PB0012202414
Samenvatting ‘Sociale psychologie’
Thema 1 – Hoofdstuk 1 en 2
Thema 2 – Hoofdstuk 3 en 4
Thema 3 – Hoofdstuk 5 en 6
Thema 4 – Hoofdstuk 9
Thema 5 – Hoofdstuk 7
Thema 6 – Hoofdstuk 8
Thema 7 – Hoofdstuk 13
Thema 8 – Hoofdstuk 11 en 12
Thema 9 – Hoofdstuk 10
,PB0012202414
Thema 1 - Introductie
HOOFDSTUK 1 – INLEIDING TOT DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
1. Wat is sociale psychologie?
Psychologie: de wetenschap van het gedrag en de psychische processen van het individu
Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie naar de manier waarop gedachten,
gevoelens en gedragen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of imaginaire
aanwezigheid van anderen
Sociale invloed: het effect dat de woorden, daden of alleen al de aanwezigheid van andere
mensen hebben op onze gedachten, gevoelens, attitudes of gedrag
Sociologie: gericht op groepen, instituties en de samenleving in bredere zin. Sociologen
bestuderen grootschalige sociale processen (historisch/politiek).
Persoonlijkheidspsychologie: proberen sociale gedrag van een individu te verklaren in
termen van individuele persoonlijkheidskenmerken
1.1 Sociale psychologie, wetenschap en gezond verstand
Empirische methode: op waarneming en/of onderzoek gebaseerde methode voor het
toetsen van hypothesen
Hypothese: een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling
Construct: de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en
interpreteren
Determinant: bepalende factor in een ontwikkeling of toestand
1.2 Sociale psychologie en het verschil met verwante disciplines
Individuele verschillen: die aspecten van de persoonlijkheid die mensen onderscheiden van
anderen
De sociale psychologie staat apart van sociologie, economie en politocologie door het
verschil op analyseniveau. Dat is voor sociaal psychologen het individu in de context van een
sociale situatie. Allen bestuderen echter de invloed van sociale factoren op het menselijke
gedrag.
Doel van de sociale psychologie: het identificeren van de universele eigenschappen van de
menselijke natuur die ervoor zorgen dat iedereen gevoelig is voor sociale invloed,
onafhankelijk van sociale klasse of cultuur.
2. De macht van de situatie
Fundamentele attributiefout: de neiging om de mate waarin iemands gedrag wordt
veroorzaakt door de rol van persoonlijke eigenschappen en andere interne factoren te
overschatten en de rol van externe, situationele factoren te onderschatten.
Attributie: het toeschrijven van oorzaken aan het eigen of aan andermans gedrag en het
daarmee voorzien van verklaringen
3. De macht van sociale interpretatie
Behaviorisme: stroming in de psychologie die de stelling verdedigt dat men, om menselijk
gedrag te kunnen begrijpen, slechts hoeft te kijken naar de bekrachtigende eigenschappen
van de omgeving.
,PB0012202414
Gestaltpsychologie: stroming in de psychologie die het belang benadrukt van het
bestuderen van de persoonlijke (subjectieve) manier waarop een object wordt
waargenomen (het gestalt of geheel), in plaats van het bestuderen van de manier waarop de
objectieve, fysieke eigenschappen van het object zijn samengevoegd.
Fenomenologie: filosofische methode (van Husserl) die probeert door de geestelijk-
intuïtieve beschouwing van de dingen, niet door rationele kennis, de constitutie van de
wereld in de geest en het wezen der dingen te beschrijven.
4. De oorsprong van constructen: fundamentele menselijke motieven
De manier waarop iemand een situatie construeert wordt grotendeels bepaald door twee
fundamentele menselijke behoeften: de behoefte aan een positief zelfbeeld en de behoefte
om de wereld accuraat waar te nemen. Op het moment dat deze twee motieven zich in
tegengestelde richtingen keren, kunnen we de waardevolste inzichten verwerven in de
werking van het menselijke gevoel en de menselijke gedachten.
4.1 – Het motief van eigenwaarde: de behoefte aan een positief zelfbeeld
Positief zelfbeeld: evaluatie van mensen van hun eigen eigenwaarde, dat wil zeggen: de
mate waarin ze zichzelf beschouwen als goed, competent en beschaafd. Om een gevoel van
eigenwaarde in stand te kunnen houden, vertekenen we vaak de werkelijkheid.
1) Menselijke wezens zijn gemotiveerd om een positief beeld van zichzelf in stand te
houden, deels door hun gedrag te rechtvaardigen
2) Dit brengt hen er onder bepaalde omstandigheden toe dingen te doen die in eerste
instantie verrassend of paradoxaal lijken.
4.2 – Het motief van de sociale cognitie: de behoefte om accuraat waar te nemen
Sociale cognitie: hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld; specifieker: hoe
mensen sociale informatie selecteren, interpreteren, herinneren en gebruiken om oordelen
te vormen en beslissingen te nemen.
Soms beïnvloeden onze verwachtingen over de sociale wereld ons vermogen om accuraat
waar te kunnen nemen. In werkelijkheid handelen individuen dan ook vaak op basis van
onvolledige en onjuist geïnterpreteerde informatie.
4.3 – Overige motieven
- Biologische drijfveren: honger en dorst
- Psychologische drijfveren: angst, liefde, goedkeuring
- Behoefte aan controle
5. Sociale psychologie en maatschappelijke problemen
De theorieën kunnen nuttig zijn als het gaat om de aanpak van grote maatschappelijke
problemen (vooroordelen, energiebewustzijn, leefgewoonten, geweld op school). Bij
ernstige sociale problemen zijn de meest kansrijke interventies die die zijn gebaseerd op
sociaalwetenschappelijke theorieën over het denken en handelen van mensen.
HOOFDSTUK 2 – METHODOLOGIE: HOE DOEN SOCIAAL PSYCHOLOGEN ONDERZOEK?
1. Sociale psychologie: een empirische wetenschap
, PB0012202414
Hindsight bias: de neiging van mensen om hun vermogen om een uitkomst te voorspellen te
overdrijven nadat ze te weten zijn gekomen hoe die uitkomst eruitziet.
1.1 – Inspiratie uit eerdere theorieën en onderzoeken
Hypothese: een vermoeden dat onderzocht wordt
1.2 – Hypothesen gebaseerd op persoonlijke observaties
‘Spreiding van verantwoordelijkheid’: mensen grijpen soms niet in als er iets gebeurt, omdat
ze denken dat anderen dat wel zullen doen.
1.3 – Onderzoeksmethoden
Overzicht van onderzoeksmethoden:
- Observationeel beschrijvend – ‘Wat is de aard van het fenomeen?’
- Correlationeel voorspellend – ‘Als we x kennen, kunnen we dan y voorspellen?’
- Experimenteel causaal – ‘Is variabele x de oorzaak van variabele y?’
2. De observationele methode: sociaal gedrag beschrijven
Observationele methode: techniek waarbij een onderzoeker mensen observeert en zijn of
haar metingen of indrukken over hun gedrag systematisch vastlegt. Is nuttig voor het
beschrijven van de aard van een verschijnsel en het genereren van hypothesen. De methode
omvat de etnografie.
Etnografie: Methode waarbij een onderzoeker probeert een groep of cultuur te begrijpen
door die van binnenuit te observeren, zonder de groep zijn eigen normen en waarden op te
leggen. Hierdoor staat hij open voor het gezichtspunt van de geobserveerde persoon.
Etnografie is de belangrijkste methode van de culturele antropologie: de studie naar
menselijke culturen en samenlevingen.
Operationaliseren: het vastleggen of definiëren van variabelen.
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: de mate van overeenkomst tussen de resultaten van
twee of meer mensen die onafhankelijk van elkaar een dataset observeren en coderen.
2.1 – Analyse van archieven
Analyse van archieven: vorm van de observationele methode waarbij de onderzoeker de
verzamelde documentatie, oftewel de archieven, van een cultuur onderzoekt (dagboeken,
romans, tijdschriften, kranten).
2.2 – Beperkingen van de observationele methode
- Geen informatie over het waarom van waarnemingen
- Sommige soorten gedrag zijn moeilijk observeerbaar
Om gedrag te kunnen voorspellen en uitleggen zijn andere methoden geschikter
3. De correlationele methode: sociaal gedrag voorspellen
Doel van sociale wetenschappen: het begrijpen van relaties tussen variabelen en in staat zijn
te voorspellen wanneer bepaalde soorten sociaal gedrag zullen optreden.
Correlationele methode: techniek waarbij twee of meer variabelen systematisch worden
gemeten en waarmee wordt vastgesteld wat de relatie is tussen die variabelen.