LEERPSYCHOLOGIE
, H1 Wat is leren?
1.1 Introductie op ‘wat is leren?’
Formeel/ intentioneel leren: Bewust leren.
Informeel/ incidenteel leren: Onbewust leren.
Bolhuis (2000): Formeel leren hoeft niet altijd
intentioneel leren te zijn.
Bij leren is altijd sprake van activiteit. Ervaren, oefenen, interactie met de omgeving. Leren
brengt langdurige of permanente verandering tot stand. Als je iets geleerd hebt, ben je
veranderd!
De kwaliteit van het leerproces is af te meten aan de mate van betrokkenheid en
zelfstandigheid die een leerling tijdens het werk toont.
Leren is:
- Een duurzame verandering in gedrag of in het vermogen daartoe, als resultaat van
oefening of andere vormen van ervaring.
- Het verzamelen van kennis, inzicht en vaardigheden door ervaring of studie.
- Het maken en in stand houden van verbindingen.
Een goede leerkracht:
- Elk kind doet ertoe.
- Is niet vang om de planning aan te passen.
- Hebben hoge verwachtingen van leerlingen en stelle hoge doelen.
Het kind moet zelf inspanning leveren. Als leerkracht kan je iemand iets leren maar die
persoon niet ontwikkelen. De ontwikkeling kan je wel stimuleren.
De rol van de leerkracht is die van stimulator en begeleider. Er moet een betekenisvolle en
spelgeoriënteerde context zijn.
,1.2 Filosoferen over leren
Leren: Het ontstaan of tot stand brengen van relatief duurzame veranderingen in kennis,
houding en vaardigheden en/ of in het vermogen om te leren, door middel van het
selecteren, opnemen, verwerken, integreren, vastleggen en gebruiken van en het betekenis
geven aan informatie door individuen of groepen.
De leerinhoud kan ingedeeld worden op meerdere manieren
1. Kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen of attituden.
2. Declaratieve en procedurele kennis
- Declaratieve kennis: kennis van feiten, begrippen, regels, principes. Het is kennis dat in
het geheugen is opgeslagen.
- Procedurele kennis: handelingen of vaardigheden die volgens bepaalde regels/
voorschriften of afspraken dienen te worden verricht voor het gewenste resultaat.
3. Cognitief, sociaal-affectief, psychomotorisch, competentie leren.
- Cognitief leren: memoriseren (uit het hoofd leren), feitenkennis (topografie), inzicht
(probleemoplossend denken).
- Sociaal-affectief leren: ontwikkelen van emoties, gevoelens, houdingen en
communicatieve vaardigheden. (reactief: zelfcontrole en waardensysteem) (interactief:
fatsoen en communicatie)
- Psychomotorisch leren: automatismen. (fietsen, piano spelen, breien)
- Competentie leren: integrativiteit (ondeelbaarheid), duurzaamheid, leerbaarheid,
context gebonden en handelingsgericht.
, 1.3 Leerstijlen
Leerstijl van Vermunt: (betrekking op de motieven waarmee je leert)
Leeropvatting: Wat versta je onder leren.
Leeroriëntatie: De verwachting, motieven, houdingen, doelen.
Regulatiestrategie: Wie stuurt het leerproces.
Verwerkingsstrategie: Hoe worden leerinhouden verwerkt.
Kritiek:
- Factoren als motivatie en andere emotionele aspecte, omgevingsfactoren en de wijze
van instructie en interactie worden weg gelaten.
Leerstijl van Kolb:
Doener: Houdt van uitproberen en
experimenteren.
Beslisser: Plant een taak en voert deze
uit.
Denker: Kan goed logisch nadenken en
redeneren.
Dromer: Kijkt eerst hoe anderen het
doen en denkt goed na voor hij begint.
Hij gaat uit van een cyclus. De leerstijl wordt bepaald door het punt waar hij in de cyclus begint.
Kritiek:
- Moeten alle vier de stappen van de cyclus en dan in vaste volgorde worden doorlopen.