Mens-zijn samenvatting a.d.v. toetsmatrijs
60 mpc
1. Het behaviorisme
1a1. Je kunt de wetenschap psychologie typeren aan de hand van het object en de methoden
en theorieën
Het studieonderwerp van een wetenschap wordt het object genoemd. Er zijn binnen de
psychologische wetenschap verschillende theoretische stromingen. Het object verschilt. Het object
van de psychologie is, in tegenstelling tot bij veel andere wetenschappen, niet duidelijk omschreven.
Ook de methode, waarmee kennis wordt verworven, verschilt. Bijna alle psychologische onderwerpen
worden bestudeerd in andere wetenschappen. Hierdoor zijn er verschillende verklaringen en
beschrijvingen van hetzelfde onderwerp in die wetenschappen v.b. depressie: meerdere
verklaringen. Psychologie is een wetenschap waarbij het gedrag en gevoelens, gedachten van
mensen worden bestudeerd, dit geplaatst in de omstandigheden waarin ze voorkomen. Het verschil
met andere wetenschappen is dat in psychologische theorieën de beschrijving en verklaring van het
object vooral plaatsvinden op individueel niveau. Een wetenschap kan getypeerd worden aan de hand
van (A) de soorten vragen en problemen (object) en (B) de methoden en theorieën en (C) grenzen en
legitimiteit beïnvloed door het maatschappelijk draagvlak voor een wetenschap.
1a2. Je weet wat theorieën zijn en welke functies ze hebben
Er zijn verschillende theorieën, verschillende stromingen en verschillende indelingen aan de hand
waarvan maatschappelijke verschijnselen verklaard kunnen worden. De theorieën zijn
referentiekaders. Ze helpen psychologen bij het interpreteren van verschijnselen. Verschillende
psychologen kunnen eenzelfde verschijnsel vanuit verschillende referentiekaders verklaren en zo tot
totaal verschillende verklaringen en beschrijvingen komen. Voor wetenschappelijke kennis zijn een
aantal regels opgesteld. De drie functies van wetenschappelijke theorieën:
- Een verklarende en voorspellende functie: Voorspellen van menselijk gedrag.
- Een heuristische functie: Nieuwe voorspellingen op basis van eerdere inzichten.
- Een systematiserende (ordenende) functie: Beschrijving van de waarneming, dit moet volgens regels
plaatsvinden. Duidelijk en controleerbaar, rapporteren helder geformuleerde verbanden/wetten,
moeten herhaalbaar zijn. Het gevaar is dat wetenschappers waarnemingen doen die al te veel door
hun theoretische uitgangspunt geladen zijn (theorie-geladen). Het mensbeeld geeft aan hoe mensen
behoren te zijn en geeft een beschrijving van de kenmerkende eigenschappen. Mensbeelden worden
door de cultuur en de historie bepaald.
1a3. Je weet hoe je theorieën kunt indelen op mechanistisch, personalistisch en organistisch
niveau en welke mensbeelden daarbij horen
Er zijn verschillende manieren om de theoretische stromingen te categoriseren, afhankelijk van de
achterliggende veronderstellingen. De eerste indeling is een indeling naar mensbeelden:
Het mechanistisch mensbeeld:
- Mens als een machine, samengesteld uit afzonderlijke delen met hun eigen eigenschappen.
- Mensen worden door externe krachten voortbewogen.
- Idee dat mensen zelfstandig (los van de omgeving) bestudeerd kunnen worden.
- Geen onderscheid tussen mensen en dieren.
- Verbanden tussen oorzaak en gevolg zijn lineair (rechtlijnig) en het idee dat de som der delen
hetzelfde is als het geheel.
- Moet objectief gebeuren en controleerbaar zijn.
,Het organistisch mensbeeld:
- Mensen worden waargenomen als een geheel, de onderdelen beïnvloeden elkaar en zijn niet los.
- Er is geen lineaire relatie tussen oorzaak en gevolg.
- Mensen worden gezien in hun omgeving (evolutietheorie)
- Organisme wordt gezien als meer dan de som van de delen.
- Vergelijkingen met dieren.
- Moet objectief gebeuren en controleerbaar zijn.
Het personalistisch mensbeeld:
- Mensen worden als uniek gezien (meest christelijk mensbeeld)
- Mensen zijn scheppers van cultuur en geven zelf zin aan het bestaan
- Nadruk op doelgericht handelen
- Mensen zijn anders dan dieren, mensen gezien als een geheel.
- Wordt uitgegaan van het begrijpen van het complexe geheel, eerder subjectief en minder gebaseerd
op feiten en cijfers.
- Wordt bekritiseerd omdat deze niet gebaseerd zou zijn op een theorie, een psycholoog is namelijk
altijd theorie-geladen dus er is wel een theoretisch kader aanwezig. Het is heel goed mogelijk
verschillende stromingen en theorieën gelijktijdig te gebruiken, hierbij is het van belang dat de
methoden op de juiste manier worden toegepast.
(Voorbeeld)
- Mechanisme: Een patiënt herstellende van een hersenbloeding zal door een arts met een
mechanistische visie bekeken worden. De arts zal causale verbanden gaan zoeken.
- Organistische: Bestudeert de veranderende relatie met de omgeving.
- Personalistische: Zal het verhaal van de patiënt trachten te verklaren.
1a4. Je weet wat de algemene systeemtheorie inhoudt
De tweede indeling is de algemene systeemtheorie (AST). Dit is ook een theorie om de verschillende
wetenschappen en de daarbij behorende inzichten te integreren. De AST is een metatheorie, een
theorie over theorieën. Kort gezegd gaat de systeemtheorie er van uit dat de mens pas echt begrepen
kan worden in de context van zijn relaties. Ondanks dat we vaak denken dat iemand een bepaald
karakter heeft, zien we mensen zich in verschillende contexten steeds anders gedragen. Ze zijn
anders op het werk dan thuis en anders bij hun moeder dan bij hun. Mensen hebben een groot
gedragsrepertoire en schakelen steeds per situatie over op ander gedrag. Mensen zijn dus erg
contextgevoelig.
Belangrijkste punten op een rij:
- Mens wordt gezien als een biologisch organisme en als een symbolisch wezen.
- Hiërarchisch geordende niveaus die de werkelijkheid weergeven, simpel naar complex.
- Geen enkel niveau is te herleiden tot de hoger gelegen niveaus en hogere niveaus zijn complexer
dan lagere niveaus.
- Systeem blijft in stand door het interne en externe evenwicht te bewaren
- Het is een open systeem, dynamisch denken, dingen kunnen veranderen wanneer een persoon
openstaat voor de omgeving.
Een vereenvoudigde vorm van de AST is het biopsychosociale model, in dit model worden
biologische, psychische en sociale factoren meegenomen. Het menselijk handelen wordt uiteindelijk
altijd beïnvloed wordt door zowel biologische, als psychische en de sociale factoren.
,1b1. Je kent de belangrijkste basisuitgangspunten, de hoofdlijnen uit de geschiedenis, en het
mensbeeld van het behaviorisme
Mechanistisch
1. Behaviorisme begint als een wetenschapsfilosofische opvatting waarin gesteld wordt hoe
wetenschap bedreven moet worden.
- Stellen objectiviteit centraal. Alleen richten op waarneembaar gedrag van mensen/dieren.
- Gedachten/dromen kunnen niet bestudeerd worden, subjectief dus niet waarneembaar.
2. Bij verklaren gedrag; centraal stellen van leerprocessen: Niet om vergaren van kennis, maar om
aangeleerd gedrag.
Periferalisme: factoren buiten organisme/individu; gebruikt om ontstaan gedrag te verklaren.
Centralisme: factoren binnen individu; motivatie/geheugen, niet onderzocht.
3. Continuïteit tussen gedrag van dieren/mensen (evolutionair). Mensen hoger op de ladder en
ingewikkelder gedrag, toch weinig verschil van leerprocessen. Gebruik van resultaten uit
dierexperimenten.
4. Binnen klassiek behaviorisme uitgegaan dat mensen blanco op wereld komen (tabula rasa). Gedrag
mensen is loop der jaren geleerd. Weinig aandacht erfelijk bepaalde aansturing van gedrag. Gedrag
dat geleerd kan worden wordt begrensd door biologische mogelijkheden.
5. Complex gedrag in stukken knippen, in kleine delen. Complex gedrag wordt opgevat als
aaneenrijging van simpele elementaire leerprocessen. Om te begrijpen, reductie toegepast worden.
Ontstaan gedrag, zo simpel mogelijk verklaard worden. Complexe verklaringen houden behavioristen
niet van.
Hoofdlijnen uit de geschiedenis
John Watson (1878-1958). 1913: Psychology as the Behaviorist views it. Gedrag is reactie (respons
R) op een prikkeling of signaal (stimulus S) van buitenaf. Gedrag geleerd volgens S-R-koppelingen =
reflex. Gaat uit van leerprincipe klassieke conditionering. Gedrag opknippen in oorzaak = s en
reactie = r is een mechanistische opvatting.
Watson streeft praktische oefeningen na, ziet geen principieel verschil tussen dieren en mensen, stelt
leerprocessen centraal bij verklaren van gedrag. Hij was tegen onderzoeken van bewustzijn van de
mens. Dit is subjectief gedrag en leidt niet tot objectief gedrag.
* Begin van psychologie; splitsing tussen psychologen die theorievorming centraal stelden en
psychologen die praktische toepassingen centraal stelden. Amerikaanse psychologen gericht op
theorieontwikkeling over leerprocessen.
Begrip Neobehaviorisme ontstaat: wordt uitgegaan van de opvatting dat gedrag (R) afhankelijk is van
de stimulus uit omgeving (S) en van condities van organisme (O).
Interveniërende variabele wordt geïntroduceerd: variabele tussen stimulus en respons in: angst,
motivatie, lichamelijke vermoeidheid. Wel: wetenschap = controleerbare feiten, geen interpretaties
zoals psychoanalyse.
Operant conditioneren (Burrhus Skinner 1904-1990), veel invloed op behaviorisme en
gedragstherapie
- Gevolg op of de consequentie van gedrag (c) bepaalt of gedrag in frequentie zal toe/afnemen gaat
niet om uitgelokt gedrag (uitgelokt door stimulus) maar om gedrag dat door organisme zelf gestart is
en waar consequenties op volgen. Watson legt wel de nadruk op stimulus.
* Skinner legt nadruk op consequenties en begrijpt het gedrag van een organisme vanuit een
wisselwerking tussen het organisme en de omgeving. Wijst ook onderzoek bewustzijn af.
Reinforcement (versterking): beloning/straf doen intrede in behaviorisme
- Mensen niet los te zien van hun omgeving mensen zijn geen willoze slachtoffers van omgeving
(Watson vindt van wel).
- Organisme speelt in op effecten uit omgeving vanuit drang om te overleven
mechanistisch/organistisch.
, Begin jaren ‘60. Cognitieve psychologie komt op; duidelijk dat er meer leerprincipes zijn dan twee
vormen van conditioneren.
- Observatie-leren/model-leren: Mensen leren van elkaar door simpel naar elkaar te kijken en te
luisteren. Beloning is niet noodzakelijk.
- Neobehaviorisme ontwikkelt zich verder meer aandacht interveniërende variabelen.
- Klassieke behavioristische theorie kan niet alle leerprocessen verklaren omslag naar cognitief
denken.
Behaviorisme voldoet aan een aantal kenmerken van schoolvorming.
- Begrippenapparaat: stimulus, respons en bekrachtiging en onderzoeksmethode zoals leerprocessen
en experimentele psychologie.
- Echter geen eigen organisatie, begrip behaviorisme slaat alleen maar op theorie, niet op
hulpverlenerspraktijk. Pas in de jaren 50 ontstaat gedragstherapie en zet zich af tegen de dominante
psychoanalyse. De aanhangers van de gedragstherapie vormen wel eigen organisaties.
Mensbeeld van het behaviorisme
- Gedrag van mens wordt bepaald door omgevingsinvloeden.
Buitenkant ( periferie) van organisme is belangrijker dan binnenkant ( centralisme). Wijst het
alledaagse mensbeeld, namelijk dat we zelf ons gedrag bepalen, af. Intrinsieke motivatie is niet terug
te vinden in behaviorisme.
- Interpretaties binnen alledaagse mensbeeld zijn vaak cirkelredeneringen
(tautologie) goed voetballen omstanders verklaren dit door te zeggen dat hij aanleg
heeft/gemotiveerd is. Op grond waarvan wordt gezegd dat iemand aanleg heeft goede voetballen
cirkel rond. Goede voetballen wordt met goed voetballen verklaard.
Behavioristen; ontstaan van gedrag kan alleen verklaard worden door omgevingsinvloeden i.c.
leerervaringen.
- Geen wezenlijk verschil tussen mensen en dieren.
Bij beiden wordt het gedrag bepaald door leerprocessen. Mens is hooguit een ingewikkelde rat.
- Mensen komen blanco ter wereld.
worden ingekleurd door omgevingsinvloeden. Watson stelde dat gezonde kinderen gevormd kunnen
worden tot dat wat door de opvoeder gekozen wordt (dokter etc). Skinner omarmt deze visie =
optimistisch mensbeeld. Anderen zijn huiverig voor dit mensbeeld = totalitair en technisch.
- Psychoanalyse;
Geschiedenis van persoon staat centraal; ervaringen uit kinderjaren worden meegedragen. d.m.v.
benadrukken van kinderjaren wordt er onderscheid gemaakt tussen functioneren van
kinderen/volwassenen. in behaviorisme ontbreek die onderscheid.
- Klassieke behaviorisme;
Geschiedenisloosheid van individu; gedrag wordt verklaard vanuit ‘hier en nu’, wordt in stand
gehouden omdat het ‘nu’ prettige ervaringen oplevert en niet omdat het vroeger geleerd is. De
leerprincipes die men onderkent werken bij kinderen hetzelfde als bij volwassenen.
- Geest/cognitief denken
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen wat ze als privépersoon denken en wat als
wetenschapper. Als persoon ontkennen cognitie niet ( geheugen) - wetenschapper cognitie is niet
objectief te bestuderen Geest past niet in wetenschappelijke behavioristische mensbeeld. Black box:
wat plaatsvindt tussen stimulus en respons, kunnen we niet in kijken. Het behaviorisme gaat er dus
niet van uit dat mensen hun leven in eigen hand hebben; gedrag wordt bepaald door omstandigheden
personalistische visie valt af.
- Dominante benadering ‘
mechanistische visie; wordt uitgegaan dat gedrag is te ontleden in deeltjes, bestaande uit S-R-
Verbindingen (Watson) of R-C-Verbindingen (Skinner) beide gevallen; Lineair causaal; Oorzaak –
gevolg.