Samenvatting Interventies bij Gedrags- en Opvoedingsproblemen
College 1: geen literatuur
College 2:
Samenvattingskaart Richtlijn Kindermishandeling (2017)
Als eerste kijken: is er sprake van acuut gevaar?
- Ja → Veilig Thuis / Raad voor de Kinderbescherming / politie
- Nee → naar stap 0
Stap 0: overwegen of er sprake kan zijn van kindermishandeling
- Kijken naar een mogelijke verklaring voor wat je hebt gezien/gehoord
- Een overweging wordt vermoeden/verdenking als verklaring:
- Niet passend is
- Niet aannemelijk is
- Niet consistent is
- Voortkomt uit overtuigingen die niet stroken met veiligheid van kind
Dan meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Stap 1: situatie in kaart brengen:
- Wat gaat goed? Waar zijn er zorgen over? Gaat om:
- Veiligheid
- Psychische gezondheid
- Lichamelijke gezondheid
- Beide ouders: als persoon en opvoeder
- Omgeving kind en gezin (sociaal netwerk)
Stap 2: overleg en werk samen met andere professionals en Veilig Thuis
- Je moet weten bij wie je welke informatie mag opvragen en verstrekken
- Raadpleeg: aandachtsfunctionaris kindermishandeling, leidinggevende, Veilig Thuis,
Raad voor de Kinderbescherming, arts/specialist, hulpverleners van gezin, onderwijs,
politie
- Politie alleen als:
- Mogelijk strafbaar feit, lichamelijke kindermishandeling, lichamelijke
verwaarlozing, seksueel misbruik, eer gerelateerd geweld, vrouwelijke
genitale verminking, huwelijksdrang
- Om dreiging in gezin in te schatten
- Als door aangifte kindermishandeling kan stoppen
Stap 3: ga in gesprek met jeugdige en ouders
- Ze betrekken bij het hele proces, tenzij je gegronde redenen hebt om het niet te doen
- Geen vaktermen gebruiken, zoals ‘risicofactoren’
- Dus in begrijpelijke taal spreken
- Vraag toestemming aan ouders om met kind onder de 12 te spreken. Vraag
toestemming om kind boven de 16 om met ouders te spreken. Daar tussenin: afwegen
op basis van ontwikkelingsleeftijd en capaciteit van kind
- Bij gesprek kind:
- Op gemak stellen, algemeen beginnen
- Uitleggen wat bedoeling is
, - Niet beloven om geheimen te bewaren
- Duidelijk maken dat kind niet schuldig is
- Oog hebben voor mogelijke verwarring bij kind door: loyaliteit, zelfbeschuldiging,
angst
- Aan jong kind uitleggen dat je er niet bij bent geweest
- Vooral kind aan het woord laten bij bespreken thuissituatie
- Kind vragen naar oplossingen en wat daar voor nodig is
- Bij afsluiten afspraken maken over delen van besproken informatie en wat kind
aan ouders gaat vertellen
- Kind na gesprek laten opvangen door een vertrouwd persoon
- Kind een bereikbaarheidstelefoonnummer aanbieden
Stap 4: wegen van alle (gunstig en ongunstig) factoren, ernst en risico → dit tijdens
hele proces
Stap 5: beslissen: nooit alleen doen.
- Bij twijfel en melden: overleg met Veilig Thuis
- Expliciet bespreken met professionals, ouders en kind wie regie heeft in de hulp
- Dossier zorgvuldig bijhouden
Naar veiligheid en herstel:
- Bij verhoogd risico: opvoedondersteunende programma’s
- Veiligheid creëren of herstellen: samenwerken met gehele gezin, sociaal en
professioneel netwerk
- Bij kinderen vanaf 8 jaar: psycho-educatie
- Kinderen die getuige zijn geweest van partnergeweld: preventief programma
- Altijd overwegen of (trauma)behandeling van kind nodig is
- Bij verwaarlozing: aan ouders 3 hulpvormen aanbieden:
- Gericht op eigen (psychiatrische en psychosociale) problemen
- Gericht op opvoedvaardigheden
- Gericht op vervullen basisbehoeften kind
Competenties en randvoorwaarden professional:
- Blijf jezelf ontwikkelen op gebied van kennis, houding en vaardigheden
- Vraag collega’s en leidinggevende om benodigde randvoorwaarden
Risicofactoren kindermishandeling:
- Ouders:
- Psychische en psychiatrische problemen zoals depressie
- Temperament, prikkelbaarheid, hyperreactiviteit
- Partnergeweld
- Ouder heeft kindermishandeling in de jeugd meegemaakt en/of was getuige van
partnergeweld
- Ongewenste zwangerschap
- Gezondheidsproblemen
- Crimineel gedrag
- Laag gevoel van eigenwaarde
, - Veel persoonlijke stress
- Gering probleemoplossend vermogen of lage intelligentie
- Alcoholmisbruik en drugsgebruik
- In ouder-kind interactie:
- Ouder ziet kind als probleem
- Gebruik van fysieke straf
- Geen goede relatie
- Opvoedingsstress
- Gezinsomstandigheden:
- Weinig samenhang in gezin
- Veel conflicten in gezin
- Lage SES / werkloosheid
- Weinig sociale steun
- Status als nieuwe allochtoon of vluchteling
- Alleenstaande ouder
- Groot gezin
- Kenmerken jeugdige:
- Erg jonge leeftijd (<3 jaar)
- Geringe fysieke gezondheid
- Internaliserend / externaliserend probleemgedrag
- Gebrekkige sociale vaardigheden
College 3:
Hoofdstuk 2 Zorgwekkende gezinnen: veranderingen in visie en zorg
2.1 Inleiding
Zorgwekkende gezinnen zijn er altijd geweest. De term ‘zorgwekkend gezin’ heeft een politieke
betekenis. Het gaat immers om gezinnen die zorg wekken, omdat ze door hun gebrek aan
aansluiting buiten de gewenste orde vallen, en de zorg die ze krijgen is direct of indirect gericht
op het bewaken of herstellen van de orde, en daarom politiek.
2 periodes: de eerste gaat om gezinnen die zorg wekken, vanwege hun omstandigheden waarin
ze verkeerden en een bedreiging waren voor de maatschappelijke orde. (arm). De tweede is het
‘multi- problem gezin’. Veel problemen + oneindigende bemoeienis van instanties.
2.2 Arme gezinnen
Heel de 19e eeuw was er armoede. Er werden koloniën opgezet om dit te bestrijden,
werkverschaffing was volgens de oprichter van de Maatschappij van Weldadigheid het middel
tegen armoede. Maar de koloniën konden dit niet bestrijden. Op een congres in Groningen werd
gediscussieerd over wat aan armoede gedaan moest doen. Het congres zocht het heil in de
opvoeding om de armoede te verminderen.
Armenbezoek werd gedaan door mensen uit betere kringen. De maatschappij had ook belang
bij armenzorg: de samenleving tegen wanorde beschermen. Er werd in de armenzorg
onderscheid gemaakt tussen armen die door eigen falen zo waren geworden en armen die door
omstandigheden arm waren geworden.
2.3 Sociaal ontoelaatbare gezinnen
De ranzige woonsituatie van velen, leidde tot ziektes. De woonsituaties moesten verbeterd
worden. Dit was niet alleen voor een betere hygiëne, maar het zou ook het beschavingspeil en
het zedelijk gehalte van de lagere standen ten goede komen. Dus werd er werk gemaakt van
sociale woningbouw. Dit leidde tot nieuwe banen, want er moest toezicht gehouden worden op
, de verzorging van het huis en de kinderen. Maar er waren ook ‘sociale ontoelaatbaren’:
gezinnen die vanwege hun levensstijl en wangedrag niet in een nette arbeiderswoning werden
toegelaten. Ze werden geplaatst in woonscholen.
2.4 Onmaatschappelijke gezinnen
Na de 2e Wereldoorlog sprak men van het verschijnsel ‘onmaatschappelijkheid.’ In het midden
van de jaren 50 ging men een voorkeur krijgen voor de term ‘probleemgezin’ boven
‘onmaatschappelijk gezin, maar de strekking bleef hetzelfde: het ging om de strijd tegen
onmaatschappelijkheid, en die stond na de oorlog hoog op de politieke agenda. In de loop van
de jaren 60 verdween de bestrijding. Het onmaatschappelijke gezin werd gezien als een
diagnostische categorie, en onmaatschappelijkheid als een ziekte. Dat het gaat om een sociaal
construct werd in dat perspectief niet gezien.
2.5 Multi-problem gezinnen
De term ‘problem families’ ontstond. Wat is er nieuw aan ze? Nieuw is de constatering dat de
hulp versnipperd is, dat er weinig aandacht is voor wat anderen doen, dat in de recente groei
aan gespecialiseerde diensten er niemand is die de verantwoordelijkheid neemt om te zorgen
voor continuïteit en samenhang in de hulp, dat al die versnipperde hulp de samenleving
bijzonder veel kost, terwijl het resultaat erg pover is. Het nieuwe aan het concept ‘multi- problem
gezin’ was dat niet primair de beperkingen van deze groep zorgvragers centraal stonden, maar
dat ze de beperkingen van het systeem van de bemoeienis met deze gezinnen blootlegden.
Hoe problematischer het gezin, hoe problematischer de hulp en hoe groter de kans het gezin
een ‘probleemgezin’ te noemen.
In de jaren 80 moest in de jeugdzorg het roer omgegooid worden. Hulp diende voortaan ‘zo
tijdig mogelijk plaats te vinden, zo licht mogelijk van vorm, van zo kort mogelijke duur en zo
dicht mogelijk bij huis.’ Dit leidde tot een forse reductie van het aantal plaatsen in residentiële
voorzieningen, met als gevolg dat de ambulante jeugdzorg zich geconfronteerd zag met een
extra moeilijk te helpen groep gezinnen. Dit leidde tot een heropleving van de aandacht voor
probleemgezinnen binnen de jeugdzorg. Het accent lag nu op de begeleidingsrelatie,
wederzijds gesprek en begrip naar gezin en niet meer de restrictieve aanpak van de jaren 50. In
diezelfde periode kwamen probleemgezinnen op een andere manier in het vizier, toen men een
antwoord moest zien te vinden op een nieuw verschijnsel: kindermishandeling.
2.6 nabeschouwing
De tekorten of beperkingen van de hulp, wordt nogal eens gemist in de pogingen het ‘multi-
problem gezin’ te omschrijven. Als het concept ‘multi-problem gezin’ het resultaat is van een
sociaal constructieproces en als het dus geen diagnostische categorie is, dan is niet alleen
uniformiteit onmogelijk, maar valt er zelfs geen indicatie te stellen en zal er nooit een eenduidige
definitie zijn. De geschiedenis overziend is vast te stellen dat er steeds een categorie gezinnen
is met wie de aansluiting in de samenleving moeizaam verloopt, nu vaak aangeduid als ‘multi-
problem gezinnen.’
Hoofdstuk 3 Gezinnen met meervoudige en complexe problemen: kenmerken en
verschillende typen
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk rapporteren we de resultaten van ons onderzoek naar specifieke criteria om
gezinnen met meervoudige en complexe problemen te definiëren.
3.2 Methode
In totaal 235 gezinnen, 85 waren geïdentificeerd als ‘multi- probleem gezinnen’, 150 waren
gezinnen uit de algemene Nederlandse bevolking. Er waren geen significante verschillen tussen
de 2 groepen gezinnen, behalve op de gezinssamenstelling: de gezinnen met meervoudige en
complexe problemen waren veel vaker eenoudergezinnen door scheiding, of het overlijden van
de partner