HOORCOLLEGES BLOK B – WERK,
SPORT, HOBBY
HOORCOLLEGE 2........................................................................................................................................... 1
PIJN EN PIJNVERWERKING........................................................................................................................................1
HOORCOLLEGE 3........................................................................................................................................... 5
BINDWEEFSEL....................................................................................................................................................... 5
HOORCOLLEGE 4......................................................................................................................................... 11
METHODISCH HANDELEN.......................................................................................................................................11
HOORCOLLEGE 5......................................................................................................................................... 13
MOTORISCH (HER-)LEREN.....................................................................................................................................13
HOORCOLLEGE 6......................................................................................................................................... 16
METHODISCH THERAPEUTISCH PROCES.....................................................................................................................16
HOORCOLLEGE 7......................................................................................................................................... 20
OPBOUW, FYSIOLOGIE EN HERSTEL NA SCHADE VAN BOT EN SPIERWEEFSEL.....................................................................20
HOORCOLLEGE 8......................................................................................................................................... 24
ANATOMIE ONDERBEEN/ENKEL/VOET-REGIO.............................................................................................................24
HOORCOLLEGE 9......................................................................................................................................... 28
HYGIËNE EN INFECTIE...........................................................................................................................................28
HOORCOLLEGE 10...............................................................................................................................................30
MOTORISCH (HER-)LEREN VERVOLG........................................................................................................................30
HOORCOLLEGE 11....................................................................................................................................... 34
FUNCTIONELE KRACHTTRAINING..............................................................................................................................34
HOORCOLLEGE 12....................................................................................................................................... 35
ANATOMIE VAN DE SCHOUDER...............................................................................................................................35
HOORCOLLEGE 14....................................................................................................................................... 38
MENS ALS COMPLEX ADAPTIEF SYSTEEM...................................................................................................................38
HOORCOLLEGE 16....................................................................................................................................... 40
ACTIEVE THERAPIE, BEARGUMENTEERD KEUZES MAKEN TIJDENS BEHANDELEN..................................................................40
Hoorcollege 2
Pijn en pijnverwerking
Fysiologie van pijn
,Indeling van pijn
Pijn is multidimensionaal
Je kan pijn indelen in tijdsduur: acute pijn is weefselbeschadiging en is pijn dat meteen
opkomt. Chronische pijn is pijn die mensen langer dan 3 maanden gebruiken.
Spreekt meestal over 3 soorten pijn:
o Pijn die ontstaat op basis van weefselschade – nociceptieve pijn
o Pijn omdat het zenuwweefsel beschadigd is (centraal of perifeer) – neuropathische
pijn
o Complex, is wel pijn, maar geen duidelijke relatie met weefselschade. – nociplastische
pijn
Bij al deze soorten pijn zit een centrale verwerking. Er is vaak een mengvorm van
verschillende soorten pijn. Pijn is een groter probleem dan allen fysiek. Je emoties,
gedrag en cognities zijn ook van belang. Daarnaast is de context van pijn waarin die
ervaring wordt belangrijk. Persoonskenmerken die een rol spelen bij pijn plaats je binnen
RPS-formulier, waar pijn meestal gezien wordt als een functiestoornis, emoties, gedrag
en cognities onder persoonlijk factoren en context bij omgevingsfactoren.
Nociceptieve pijn – wordt ook wel acute pijn genoemd. Ontstaat wanneer er
weefselschade is. Noem je dan noxische prikkel. Deze leidt tot het stimuleren van
specifieke sensoren. Dit noem je nocicensoren en informatie komt binnen als nociceptie.
Eerste informatie dat wordt doorgegeven kun je opdelen in primaire pijn en secundaire
pijn.
Je begint perifeer in het weefsel wanneer er weefselbeschadiging optreedt, dit gaat naar
ruggenmerg en stijgt op naar de hersenstam, komt in de hersenen en er komt een
reactie terug van hersenen richting ruggenmerg.
Perifeer – acute pijn
Als je door je enkel gaat dan zal er direct een sterke pijn komen. Dit noem je primaire
pijn. Die ontstaat door noxische prikkel. (Doordat je jezelf snijdt, op een punaise stapt,
enz.) het is duidelijke, scherpe en gelokaliseerde pijn. Die informatie gaat vooral over de
plaats en hoe ernstig het is. Dit wordt via een zenuwvezel naar het ruggenmerk toe
geleidt en dat is type A8 vezel.
Er ontstaat ook een ander soort pijn. Na de eerste dag dat je door je enkel bent gegaan
veranderd de pijn van een scherpe pijn naar een diffuse pijn. Het is er nog wel, maar niet
continu aanwezig. Dit noem je de secundaire pijn en wordt geleid door de c-vezels. Het is
niet alleen een ander gevoel maar wordt ook op andere plekken in de hersenen verwerkt.
De primaire pijn (A8-vezeltype) geeft met name door aan de hersenen voor
plaatsbepaling en de secundaire pijn wordt ook richting emotioneel gestuurd.
Secundaire pijn
Op moment dat er een weefselschade optreedt, ontstaat er een ontstekingsreactie. Daar
komen stofjes vrij in weefsel die zorgen voor prikkeling van c-vezels. C-vezels reageert
en geeft dit door aan het ruggenmerg, maar tegelijkertijd geeft hij de prikkel ook weer
terug aan het weefsel. Niet alleen waar de schade is ontstaan, maar ook naar alle andere
uitlopers van de vezels. Daar komt een stofje vrij (substance-p), dit stofje stimuleert
ontstekingsreactie nog meer. Ze worden ook zelf weer gestimuleerd door hetzelfde stofje
en de prikkeldrempel wordt verlaagd. Heeft als gevolg dat weefsel rondom schade veel
gevoeliger wordt.
Hyperalgesie: verhoogde gevoeligheid voor nociceptieve prikkels. Allodynie: niet-
nociceptieve prikkels worden pijnlijk.
Perifere sensitisatie, op locatie van schade dat stuk wordt gevoeliger.
PRIMAIRE PIJN SECUNDAIRE PIJN
Direct na schade ontstaat er primaire pijn C-vezels en SP (substance-p)
Wordt doorgegeven door A8-vezels Perifere sensitisatie
(In weefsel waar schade zit, wordt het
weefsel gevoeliger)
, Leidt tot Reflex of directe gewaarwording. Emotioneel, doet lijden
(Je voelt de pijn direct)
Verdwijnt na opheffen van noxische Blijft aanwezig zo lang ontstekingsreactie
prikkel duurt.
Verwerking noxische prikkel in het centrale zenuwstelsel
Je begint perifeer in het weefsel en we gaan nu kijken naar het ruggenmerg.
A8- vezels en c-vezels lopen beide naar het ruggenmerg, maar daar doen ze beide iets
anders.
Centrale sensitisatie, komt stofje vrij en zorgt er ook voor dat op locatie van schade het
stuk gevoeliger wordt.
Centrale sensitisatie zal altijd optreden als c-vezels geprikkeld wordt, pas als het uit de
hand loopt, lang duurt, niet goed wordt gedempt, dan krijg je de langdurige pijnklachten.
A8-VEZELS C-VEZELS
Schakelen 1 keer over op een baan die Komen op dezelfde plek binnen in het
vervolgens direct naar de hersenen gaat. ruggenmerg als de A8-vezels.
(Hersenschors).
Je kan dit moeilijk dempen en moeilijk Schakelen vaak over.
erger maken doordat hij maar 1 keer
overschakelt. Zorgt voor direct reflex
Reflexboog Geeft ook SP af.
Demping – poorttheorie
Je bent in staat tot directe demping van de prikkel.
Poorttheorie: (perifeer)
Op het moment dat er 2 prikkels tegelijk het ruggenmerg binnen komen. In dit geval van
c-vezels en de AB-vezels (niet de A8-vezels). AB-vezel is een tastsensor. Tegelijkertijd
komt er via de c-vezels een nociceptieve prikkel binnen en een tast prikkel via de AB-
vezels. AB-vezels inhibeert (remt) c-vezels
Als je bijv. gevallen bent op je arm ga je over de plek heen wrijven, maar waarom doe je
dat? Dit doe je omdat de tastprikkel ervoor zorgt dat de poort voor de pijnlijke prikkel
gesloten wordt. Als die tegelijk binnenkomen dan zal de tast worden doorgegeven en de
pijn worden geremd. Dit doe je door bijv. wrijven, TENS, massage.
Dit werkt niet voor de A8-vezels. Die schakelt namelijk direct over er is dus weinig aan te
passen. C-vezels prikkeling zal in de loop van de tijd steeds meer aanwezig zijn in
tegenstelling tot primaire pijn en daar kun je wel wat aan doen.
Poorttheorie: (centraal)
Vanuit hersenen kan er op dezelfde manier de prikkel worden gedempt.
Wat gebeurt er in de hersenen en hoe heb je daar als fysiotherapeut
invloed op?
A8-vezels geven informatie direct door aan het deel van de hersenen waarmee je locatie
en ernst kan bepalen. Signaal gaat via het ruggenmerg direct door naar de hersenen. Er
komt dan informatie over schade en locatie.
C-vezels schakelen vaak over binnen het ruggenmerg en gaan meer naar emotionele
deel van de hersenen. Dit maakt het remmen van deze pijn lastiger, omdat er veel meer
stapjes zijn die gemaakt worden.
Als alle informatie bij de hersenen aangekomen is, gaan de hersenen daar direct op
reageren. Dat signaal wordt direct in meer of mindere mate gedempt. Prikkel wordt
doorgegeven, gaat naar ruggenmerg door naar de hersenen en van de hersenen komt er
direct weer een signaal terug, omdat via de poorttheorie dat signaal te dempen. Is
, afhankelijk van de context. Context bepaalt hoeveel demping er komt vanuit de
hersenen, dit noem je descenderende pijndemping, omdat het afdalend is.
Banen noem je het DNIC (diffuse, omdat het voor alle soorten pijn geldt) (noxische,
omdat het gaat om de pijnlijke prikkels) (inhiberend, want het is remmend).
Pijndemping
In je lichaam zit een stofje genaamd endorfine. Endorfine zijn de lichaamseigen pijn
dempende stofjes. Op moment dat de beschadigende prikkels door worden gegeven, de
hersenen reageren daarop door meteen te dempen. Dit gebeurt door het vrij komen van
endorfine. Ze remmen pijnsignalen in stijgende en dalende banen. Dit doen ze via het
baansysteem DNIC.
Hoe werkt dat? Op het moment dat endorfine vrij zijn (gebeurt allemaal centraal, hoog in
de hersenen), reageert de DNIC erop door in het ruggenmerg nog een ander stofje vrij te
laten komen. Dit noem je enkefaline (neurotransmitter), deze remt in het ruggenmerg
het doorgeven van nociceptieve prikkels. Dit doe je door de poorttheorie.
Voordelen endorfine t.o.v. morfine (ook vorm van opium)
o Endorfine werkt selectief.
o Geen bijwerkingen.
o Geen tolerantie op.
Het beste om je lichaamseigen stofje te gebruiken. Dit doe je door veel te bewegen.