Samenvatting Theorie Procesmodelleren
Input: “Ingrediënten” van het proces, bij taart bakken meel, eieren, etc.
Proces: Zelfstandig naamwoord + werkwoord (Student inschrijven)
Output: Het resultaat van het proces (de taart).
Contextdiagram: Diagram met 1 proces. Bijv. van der Valk bestelproces (klant krijg menukaart en
geeft bestelling door).
Data Flow Diagaram 0 (DFD0): Inzoomen in het midden van een contextdiagram. Genummerde
processen (meerdere processen).
Onderlagen van DFD0, zoals 1.1, 3.1, 3.2, etc. heten figuur 1, figuur 2, etc.
Elementair proces: Proces dat niet meer verder uitgewerkt / gelaagd kan worden (1.1 kan dus niet).
Terminator: Actoren die iets doen in een proces. Bijv. een klant die betaalt / een order die wordt
verstuurd. Altijd enkelvoud.
Store: Opslagplaats van data over attributen binnen een proces (orders, klanten, facturen). Altijd
meervoud, soort tabel waarin meerdere onderdelen staan.
Flows: De lijnen tussen stores. Bijv. de klant krijgt menukaart, de klant geeft bestelling door, etc.
- Contextdiagram
1. Over welk systeem gaat het?
2. Wat zijn de terminators (interactie met systeem)? Functie / rol (geen namen), enkelvoud,
rechthoek, IN HOOFDLETTERS (externe entiteit die er iets in stopt / uit haalt).
3. Flows bedenken PER terminator.
- DataFlowDiagram0 (DFD0)
STORE: Met hoofdletters, meervoud, altijd input & output. Tussen 2 lijnen, geen zijkanten.
Flow: Beschrijft de informatie, pijltje geeft de richting van de informatie aan. Altijd enkelvoud
Proces: Random nummer, zelfstandig naamwoord met werkwoord. Vanaf DFD0.
- Figuur 1, figuur 2 (2.1, 2.2, etc.), figuur 3, etc.
Uitwerking van de voorgaande processen. Hier worden de processen onderverdeeld in kleinere
processen totdat ze elementair zijn.
5.3.2.3, hoeveel niveaus zitten hier nog boven?
4 niveaus, namelijk
- Uitwerking 5.3.2 (figuur 5.3)
- Uitwerking 5.3 (figuur 5)
- Uitwerking 5 (DFD0 / figuur 0)
- Contextdiagram