KENNISTOETS BLOK 4
Themaweek
Hoorcollege zelfmanagement
Zelfmanagement in de opleiding tot verpleegkundige:
• Zorgverlener: zo ver als mogelijk het zelfmanagement van mensen in hun
sociale context te versterken. Ze richt zich daarbij op gezamenlijke
besluitvorming met de zorgvrager en diens naasten en houdt hierbij rekening
met de diversiteit in persoonlijke eigenschappen, etnische, culturele en
levensbeschouwelijke achtergronden en ideologische overtuigingen.
• Gezondheidsbevorderaar: de gezondheid van de zorgvrager of groepen
zorgvragers te bevorderen door het organiseren en toepassen van
verschillende vormen van preventie die zich richten op het bevorderen van het
zelfmanagement en het gebruik van het eigen netwerk van de zorgvrager.
Definitie van gezondheid ‘het vermogen van mensen om zich aan te passen en
een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale
uitdagingen van het leven’ (Huber, 2011).
De gevolgen van toename aantal chronische ziekten:
• Minder goede kwaliteit van leven
• Meer frequente en langdurige ziekenhuisopnames
• Meer kans op complicaties na een operatie
• Meer kans op vroegtijdig overlijden
• Stijging van zorgkosten
Zelfmanagement is nodig om de zorgvraag de komende jaren aan te kunnen.
Zelfmanagement kan leiden tot:
• Betere kwaliteit van leven
• Minder lichamelijke klachten, zoals pijn en vermoeidheid
• Positieve effecten op angst en depressieve gevoelens
• Minder zorggebruik
‘Zelfmanagement is de mogelijkheid van het individu om de symptomen,
behandeling, fysieke en psychosociale consequenties, en de veranderingen in
levensstijl die inherent zijn aan het leven met een chronische aandoening, te
managen’.
Eigen regie is ‘het vermogen om je eigen leven en noodzakelijke ondersteuning
te regelen en het praktische vermogen om jezelf te redden in lichamelijk, sociaal
en psychisch opzicht’. Het gaat om het zelf beslissen over je leven en zorg en
ondersteuning daarbij.
Zelfredzaamheid is ‘de mate waarin iemand zichzelf kan redden op diverse
levensterreinen, zoals lichamelijk, psychisch en cognitief functioneren, met zo
min mogelijk professionele ondersteuning en zorg’.
Zelfredzaamheid legt de nadruk op zelfstandig functioneren en zelf doen.
Zelfmanagement legt de nadruk op zelf bepalen en kwaliteit van leven.
Zelfmanagement vraagt kennis en vaardigheden, mogelijkheden en motivatie
van een patiënt.
,De rol van de verpleegkundige
‘Het aanleren van gezondheidsvaardigheden’:
• Educatie over aandoening
• Ondersteuning bij meditatiemanagement
• Stimuleren van symptoom monitoring
• Ondersteuning bij besliskunde
• Relatie met zorgverlener
• Hulp bij actie plannen (zorgplan)
• Hulp bij problemen oplossen
• Verandering in leefstijl
‘Het realiseren van goed zelfmanagement is een continu proces’:
• Het begint bij het aanleren van kennis en zelfmanagementvaardigheden
(voorwaarden hierbij zijn motivatie en de juiste omstandigheden)
• Daarna ligt de focus op vertrouwen krijgen in eigen kunnen
• Om vervolgens gedrag te kunnen veranderen.
Tools en hulpmiddelen
• Het 5A-model (methodische manier om zelfmanagement te ondersteunen)
• Achterhalen
• Adviseren
• Afspreken
• Assisteren
• Arrangeren
• Competenties voor het ondersteunen van zelfmanagement
• CBO zorgmodule zelfmanagement
• Zelfzorg ondersteund instrumentenkiezer
• Kennisbundel Vilans - zelfmanagementinstrumenten
• Ziekte-specifieke zelfmanagement interventies
• Handreiking ethische dilemma’s bij zelfmanagement ondersteuning voor
verpleegkundigen
• Verdiepende literatuur
• Kennisbundel zelfmanagement (achtergrond informatie voor studenten en
docenten met o.a instrumenten voor zelfmanagement ondersteuning zoals
zorgplannen, zelfmanagementweb, filmmateriaal en opdrachten)
• Kennisbundel over zelfmanagement competenties (verpleegkundige
competenties worden gekoppeld aan het 5A-model en praktische tools)
Take home message
Wees alert, blijf je verwonderen (signaleren), vraag door, betrek de patiënt in het
formuleren van doelen, stel prioriteiten, betrek de sociale omgeving, schakel
andere disciplines in en gebruik bewezen effectieve tools.
Het hebben van een chronische aandoening leidt vaak tot verminderde kwaliteit
van leven.
Relatie tussen zorgvrager en zorgverlener staat centraal bij zelfmanagement,
samen opzoek naar beste manier om zorg te verlenen.
,Werkcollege onderzoekend vermogen
Kwantitatieve gegevens
• Gebaseerd op betekenissen die van getallen zijn afgeleid.
• Verzamelen resulteert in numerieke en gestandaardiseerde gegevens.
• Analyse wordt door middel van diagrammen en statische methoden
uitgevoerd.
Kwalitatieve gegevens
• Gebaseerd op betekenissen die in woorden worden uitgedrukt.
• Verzamelen resulteert in niet-gestandaardiseerde gegevens, die in categorieën
moeten worden ingedeeld.
• Analyse wordt uitgevoerd door middel van conceptualisatie (duidelijk uitleggen
in begrippen of beelden a.d.h.v. coderen).
Voorbereiding op interview; interview guide is de leidraad bij het interview
Topic list; maakt onderdeel uit van de interview guide, bevat onderwerpen en/of
vragen die relevant zijn voor de beantwoording van de onderzoeksvraag.
Interview guide:
• Wederzijdse kennismaking
• Introductie van jezelf en het onderzoek
• Uitleg over het doel van het onderzoek
• Informatie over gegevensverwerking; licht toe dat gegevens anoniem en
vertrouwelijk verwerkt
• Wat als de respondent wil stoppen …
• Lengte interview
• Vertel dat je het gesprek opneemt en waarom
• Wat jij verder nodig vindt om te vertellen …
Tijdens het interview
1. Start
• Benadruk: onderwerp en doel interview, verwerking gegevens,
privacy/anonimiteit, duur interview, recht om te stoppen
• Geef ruimte voor het stellen van vragen
• Doel: achterhalen meningen, gedachtes, beweegredenen om wel niet te
veranderen, etc…
2. Beginvraag
• Brede, neutrale vraag die afhangt van het doel van interview
• Mening: ‘Wat vindt u van …?’
• Ervaring: ‘Kunt u iets vertellen over …?’
• Niet te breed —> risico op ‘verdwalen’
• Niet suggestief —> als interviewer ben je onderdeel van het onderzoek en dat
kan de resultaten vertekenen.
3. Vervolgvragen
• Concreet
• Niet-sturend
• Geen toevoegingen geven
• Begrijpelijk formuleren
• Eén ding tegelijk vragen
• Geen vraag-antwoord spel
• Neem de tijd om te luisteren
, 4. Doorvragen
Vraag door als het antwoord niet duidelijk of onvolledig is, of het antwoord
diepgang mist.
Suggesties voor doorvragen:
• ‘Op welke wijze?’
• ‘Kunt u een voorbeeld geven?’
• ‘Het is mij nog niet helemaal duidelijk’
• ‘Kunt u daar nader op in gaan?’
• ‘U geeft aan dat de implementatie moeizaam verliep, kunt u dit verder
toelichten?’ (Specifiek doorvragen)
5. (Non-)verbale stimulatie
• Actief luisteren (hummen, papegaaien, knikken)
• Stiltes laten vallen
• Juiste condities scheppen:
• Gespreksruimte
• Kleding/uitstraling
• Zithouding
• Gezichtsuitdrukking
6. Samenvatten
• Ordent het gesprek
• Werkt stimulerend
• Versterkt de band
• Werkt controlerend
• Biedt een rustpunt
• Is een voorbeeld
Aandachtspunten
• Bereid je goed voor: wat wil je weten?
• Houd een proefinterview
• Zorg dat je structuur biedt en overzicht houdt: topic list, interview guide,
aantekeningen maken tijdens interview
• Denk na over je vragen: open of gesloten?
• Vermijd suggestieve vragen en ‘waarom’-vragen
• Ga bewust om met stiltes. Probeer deze niet te snel op te vullen
• Vermijd vaag taalgebruik
• Maak gebruik van gesprekstechnieken (ORBS, LSD, NIVEA, …)