Tips uit de psychologie voor het leren
- Geef persoonlijke betekenis aan begrippen
- Maak eerst een overzicht en vul daarna details in
- Leer gespreid
- Houd het bij
- Stof actief herhalen en toepassen
College 1 H1
Psychologie = de wetenschap van gedrag en geestelijke processen.
Gedrag extern waarneembaar (praten, lachen, lopen, slaan…)
Geestelijke processen niet extern waarneembaar (denken, voelen, herinneren…)
Wat doet een psycholoog?
- Bestuderen, verklaren, beïnvloeden hoe mensen zich gedragen, handelen,
beslissen, denken, redeneren, zich ontwikkelen, leren, met elkaar omgaan…
Verschil psychiatrie en psychologie
- Psychiater is een arts, zich specialiseert in psychiatrie. Houden zich bezig met
psychiatrie/stoornissen en mogen medicijnen voorschrijven.
- Psychologen geven therapieën maar mogen geen medicijnen voorschrijven.
Methoden van empirisch onderzoek:
- Jezelf en anderen observeren
- Testen ontwikkelen
- Het experiment
- MRI-scan
Het experiment:
- Hypothese
- Proefpersonen random toewijzen aan condities, voor- en nameting
afhankelijke variabele, statistische toets.
- Dubbelblind?
Grote vraag in de psychologie: is iets nou aangeboren of aangeleerd? nature of
nurture?
Metafoor: is een vorm van beeldspraak, waarbij er sprake is van een impliciete
(onuitgesproken) vergelijking. Metaforen ontstaan uit de mentale (cognitieve)
behoefte nieuwe inzichten te benoemen vanuit een overeenkomst met het reeds
bekende.
Perspectieven in de psychologie
Moderne biologische perspectief: het psychologische perspectief dat de
oorzaken van gedrag zoekt in het functioneren van de genen, de hersenen en het
zenuwstelsel en hormoonstelsel
- Descartes: “menselijke gedragingen en gevoelens komen voort uit lichamelijke
activiteit in het zenuwstelsel”
- Evolutionaire psychologie; bepaalde gunstige kenmerken blijven voortbestaan
door natuurlijke selectie en evolutie
- Neurowetenschap;
, Visie op de mens: We zijn complexe systemen die reageren op erfelijke en
omgevingsinvloeden.
Wat bepaalt het gedrag: Neurale structuren, biochemie, en aangeboren
responsen op externe cues.
Focus van onderzoek: Endocriene stelsel en zenuwstelsel, evolutionaire
voordelen van gedrag.
Modern cognitieve perspectief: gedrag wordt bepaald door iemands unieke patroon
van waarnemingen, interpretaties, verwachtingen, overtuigingen en herinneringen.
- Wundt:
o Wilde de elementen van bewuste waarnemingen ontdekken
o Verstandelijke activiteit bestaat uit combinaties elementaire processen
o Introspectie beschrijven van eigen innerlijke, bewuste ervaringen
Bezwaar: te subjectief en onwetenschappelijk
- Structuralisme (Titchener): elementaire structuren en onderdelen van de geest
- Functionalisme (James): psychologische processen bestuderen vanuit de
functie
- Moderne cognitieve perspectief: gedachten en handelingen zijn het resultaat
van het unieke patroon van (interpretaties van) waarnemingen
Visie op de mens: we zijn informatieverwerkingssystemen.
Wat bepaalt het gedrag: interpretatie van ervaringen d.m.v. mentale
processen.
Focus van onderzoek: mentale processen zoals sensatie, perceptie, leren,
geheugen en taal.
Behavioristisch perspectief: Studie van gedrag (niet van mentale processen).
- Geen interesse voor gedachten, gevoelens of emoties (meest nurture
georiënteerd)
- STIMULUS (fysieke stimuli) → BLACK BOX (interesseert ons niet wat er van
binnen gebeurt) → RESPONS (reactie)
- Objectief meten
- NURTURE, tabula rasa al het gedrag wordt aangeleerd, niks is nature
Visie op de mens: we reageren op onze omgeving volgens aangeleerd
gedrag.
Wat bepaalt het gedrag: prikkels in de omgeving en eerdere consequenties
van gedrag.
Focus van onderzoek: ‘wetten’ die onze reactie op prikkels met de omgeving
verbinden.
Perspectieven vanuit gehele persoon:
- Psychodynamische psychologie: menselijk functioneren verklaren vanuit
onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten.
- Humanistische psychologie: nadruk op de mogelijkheden, groei, potentie en
vrije wil van de mens.
- Psychologie van karaktertrekken en temperament: gedrag en persoonlijkheid
komen voort uit fundamentele psychologische kenmerken.
Visie op de mens: we worden gestuurd door onbewuste motieven.
Wat bepaalt het gedrag:
1. Psychodynamisch perspectief nadruk onbewuste conflicten
2. Humanistisch perspectief nadruk op zelf concept
, 3. Persoonlijkheidstrekken perspectief nadruk op karaktertrekken en
temperament.
Focus van onderzoek:
1. Psychotherapie
2. Counseling
3. Karaktertrekken
Ontwikkelingspsychologie: voorspelbare veranderingen die zich voordoen tijdens de
levensloop.
Visie op de mens: we ondergaan voorspelbare patronen van verandering in
ons leven.
Wat bepaalt het gedrag: interacties tussen omgeving en erfelijke invloeden.
Focus van onderzoek: patronen van ontwikkelingsveranderingen en hun
onderliggende invloeden.
Socioculturele perspectief: nadruk op het belang van sociale interactie, sociaal leren
en een cultureel perspectief.
Visie op de mens: we zijn sociale wezens, gedrag moet in sociale context
worden gezien.
Wat bepaalt het gedrag: cultuur, sociale normen en verwachtingen, sociaal
leren.
Focus van onderzoek: sociale interactie, socialisatie en cross-culturele
verschillen.
Alle onderzoeken moeten voorgelegd worden aan een commissie die kijkt of het
ethisch is voordat het uitgevoerd mag worden.
College 2 H2 en H3
H2 genen en gedrag
Evolutionaire psychologie
Genetische bepaling voor gedrag: deel van oorsprong gedrag staat vast.
Oorsprong van gedrag te vinden in genotype: overgedragen genetisch structuur door
je ouders.
Gerelateerd aan fenotype: uiterlijke verschijning en type gedrag als gevolg van
interactie genotype met omgeving. (wisselwerking nature en nurture)
Bijpassende termen evolutionaire psychologie:
- Evolutie
- Natuurlijke selectie
- Veel gedrag en psychologisch functioneren is evolutionair te verklaren:
angsten, agressie en sociaal gedrag
Interne communicatie
Twee signaalsystemen:
- Het zenuwstelsel
o Reageert als eerste bij angst
- Het endocriene stelsel
Het zenuwstelsel
- Sensorische neuronen: van zintuigen naar hersenen
- Motorische neuronen: van hersenen naar spieren, organen en klieren
, - Schakelcellen: verbinding tussen sensorische neuronen en motorische
neuronen
- Dendriet ontvangt informatie, stuurt dat door naar de soma/cellichaam en
daarna gaat het naar het axon om naar de volgende cel te gaan via de
synapsspleet d.m.v. neurotransmitters. Zo staan neuronen met elkaar in
verbinding. Er wordt óf gevuurd óf niet gevuurd.
- Alle neuronen samen/een bundel neuronen zijn een zenuw
- Neuron kan van 1000 cellen informatie ontvangen tegelijk en ook weer aan
1000 cellen tegelijk die informatie doorgeven.
Neurotransmitters (blz. 58)
- Dopamine: genot, bevrediding
- Serotine: slaap en dromen, stemmingen, pijn, agressie, eetlust en seksueel
gedrag
- Endorfinen; produceert aangename sensaties en reguleert pijn
- Etc.
Invloed drugs en medicatie: receptoren blokkeren, receptoren bezetten/andere
middelen bezetten receptoren of functie receptoren stimuleren.
Plasticiteit
Plasticiteit: het vermogen van het zenuwstelsel om zich aan te passen en te
veranderen door ervaring. Vermogen om (in sommige gevallen) fysieke
beschadigingen te compenseren. Neuronen kunnen zich versterken als je die banen
veel gebruikt. Er kunnen ook nieuwe neuronen gevormd worden als je iets aan het
leren bent.
Spiegelneuronen: vuren als we anderen handelingen zien verrichten.
- Als je iemand anders ziet huilen, ga je zelf ook huilen
Het centrale zenuwstelsel (CZS)
Hersenen + ruggenmerg
- Integreren en coördineren van lichamelijke functies
- Verwerken van alle inkomende neurale boodschappen
- Opdrachten versturen naar de verschillende delen van het lichaam
- Snelle reflexen gaan niet via hersenen maar alleen via het ruggenmerg
- Contralaterale banen; rechterhersenhelft stuurt linkerkant van lichaam aan…
banen kruisen elkaar in de hersenstam
Het perifere zenuwstelsel (PZS)
Alle delen van het zenuwstelsel buiten het CZS (hersenen en ruggenmerg)
- Binnenkomende signalen via zintuigen naar CZS
- Uitgaande signalen van CZS naar organen, spieren en klieren
1. Somatische zenuwstelsel: vrijwillige bewegingen
2. Autonome zenuwstelsel: automatisch
a. Sympathisch: angst en inspanning; fight or flight
b. Parasympatisch: in rust/terug naar rusttoestand