Toetsmatrijs Verpleegkunde 2.1 Kennis Verloskunde & JGZ
Je kunt de anatomie en functie van de vrouwelijke geslachtsorganen, placenta, vliezen en navelstreng benoemen:
1. Ureter
2. Wervelkolom
3. Endeldarm
4. Anus
5. Eileider / Tuba
6. Eierstok / Ovarium
7. Baarmoeder / Uterus
8. Baarmoedermond (hals) / Cervix
9. Blaas
10. Vagina
11. Schaambeenvoeg
12. Clitoris
13. Urethra
14. Binnenste schaamlippen / Labia Minora
15. Buitenste schaamlippen / Labia Majora
- Fundus uteri
- Cavum uteri
- Baarmoederlichaam / Corpus uteri
- Cervixkanaal
- Ostium externum van cervixkanaal (portio)
- Vagina / Schede
Placenta:
- Ontstaan: deels door moeder en
deels door foetus
- Bouw: circulatie foetaal en
moederlijk compleet gescheiden
door placenta barrière
- Locatie: placenta is meestal
gelokaliseerd in het bovenste derde
deel van de baarmoeder
- Functie: hormoonproductie (HCG,
HPL, oestrogeen, progesteron),
transportfunctie (voedingsstoffen,
zuurstof, koolzuur), barrièrefunctie
(filter)
Vliezen:
- Bouw: bestaan uit chorion- en amnionvlies; chorion is buitenste vlies tegen uteruswand die ruw en niet
doorschijnend is & amnion is binnenste vlies dat glad en doorschijnend is
- Functie: houden vruchtwater vast, beschermen vrucht tegen ziektekiemen en vormen vochtblaas
Navelstreng:
- Bouw: lengte van 60 cm, diameter 2 cm met kronkelijk aspect, 3 bloedvaten (2 art,1 ven) met daaromheen
gelei van Wharton
- Insertiemogelijkheden: centraal, paracentraal, marginaal, velamenteus, lateraal
- Functie: zuurstoftransport en voedingsstoffen
,Je kunt de menstruele cyclus en conceptie beschrijven en hierbij de functies van de endocriene klieren en
werkingsmechanismen van de hormonen benoemen:
Menstruele cyclus:
- Bij een regelmatige cyclus duurt de cyclus 28 dagen. Menstruatie duurt ongeveer 14 dagen en na ovulatie
nog 14 dagen. Een verschil in duur van cyclus ligt aan eerste fase. Fase na ovulatie is altijd 14 dagen.
Verloop van cyclus:
- LH-RH wordt door hypothalamus afgegeven en gaat naar hypofyse.
- Hypofyse geeft FSH en LH af, en geeft dit door in het bloed.
- FSH heeft werking op eierstok en follikel; zorgt voor groeien follikel en wordt richting ovulatie geleid.
- Follikel geeft oestrogeen af; zorgt voor positieve terugkoppeling FSH. Dus meer FSH en stimuleert
follikelrijping verder. Stimuleert ook meer LH.
- LH zorgt voor eisprong. Door piek oestrogeen komt ook piek LH (14 dagen) en eisprong vindt plaats.
- Na eisprong blijft corpus luteum over en geeft progesteron af
- Progesteron maakt lichaam klaar voor zwangerschap en heeft negatieve werking op FSH en LH.
- Bij bevruchting wordt baarmoederslijmvlies dikker.
- Bij geen bevruchting gaat eicel weer dood. Corpus luteum ook waardoor progesteron ook minder wordt
met negatieve terugkoppeling, en hypothalamus weet dat hij weer LH-RH moet produceren.
Samenvattend cyclus:
- Dag 1 cyclus: FSH, oestrogeen, LH stijgen.
- Dag 14 cyclus: deze hormonen pieken: ovulatie vindt plaatst & LH piek zorgt voor ontwikkeling corpus
lithium die progesteron produceert, oestrogeen daalt:
o Daling oestrogeen: De verhoging van de progesteronspiegel geeft een negatieve terugkoppeling
aan de hypofyse waardoor er minder FSH wordt vrijgegeven. Dit heeft weer tot effect dat er geen
nieuw follikel rijpt en er dus ook minder oestrogeen wordt afgegeven.
- Oestrogeen, LH en FSH blijven dalen terwijl progesteron zorgt voor eudomenteusheid.
- Corpus luteum degenereert bij geen bevruchting tot corpus albicans:
o Werking bèta-HCG: Het gele lichaam blijft tot de 10e zwangerschapsweek intact en zorgt voor
voldoende progesteron om het endometrium nog dikker te maken (secretiefase), het cervixslijn
ondoorgangelijk te maken voor zaadcellen en de productie van LH af te remmen.
- Einde: menstruatiefase.
Conceptie:
- Enkel 1 enkele zaadcel boort een weg in de eicel.
- Zona Pellucida: schil rondom eicel.
- Mitose/klievingsdeling: deling van cellen waarbij een kopie van oorspronkelijke cel wordt gemaakt.
, - Het duurt gemiddeld 4 dagen voordat een bevruchte eicel in de uterusholte aankomt.
- Nidatie: innesteling van eicel in baarmoederslijmvlies.
- Ontwikkeling bevruchte eicel: zygote, morula, blastula.
De student herkent eenvoudige verpleegproblemen en doet voorstellen voor interventies en beoogde
zorgresultaten op basis van kennis over de volgende aspecten van de ongecompliceerde zwangerschap:
1. Zwangerschapscontroles: vitale functies, echo, bloedtesten, screening:
- Zwangerschapsduur; die zo exact mogelijk vastgelegd moet worden
- Groei van foetus
- Ligging van kind in uterus
- Beweeglijkheid kind
- Algemene toestand moeder: lichamelijk, psychisch, sociaal
- Risicofactoren
- Een gesprek
- Controles: bloeddruk, urine, gewicht (oedeem), bijzonderheden uitvragen, uitwending onderzoek, echo
(termijn, screening, ligging)
Anamnese:
- Menstruatie
- Eerdere zwangerschappen en bevallingen, en hoe deze verliepen
- Soa’s, aandoeningen, geneesmiddelen, leefstijl
Eerste controle:
- Echo
- RR, gewicht, lengte
- Bloedonderzoek
- Urineonderzoek
- Algemeen lichamelijk onderzoek
- Gyn onderzoek
Verder controles:
- 4 weken – 3 weken – 2 weken – 1 week – elke paar dagen:
- 8-12-16-20-24, 27-30, 32-34-36, 37-38-39-40, dagen.
2. Normale groei van de baby tijdens de zwangerschap:
Meting fundushoogte:
- S: schaambeen, N: navel, X: ribbenboog/xifoid.
- Onderrand navel de baarmoeder: 20 weken. 1/2 N-X (half navel/xifoid): 32 weken.
- Cm: vlak wat je meet min 4; dus 1/2 N-X, 32-4: 28 cm.
Handgrepen van Leopold:
- 1e handgreep: op buik bovenaan voelen waar de baarmoeder begint zodat fundushoogte kan worden
bepaald
- 2e handgreep: zijkant van foetus voelen en bepalen aan welke kant de rug ligt (rug voelt massiever dan kant
met buik en ledematen)
- 3e handgreep: voelen waar hoofd en stuit liggen (hoofd is massiever en beweegt los)
- 4e handgreep: voelen hoever het voorliggende deel is ingedaald
Indeling zwangerschap:
- Abortus: tot 16 weken
- Immatuur: 17-28 weken
- Prematuur: 28-37 weken
- Matuur: 37-42 weken
- Serontien: > 42 weken