Hoofdstuk 1 Begripsbepaling
Organisatie: Samenwerkingsverband van mensen bij het nastreven van
gemeenschappelijke doelstelling. (Jeugd Actief)
Bedrijf: Organisatie die producten en/of diensten produceren en hiermee
voorziet in een maatschappelijke behoefte. (WNF, KW1C)
Onderneming: Bedrijf dat naar winst streeft. (KPN, Philips, De Efteling)
Elke onderneming is een bedrijf. Elk bedrijf is een organisatie.
Niet elke organisatie is een bedrijf. Niet elk bedrijf is een onderneming.
Profit-bedrijven: ondernemingen waarbij winst maken centraal staat.
(Shell)
Non-profit bedrijven: marktgericht -> museum, als er geen bezoekers
komen verliezen ze het bestaansrecht. Niet- marktgericht -> leger, geld
komt uit de overheid.
Directe omgeving: er is wederzijdse beïnvloeding, bijvoorbeeld ->
werknemers, afnemers en leveranciers. (Micro, Meso)
Indirecte omgeving: heeft invloed op het bedrijf maar het bedrijf kan dit
niet of nauwelijks beïnvloeden. (Macro) Hierbij heb je deze ontwikkelingen:
- Economische (inflatie, recessie)
- Technologische (3D printer)
- Sociale (gestegen opleidingsniveau)
- Maatschappelijke (wetgeving)
De 3 niveaus van omgeving:
- Macro -> weinig/geen
invloed. (politiek)
- Meso -> beperkte invloed.
(leveranciers, banken,
vakbonden)
- Micro -> directe omgeving
van het bedrijf dus veel
invloed. (personeel, klanten)
Het primaire proces:
1. Input: in een organisatie
komt een grondstof, dienst of product binnen.
2. Transformatie: de input wordt verwerkt en er verandert iets.
3. Output: de verkochte producten en/of diensten.
Tijdens het transformatieproces worden de productiemiddelen omgezet in
goederen en/of diensten.
Ondernemingsraad is een vorm van indirecte medezeggenschap,
personeel praat via de ondernemingsraad met het bestuur. Elk bedrijf in
,Nederland met 50 of meer werknemers is verplicht een ondernemingsraad
te hebben.
Adviesrecht: Bij belangrijke economische, financiële en/of
organisatorische beslissingen moet er worden gekeken naar het advies
van de OR. Wanneer de ondernemer hiervan afwijkt moet hij schriftelijk
motiveren waarom.
Instemmingsrecht: Voor beslissingen die direct betrekking hebben op
personele regelingen moet de ondernemer instemming hebben van de OR.
Als de OR niet mee instemt dan moet de ondernemer een gerechtelijke
procedure aanspannen.
Mededingingswet: het doel is oneerlijke praktijken in de handel tegen
gaan. Het is een economische wet dat je niet groot word en te veel macht
krijgt.
Arbowet: bevat regels voor werkgevers en werknemers om de
gezondheid, veiligheid en het welzijn van hun te bevorderen. Geen
concrete regels maar algemene bepalingen.
Alle Bv’s, Nv’s, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappen moeten
ieder boekjaar een financieel verslag deponeren bij de KvK.
Natuurlijkpersoon: Ook privé aansprakelijk.
Rechtspersoon: Niet privé aansprakelijk.
Eenmanszaak (natuurlijk persoon)
Maatschap (natuurlijk persoon)
Vennootschap onder firma (natuurlijk persoon)
Commanditaire vennootschap (natuurlijk persoon)
Besloten vennootschap (rechtspersoon)
Naamloze vennootschap (rechtspersoon)
Coöperatie (rechtspersoon)
Vereniging (rechtspersoon)
Stichting (rechtspersoon)
Beherend vennoot: dagelijkse leiding in een bedrijf
Stille vennoot: zijn alleen financieel betrokken
BV, besloten vennootschap (rechtspersoon):
Het kapitaal van een bv is verdeeld in aandelen, deze zijn in bezit van de
aandeelhouders (staan op naam). Bestuurders geven dagelijks leiding aan
het bedrijf.
NV, naamloze vennootschap (rechtspersoon):
Het kapitaal is hier ook verdeeld in aandelen. Belangrijk verschil is dat de
aandelen van een NV overdraagbaar zijn. Dus aandelen zijn ook
verhandelbaar op de beurs.
, Het verschil tussen een vereniging en een stichting is dat een vereniging
leden heeft en een stichting niet.
4 economische sectoren:
- Primaire sector: economische sector die grondstoffen en voedsel
leveren.
- Secundaire sector: Industrie, bedrijven die grondstoffen
verwerken.
- Tertaire sector: commerciële dienstverlening, bedrijven die met
verkoop van hun diensten winst willen maken. (winkels, horeca)
- Quartaire sector: niet commerciële dienstverlening. (ziekenhuizen,
onderwijs)
Bewegingen binnen en tussen bedrijfskolommen:
Verticale bewegingen
- Integratie (samenvoeging): samenvoegen van 2 fases in 1
bedrijf. VB: wolhandel koopt een aantal schapenfokkers op.
Bedrijfskolom wordt korter.
- Differentiatie (afsplitsing): afstoten van bepaalde activiteiten.
( je huurt een bepaald bedrijf in om een bepaalde klus op te
knappen). Bedrijfskolom wordt langer.
Horizontale bewegingen
- Parallellisatie (samenvoeging): producten of diensten uit een
andere bedrijfskolom in het assortiment opnemen. VB: fotozaak gaat
tv- apparaten verkopen.
- Specialisatie (afsplitsing): Kiezen nog maar 1 of enkele
producten/diensten binnen een bedrijfstak. VB: evenementenbureau
organiseert alleen nog maar bruiloften in plaats van ook nog eens
andere feesten.
Hoofdstuk 2 Bestuur en Besluitvorming
Strategisch management (hoger): Gaat over de doelstellingen, missie,
visie en beleid. Dit is over een langer termijn (3-5 jaar) en heeft invloed op
de hele organisatie.
Voorbeelden: nieuw product, fusie, nieuwe vestiging, nieuwe doelgroep.
Tactisch management (midden): Gaat over het plannen en organiseren
op middellang termijn (1-3 jaar). Voorbeelden: scholing personeel,
verdeling functies/taken/bevoegdheden, werkwijzen en procedures.
Operationeel management (lager): De planning van dagelijkse
werkzaamheden, ze zijn uitvoerend en moeten de werkvloer aansturen.