Functieleer
Hoorcollege 1
Functieleer is basisdiscipline die cognitieve functies bestudeerd waarnemen,
geheugen, denken/beslissen, motoriek, aandacht/bewustzijn, taal, leren en
emoties.
(cognitieve) neuropsychologie; patiënten met een specifieke stoornis. Dan
kun je de specifieke uitval linken aan een specifiek stukje brein. Bv dyslexie of
prosopagnosie (kan geen gezichten herkennen).
Fysiologische psychologie; proberen de relatie tussen de functie en de
hersenen te begrijpen.
Hermann von Helmholtz mat de snelheid van impulsgeleiding in het zenuwstelsel.
Donders additieve factoren logical, proefpersonen worden getest met de
woorden ki, ke, ka, ku of ko.
Structuralisme; Wilhelm Wundt, psychologie is de wetenschap van de
onmiddellijke ervaring. De 3 hoofdcomponenten zijn sensaties, beelden en
gevoelens. Met als methode de analytische introspectie.
Behaviorisme; John Watson, psychologie is de studie van het observeerbare
gedrag. Introductie operationele definitie je moet het kunnen meten.
Klassieke conditionering (Pavlolv) en operante conditionering (Skinner).
Gestaltpsychologie: Wertheimer, Köhler en Koffka. het geheel is meer dan de
som der delen. Zij keerden zich af van het structuralisme. Sensatie is niet
hetzelfde als de werkelijkheid. Waarneming is de constructie van de sensatie.
Perceptie is een constructie en niet de afbeelding van de sensatie.
Onderzoeksmethoden in de psychologie; biologische, individuelen en culturele en
sociale factoren.
Beschrijvend onderzoek; naturalistische observatie (gedrag wordt in
natuurlijke context geobserveerd), gevalstudie, interview, opiniepeiling,
correlationeel onderzoek (meet samenhang tussen twee variabelen).
Bij een positieve correlatie gaan beide variabelen in dezelfde richting, bij
negatieve in de andere richting. Ligt tussen de -1 en +1.
Beschrijvend onderzoek kun je niet causaal interpreteren, want er kan nog een
confounding (verwarrende) factor zijn.
Hoorcollege 2
Als de predictie uitkomt is er confirmatie van de theorie, wanneer het niet
uitkomt, klopt de theorie bijvoorbeeld niet (falsificatie).
Variabelen in experiment:
- Onafhankelijke variabele: wat de onderzoeker varieert
- Afhankelijke variabele: wat gemeten wordt
- Controle variabele: aspecten van experiment die gelijk zijn voor
experimentele en controle condities
, - Persoonsvariabelen: manier waarop groepen worden samengesteld
Veel voorkomend kritiek op experimenteel onderzoek:
- Interne validiteit: wordt het verschil wel door de onafhankelijke variabele
veroorzaakt.
- Externe validiteit: in hoeverre is het resultaat te generaliseren naar de
gewone wereld.
Gewaarwording:
- Gewaarwording (sensation): Perifere verwerking door de zintuiglijke
receptoren.
- Waarneming (perception): de hoger-orde interpretatie van de stimulatie.
Classificatie van zintuigen:
- De traditionele vijf zintuigen: zien, horen, smaak, reuk en tast.
- Daarnaast: kinesthetische informatie, evenwicht, tast (textuur), pijn,
temperatuur en trillingen.
Licht gaat door de cornea, hierna door de lens. Gele vlekfovea.
Myopie: oog is te lang, persoon is bijziend. Holle lens nodig, voor mindere
breking.
Hypermetropie: oog te vlak, persoon is verziend. Bolle lens.
Presbyopie: oudziend.
Astigmatisma: de cornea is niet mooi bol, waardoor het retina beeld wordt
vervormd.
Macula degeneratie: focus is zwart en vervormt (rokers).
Glaucoom: perifeer zicht wordt minder (uitval M-cellen ten gevolge van druk in
oog).
De informatie wordt via de bipolaire en ganglion ellen naar de oogzenuw
gestuurd. Het licht gaat hier eerst doorheen voordat het op de receptorcellen
valt. Het nasale gedeelte van de oogzenuw kruist bij het chiasma opticum, het
temporale gedeelte loopt door aan dezelfde kant. Op die manier wordt het linker
gezichtsveld in de rechter hemisfeer geprojecteerd. De buitenste kanten zijn
niet nasaal.
Het eerste schakelstation is het corpus geniculatum laterale (CGL). Na het CGL
projecteren de meeste neuronen op de primaire visuele cortex. De primaire
visuele cortex bestaat uit 6 lagen. De informatie komt binnen in laag 4, maar
magno (staafjes) en parvo (kegeltjes) blijven gescheiden.
Een cener-ON/surround-OFF cel vuurt het sterkst als het centrum verlicht is en de
surround donker.
Lichtheid heeft met gelijktijdig contrast te maken.
Nystagmus: tremorachtige beweging die nodig is om beeld te zien, omdat
kegeltjes anders te snel vermoeid zouden raken. Wanneer dit niet zou gebeuren,
zou je zicht binnen seconden verdwijnen.
Hoorcollege 3
Saccades: ballistische sprongen gedurende je even blind wordt.
Convergentie: houdt beide ogen op het target gefixeerd.
Volgbewegingen: worden gebruikt tijdens het volgen van een bewegend target.
Een kleur heeft een intensiteit (de helderheid), golflengte en saturatie.
Saturatie is de zuiverheid van de kleur.