15-6-2015 Jan Aten
Groei- en differentiatiestoornissen 1
Blastocyst > trophoblast, hypoblast, epiblast
Na gastrulatie:
- Ectoderm > epitheliale bekleding buitenoppervlak (opperhuid), zenuwstelsel
(neuro-ectoderm)
- Mesoderm > mesenchymale weefsels: fibro, osteo, chondro, lipo, myo,
meso- en endotheel (afgesloten holten)
- Endoderm > epitheliale bekleding binnenoppervlak dat in contact staat met
buitenwereld (slijmvliezen)
Epitheliaal (dus kan van ectoderm of endoderm afkomstig zijn) > cellen liggen
aaneengesloten
Mesenchymaal (van mesoderm) >
- cellen liggen aaneengesloten (spierweefsel, endotheel(=binnenbekleding
lymfe- en bloedvaten), mesotheel(=bekleding sereuze vliezen, zoals
buikvlies, pleurabladen en hartzakje))
- los van elkaar en worden bijeengehouden door een tussenstof
(fibreus, benig, kraakbenig, vocht) > bindweefsels
leiomyo- = glad spierweesel
rhabdomyo- = dwarsgestreept spierweefsel
endotheel (vanuit mesoderm) = bekleding vaten + inner lining cornea
(=hoornvlies)
mesotheel (vanuit mesoderm) = sereuze membranen, bekleding afgesloten
lichaamsholten
mesotheel en endotheel hebben een epitheloïde rangschikking (= 1 cellaag)
in histologieboeken aangeduid als ‘simple squamous epithelium’, terwijl het
dus geen epitheel is, juiste benaming is ‘epitheloïd’ (=lijken morfologisch op
epitheel)
epitheel (vanuit ecto- en endoderm) = bekleding van oppervlakten die in contact
staan met buitenwereld, klierstructuren (instulpingen)
Plaveiselcel > huid, mondholte, slokdarm, vagina
hemopoëtische cellen = bloedvormende cellen
Klieren (epitheliaal):
, - exocrien: product wordt via afvoergang afgegeven aan buitenoppervlak >
verdere differentiatie tot tubulair en acinair (=simple alveolar), al dan niet
vertakkend en gecombineerd > 2-lagige epitheliale bekleding,
kubisch/cylindrisch epitheel
- endocrien: verbinding met oppervlak verdwenen, product afgegeven aan
circulatie (via capillairen) > kubisch epitheel
Secreterend deel exocriene klier:
- ‘buitenzijde’ = secreterend epitheel
- ‘binnenzijde’= myo-epitheel (met contractiele eigenschappen)
Exocriene klieren met endodermale oorsprong: pancreas, muceuze kliertjes
tractus digestivus, muceuze kliertjes tractus respiratorius
Exocriene klieren met ectodermale oorsprong: zweetklieren, speekselklieren,
mamma, traanklier, talgklier, cerumen (oorsmeer) klieren
Ectodermaal epitheel: bekleding huid (epidermis) + adnexen (talgklieren,
zweetklieren, haarfollikels)
Epidermis > meerlagig (keratiniserend) verhoornend plaveiselepitheel, epitheliaal
Dermis > mesenchymaal
Immuunhistochemie: coupe kleuren met antilichamen tegen specifieke
celcomponenten (bijv. tegen keratine in epitheliaal weefsel of actine in
spierweefsel). Antilichamen gekoppeld aan een kleurstof.
Groei- en differentiatiestoornissen 2
Reversibele reacties agv een prikkel:
- Hyperplasie = toename volume weefsel/orgaan door toename aantal cellen
> bv clavus (=eksteroorg, likdoorn) > vaak bij belasting epitheliaal weefsel
- Hypertrofie = toename volume van weefsel/orgaan door toename celvolume
> bv uturus bij zwangerschap, spieren bij bodybuilding > vaak bij belasting
mesodermaal weefsel
- Atrofie = afname aantal cellen en/of celvolume bij ontbreken van de normale
prikkel > bv bij poliomyelites (infectie van neuronen van ruggenmerg en
hersenstam > uitval/apoptose motorische neuronen > verlamming > atrofie
spieren), postmenopausale verkleining van de uturus en afname volume
thymus bij ouder worden
- Metaplasie = normaal gedifferentieerde cel gaat over in ander type normaal
gedifferentieerde cel
, Hypoplasie = storing in de ontwikkeling van een orgaan; gerelateerd aan atrofie;
storing in de morfogenese > bv kleine ledematen bij baby (=achondroplasie)
Size control strategies: to exit G1 with the appropriate size, cells can adjust
either:
- The time spent in G1 fase
- The rate at which they grow
Bij tumoren is de regulatie van de celgrootte weggevallen
Neoplasie = nieuwvorming (tumor):
- ongecontroleerde groei (dus niet stimulus afhankelijk)
- geassocieerd met genetische veranderingen
- tumorcellen kunnen normale cellen beïnvloeden door productie van
groeifactoren en hormonen
- op basis van biologisch gedrag ingedeeld in goedaardig (benigne) en
kwaadaardig (maligne = kanker)
Benigne:
- niet invasief, blijft gelokaliseerd (exofytisch = groeit naar buiten toe)
- groeisnelheid laag
- sterke gelijkenis met weefsel van herkomst
Maligne:
- invasief
- kan zich uitbreiden op afstand (uitzaaien/metastaseren)
- groeisnelheid relatief hoog
- variabele gelijkenis met weefsel van herkomst
Groei- en differentiatiestoornissen 3
Naamgeving tumoren:
- hebben allemaal het achtervoegsel -oom
- benigne epitheliaal: papilloom (plaveiselcel origine), adenoom (cilinder-,
klierepitheel)
- benigne mesenchymaal > voorvoegsel voor waar het vandaan komt (fibro,
osteo, chondro, etc.)
- maligne epitheliaal: carcinoom (plaveiselcel-, adeno-)
- maligne mesenchymaal: sarcoom (fibro, osteo, chondro, etc.)