 BW )
Inhoud van beperkt recht
- Beperkt gerechtigde heeft bevoegdheden ten aanzien van het onderliggende goed
- Hoofdgerechtigde en beperkt gerechtigde hebben een onderlinge rechtsverhouding
met bevoegdheden en verplichtingen
- Partijautonomie binnen ‘numerus clausus’ : ‘variabele’ inhoud van het beperkt recht
Uitleg van registergoederen akten
- Objectief uitleg criterium : ‘Bij de uitleg van notariële akten die betrekking hebben op
registergoederen komt het aan op de in de desbetreffende akte tot uitdrukking
gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde
bewoordingen , uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele
akte . Vgl. ( anders) Haviltex Criterium
Erfpacht ( Boek 5 BW ) : art 5:85 BW
- Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders
onroerende zaak te houden en te gebruiken
- Alleen op onroerende zaken
- Bevoegdheden t.a.v. zaak
a. gebruik en genot
b. lijkt op eigendom
- Onderlinge rechtsverhouding
a. bepaalde duur of eeuwigdurend
b. canon of afgekocht
c. erfpachtvoorwaarden : opzegging
- Erf in de praktijk
Een recht van vruchtgebruik en een recht van erfpacht zijn eigenlijk dezelfde rechten, alleen
kan een recht van erfpacht alleen op een onroerende zaak rusten.
- Indien er sprake is van een roerende zaak, moet je kijken of de roerende zaak wordt
nagetrokken door de onroerende zaak, dan kan er wel erfpacht gevestigd worden
, Vruchtgebruik ( Boek 3 BW, art 3:201 BW, art 3:210 BW lid 1 , art 3:233 lid 1 BW)
- Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren , te
gebruiken en daarvan de vruchten te genieten
- Op alle goederen ( vaak op vermogen )
- Bevoegdheden t.a.v. goed
a. gebruik, genot en beheer van goederen
b. Vruchten ( art 3:9 BW, vgl. art 5;1 lid 3 BW )
c. Soms : vervreemden, verteren/verbruiken, verhuren
- Onderlinge rechtsverhouding
a. boedelbeschrijving , verzekeren, rekening & verantwoording, beheer,
zorgplicht ( enz.)
b. duur: het leven van een vruchtgebruiker
Vruchtgebruik ( vervolg) en onderlinge verhouding erfpacht en vruchtgebruik
- Functie van vruchtgebruik voor erfrecht
a. ‘Langstlevende’ verzorgd achterlaten tijdens zijn/haar leven (o.a. wilsrechten ,
andere wettelijke rechten, vruchtgebruiklegaat)
b. ( Andere ) erfgenamen worden na overlijden van langstlevende onbezwaard
rechthebbende
- Verhouding tussen erfpacht en vruchtgebruik
a. recht van erfpacht op een recht van vruchtgebruik?
b. Recht van vruchtgebruik op een recht van erfpacht ?
c. Recht van erfpacht en recht van vruchtgebruik op hetzelfde goed ?
Recht van gebruik en bewoning ( art 3:226 BW )
2. Indien enkel het recht van gebruik is verleend, heeft de rechthebbende de bevoegdheid
de aan zijn recht onderworpen zaken te gebruiken en er de vruchten van te genieten, die hij
voor zich en zijn gezin behoeft.
3. Indien enkel het recht van bewoning is verleend, heeft de rechthebbende de bevoegdheid
de aan zijn recht onderworpen woning met zijn gezin te bewonen.
4.Hij die een der in dit artikel omschreven rechten heeft, kan zijn recht niet vervreemden of
bezwaren, noch de zaak door een ander laten gebruiken of de woning door een ander laten
bewonen.
Erfdienstbaarheid
- 1.Een erfdienstbaarheid is een last, waarmede een onroerende zaak - het dienende
erf - ten behoeve van een andere onroerende zaak - het heersende erf - is
bezwaard.
- Heersend erf ( erf dat gebruik mag maken van dienende erf)
1. Eigendom van heersende erf
2. Tevens beperkt recht van erfdienstbaarheid
Overgang heersend erf → erfdienstbaarheid gaat van rechtswege mee over (
afhankelijk recht, art 3:82 BW )
- ‘Dienende’ of ‘lijdende’ erf ( erf dat bezwaart is, erf dat gebruik duld)
1. Bezwaarde eigendom van dienend erf, bezwaard met erfdienstbaarheid
Overgang dienend erf → niet meer over dan bezwaard eigendomsrecht (
‘zaaksgevolg’) ; beperkt recht blijft.
Erfdienstbaarheid : alternatieven