Samenvatting HS 8
1: Expressionisme | 1905 tot 1940
Ontstond door…
- In de 19e eeuw (naturalisme, impressionisme) werd er te veel kunst gemaakt met
regels en verstand
- Men had kritiek op de maatschappij en cultuur van de WO1
- Afzetten tegen 19e eeuwse tradities, experimenteren met nieuwe vormen
- Het expressionisme kan in principe gezien worden als een opstand tegen het
oppervlakkige naturalisme van het academische impressionisme.
Kenmerken
- Het naar buiten brengen van innerlijke gevoelens en emoties
- De wereld weergeven vanuit een subjectieve perspectief, in plaats van een
objectieve perspectief
- Nadruk op het individu, het persoonlijke
- Zonder beredeneerde regels
- Het verschil tussen impressionisme en expressionisme is dat het impressionisme zich
richt op de registratie van wat je ziet of hoort, terwijl het bij het expressionisme juist
om het naar buiten brengen van innerlijke gevoelens en emoties gaat.
- Muziek: wisselende ritmes, dissonant, veel onrust en contrast, atonaal (niet in 1
toonsoort), veel emotie
- Dans: veel emotie, geen keurige emoties, krijsen, schreeuwen, ongepolijst, blote
voeten, geen academische bewegingen, geen ronde vormen, maar juist hoekige
danspassen, stampende voeten ipv sierlijke bewegingen, hurken, vallen, kruipen,
zolang de emotie maar geuit wordt
- Schilderkunst: geen realistische kleuren, regels van perspectief losgelaten, hevige
emoties zoals angst, eenzaamheid en lijden, felle kleuren die onnatuurlijk en
onrealistisch worden gebruikt, veel vervormingen, vereenvoudigde vormen, olieverf
op doek, geen diepte, zelfde achtergrondkleur als voorgrondobject
- Architectuur: onregelmatige, nieuwe vormen, onrealistisch, door massaproductie nu
met bakstenen, staal en glas’
- Drama: Decors staan schots en scheef en zijn alles behalve realistisch, grote licht-
donker contrasten en overdreven spel, chaotisch
- Inspiratie uit ‘primitieve kunst’: volkskunst uit verre landen (bijzondere vormen van
maskers, schilden en beelden)
- Muziek: jazz, veel ruimte voor ter plekke verzonnen improvisaties
, 2: Kubisme | 1906 tot 1920
Ontstond door…
- Reactie op impressionisme, die contouren erg slecht weergaf en altijd maar 1
standpunt liet zien
Kenmerken
- Geometrische vormen, kubussen, strakke lijnen
- Schilderkunst: vage anatomie (persoon uit geometrische vormen),
tweedimensionaal, veel kleuren in combi met grijs en zwart, vermenging met de
achtergrond, schaduwen benadrukken vormen
- Beeldhouwkunst: onduidelijke en incorrecte lichamen, vaak personen of dieren,
complexe houdingen
- Theater: kostuums in kubusvormen, drie dimensionaal, het decor gedragen door de
personages, levendige kleuren
3: Futurisme | 1909 tot 1914
Ontstond door…
- In de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog (in Italië)
- De Industriële Revolutie met veel nieuwe ontwikkelingen
- Nieuwe kijk op de kunst met felle kleuren van expressionisten en harde lijnen van
kubisme
- Opkomend nationalisme en oorlogsenthousiasme
Kenmerken
- Snelheid, energie, agressie, krachtige lijnen, vooruitgang en nieuwe technologie
- Verheerlijking van oorlog
- Beweging en dynamiek
- Liefde voor moderne samenleving en de snelheid hiervan
- Lawaai, elektriciteit, stoommachines, auto’s, treinen, vliegtuigen, radio, fotografie en
film, alles wat snel uit was gevonden
- De wereld is voortdurend in beweging
- Schilderkunst: simultaneïteit = geen statisch
figuur, maar hele omgeving wordt betrokken