Overdrachts- en omzetbelasting
Overdrachtsbelasting
Week 1a: Vogelvlucht/ Juridische en economische verkrijging
Inleiding
Overdrachtsbelasting; wat, waar en waarom? Er wordt belasting geheven in het kader van overdrachten.
Het draait om fiscale behandeling van transacties van OG; art. 2 (de verkrijging van in Nederland gelegen
OG of beperkte rechten daarop). IN alle gevallen wordt er in beginsel belasting geheven. De reden is niet
duidelijk. Het ‘waarom’ van de belasting is niet duidelijk gerechtvaardigd. Niettemin bestaat de belasting
wel, maar er is altijd discussie over het bestaan hiervan en dan vooral de rechtvaardiging. De notaris int
namens de belastingdienst en draagt af. De notaris als zodanig is dus sterk betrokken. Dit kom je tegen in
het notariële recht; de OG-transacties, maar ook als er aandelen worden verkregen in
kapitaalvennootschappen (wanneer er OG op de balans van een BV/NV staan). Of een natuurlijk of
rechtspersoon OG of aandelen in een andere rechtspersoon met op de balans OG verwerft kan het zo zijn
dat er belasting moet worden betaald. Ondernemingsrecht speelt hier dus ook altijd een rol mee. Als
laatste; het familierecht. Stel er zit een woning in een nalatenschap die moet worden verdeeld. Er is dan
een erfbelasting, maar hoe zit het dan met overdrachtsbelasting? Als je huwt onder voorwaarden, een
gemeenschap ontstaat, moet je dan belasting betalen? Het antwoord is niet altijd ja, maar je moet je wel
de vraag stellen. Dit is het belang voor het notariaat.
Overdrachtsbelasting is heel civielrechtelijk georiënteerd. Het onderdeel BTW is gebaseerd op Europese
richtlijnen en zit anders in elkaar.
Schematisch: de wet in vogelvlucht
De volgende bepalingen zijn van belang voor de overdrachtsbelasting.
Wet:
- hoofdstuk 2: overdrachtsbelasting
- hoofdstuk 6: algemene bepalingen (art. 52 en 53)
- hoofdstuk 6A: bijzondere bepalingen (art. 54)
Uitvoeringsbesluit:
- hoofdstuk 1: overdrachtsbelasting
Bijlage (na art. 19 van het uitvoeringsbesluit)
In de overdrachtsbelasting draait het in de kern om art. 2 lid 1; de verkrijging van in NL gelegen OG of de
rechten die aan deze zaken zijn onderworpen. Dit is niet alleen de juridische verkrijging, maar ook de
economische verkrijging. Dit is een belangrijk kernartikel. Met betrekking tot dit belastbare feit zijn een
aantal uitbreidingen en beperkingen. Beperking van art. 3; als verkrijging wordt niet aangemerkt die
krachtens boedelmenging, erfrecht, verjaring, verdeling in bepaalde gevallen, etc. Art. 3 is de uitzondering
op de regel van art. 2. Het zijn wel verkrijgingen van OG, zonder dat ze tot belastingheffing leiden. Nog
een uitzondering op de hoofdregel is art. 5; alle rechten waaraan zaken zijn onderworpen worden niet
aangemerkt grondrente, pand en hypotheek. Dit zijn beperkingen van de beperkte rechten in art. 2. Art.
15; vrijstellingen voor verkrijgingen die in de hoofdregel leiden tot heffing, maar in die situatie niet. Dit
zijn beperkingen op art. 2. Art. 2 wordt uitgebreid in art. 4; het gaat hier om fictieve onroerende zaken.
Art. 2 stelt dat je stenen verkrijgt en art. 4 heeft het over fictief onroerende zaken. Art. 4 bedoelt de
verkrijging van aandelen in een BV die OG bevat. Je verkrijgt dan belang in OG, maar je verkrijgt het niet
echt. Je verkrijgt het dus fictief door een belang in aandelen. Art. 4 breidt art. 2 uit. De laatste bepaling
met een uitbreiding is art. 6. Dit is ook een fictiebepaling. Art. 2 is dus het centrale artikel! Dit heeft
allemaal betrekking op het belastbare feit.
Er zijn ook andere zaken die de wet regelt: bijvoorbeeld de maatstaf van heffing in art. 9 jo. 52. Dit heeft
betrekking op het bedrag waarover je gaat heffen. De maatstaf van heffing is kenbaar uit art. 9 en in dit
artikel staat dat de belasting wordt gerekend over de waarde van de onroerende zaak. Welke waarde? Dit
is de waarde in het economisch verkeer objectief vastgesteld; art. 52. Het tarief: art. 14, uitgangspunt is
8%. Onder omstandigheden is dit 2%; als de woning je hoofdverblijf wordt. De wijze van heffing, art. 16,
,hier wordt bepaald van wie er wordt geheven. Er wordt geheven bij de verkrijger. Dit is een directe
belasting; degene die verkrijgt moet afdragen. Dit is anders in de BTW. Hoe werkt dit precies? Art. 8 lid 1;
de verkrijging vindt plaats op het tijdstip waarop de akte wordt opgemaakt, als de akte in de openbare
registers dient te worden ingeschreven. Dit moet je in samenhang zien met art. 3:84 jo. 3:89 BW. De
notaris komt er dus verplicht bij. Dat is hier van belang. Als voor de verkrijging van het OG een notaris
nodig is, dan vindt de verkrijging plaats op het tijdstip waarop de akte wordt opgemaakt. Hier wordt er
dus afgeweken van het civiele recht; het gaat hier om het opmaken van de akte, niet om de inschrijving
van het afschrift van de akte. Art. 2 heeft het over een verkrijging; vanuit het civiele recht denk je aan de
inschrijving van de akte. Voor de heffing van belasting wordt er afgeweken; op het moment dat men bij de
notaris zit, dan wordt er aangenomen dat de verkrijging plaatsvindt op het tijdstip dat de akte wordt
opgemaakt. In de akte constateert de notaris dat de gelden zijn ontvangen en de verschuldigde belasting
is ook voldaan. Vervolgens wordt er getekend en ingeschreven. De notaris heeft de belasting dan al onder
zich. Zodra de inschrijving dan heeft plaats gehad, dan kan hij de gelden uitboeken. Bij het tekenen van de
akte moet je de belasting al weten; art. 9 jo. 52. Enerzijds denken we heel civielrechtelijk, anderzijds
wordt er op sommige punten om praktische redenen afgeweken.
Cumulatie van belastingen, art. 13 en art. 9 lid 4, iedere keer wanneer er OG wordt verkregen wordt er
geheven. Als je vandaag OG verkrijgt en volgend jaar verkoop en lever je aan een ander en die weer
verkoopt en levert, moet je iedere keer opnieuw belasting betalen over het OG. Onder omstandigheden
zijn hier uitzonderingen op. Als er binnen 6 maanden een overdracht plaatsvindt van dezelfde OG, dan
treedt er een verzachting op. Er wordt dan niet geheven over het volle bedrag; art. 13. Art 9 lid 4 bevat
ook een verzachting; als je eerst economisch verkrijgt en daarna juridisch. Er wordt dan niet twee keer
geheven, maar dan wordt er ook een verzachting gegeven.
Artikel 2
De wet neemt als uitgangspunt het civiele recht. Art. 8 lid 1, het idee dat bij het passeren de belasting al
geïnd is, is een praktisch systeem om ervoor te zorgen dat de fiscus zijn geld krijgt. Dit laat onverlet dat er
nog steeds wordt uitgegaan van de hoofdregel van art. 3:84 jo. 3:89. Pas na inschrijving van de akte bij de
verkrijger. Dit speelt een rol bij art. 2. Art. 2 is opgedeeld in twee grote thema’s; de juridische verkrijging
en de economische verkrijging; lid 1 en 2.
Lid 1
Het oorspronkelijke artikel 2 ging alleen over de juridische verkrijging. Het gaat om de verkrijging van in
NL gelegen OG en bepaalde rechten daarop. De verkrijging is de verkrijging in civielrechtelijke zin. Het
gaat alleen om NL. Dit betekent niet dat degene die verkrijgt de Nederlandse nationaliteit moet hebben.
Het OG moet hier gelegen zijn, ongeacht wie het verkrijgt. De rechten waaraan deze zijn onderworpen; dit
zijn beperkte rechten; opstal, erfpacht, vruchtgebruik. Je moet denken aan de volle omvang van de
beperkte rechten, met uitzondering van de rechten die art. 5 noemt. Dit zijn de grondrente, pand en
hypotheek. Wie een beperkt zekerheidsrecht, hypotheekrecht, verkrijgt, hoeft geen belasting te betalen
volgens art. 5. Het is wel een recht zoals art. 2 noemt, maar art. 5 beperkt. In verband met OG is
hypotheek relevant. Voor de overgang van aandelen is pand relevant. Art. 5 kijkt verder dan alleen OG; de
verkrijging van aandelen in een rechtspersoon die stenen op de balans heeft. Je hebt indirect een belang.
Hier kunnen pandrechten voor worden gevestigd. Beperkte zekerheidsrechten doe niet mee. De beperkte
gebruiks- en genotsrechten zijn dus wel belast; zoals bijvoorbeeld het recht van opstal en het recht van
erfpacht. Art. 2 geldt niet voor alle titels; niet iedere verkrijging leidt tot heffing, immers art. 3 noemt een
aantal titels uitgezonderd. Een voorbeeld: art. 3 lid 1 onderdeel a; erfrecht. Als je iets erft, dan stelt art. 2
dat dit een verkrijging is wat belast is, maar zondert art. 3 dit uit. Er is dan geen heffing van
overdrachtsbelasting. Dit om dubbele heffing te voorkomen. De verkrijging krachtens erfbelasting is al
belast onder de erfbelasting en daarom niet onder de overdrachtsbelasting. Art. 2 lid 1 bevat de juridische
verkrijging.
Lid 2
Lid 2 is opgenomen omdat er een praktijk ontstond waarbij mensen transacties deden; koop van OG
waarbij de zaak in het bezit kwam van de koper, maar waar er niet de laatste stap werd gezet: de
inschrijving van een afschrift van de akte van levering in de openbare registers. Het is dan formeel geen
,juridische eigendomsverkrijging. Dit was een manier om belasting te ontwijken. Dit is een economische
verkrijging; gelijk aan een juridische verkrijging, maar dan zonder de inschrijving. Hier is ter voorkoming
een bepaling voor gemaakt; dit is art. 2 lid 2:
“Voor de toepassing van deze wet wordt onder verkrijging mede begrepen (uitbreiding van het begrip
verkrijging) de verkrijging van de economische eigendom. Onder economische eigendom wordt verstaan
een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde onroerende
zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen, dat een belang bij die zaken of rechten
vertegenwoordigt. Het belang omvat ten minste enig risico van waardeverandering en komt toe aan een
ander dan de eigenaar of beperkt gerechtigde. Onder de verkrijging van de economische eigendom van
onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen wordt mede verstaan de verkrijging van
een samenstel van rechten en verplichtingen dat een belang als hiervoor bedoeld vertegenwoordigt bij
een bestanddeel van een onroerende zaak dat zelfstandig aan een recht kan worden onderworpen, dan
wel bij een recht waaraan een onroerende zaak kan worden onderworpen. 1 De verkrijging van uitsluitend
het recht op levering wordt niet aangemerkt als verkrijging van economische eigendom.”
Een heel groot deel van de wet is anti-ontgaanswetgeving. De wetgever geeft regels en mensen gaan dit
ontwijken. Hier gaat de wetgever weer op reageren. Op die manier wast de tekst steeds aan. De
economische eigendom wordt belast in 1995, waarbij de wetgever met terugwerkende kracht inlaat gaan
dat als je economische eigendom verkrijgt, dat dit wordt belast. Het begrip verkrijging wordt uitgebreid
tot economische verkrijging, in plaats van alleen juridisch. Bij een econoom splits je de macht en het
belang. Formeel degene die zeggenschap heeft is een ander dan degene met het belang. Het moet gaan
om een samenstel van rechten en verplichtingen die een belang vertegenwoordigt (=de econoom). Dit
belang moet omvatten ten minste enig risico van waardeverandering. Het moet toekomen aan een ander
dan de eigenaar of beperkt gerechtigde. Een voorbeeld: je koopt een pand, de koopovereenkomst is
getekend. De verkoper is eigenaar. Als je alleen kijkt naar de definitie van wat hier staat; ten minste enig
risico van waardeverandering die toekomt aan een ander dan de eigenaar. Als je een koopovereenkomst
tekent, is het risico dan al overgegaan? Je hebt dan de verplichting om af te nemen en te betalen. Is er
dan sprake van risico van waardeverandering aan de kant van de koper? Ja! Als een koper zicht vastlegt,
dan moet hij afnemen. Het risico van waardeverandering is voor de koper; een ander dan de eigenaar.
Voor de praktijk betekent dit dat vanaf het moment van het tekenen van de koopovereenkomst er sprake
is van een economische verkrijging. Men zou dan al belasting moeten betalen op het moment van koop.
De slotzin; een kale koopovereenkomst op grond waarvan je uitsluitend een recht op levering verkrijgt
kwalificeert niet. De achtergrond van deze zin: voorkomen dat op het moment van tekenen van de
koopovereenkomst men al belasting verschuldigd is, nog voor zij ooit juridisch eigenaar kunnen worden.
Voor economische eigendom is het van belang dat het meer is dan uitsluitend een recht op levering. Na
het tekenen van een koopovereenkomst ben je dus nog geen econoom. Wanneer moet je dan wel
betalen? Als je meer krijgt dan alleen een recht op levering. Bijvoorbeeld: wanneer je met de eigenaar
overeenkomt dat je er al kan gaan wonen. Je hebt dan het recht tot inbezitneming verkregen. Je bent dan
econoom en moet je belasting betalen.
1
: deze zin is de laatste zin die is toegevoegd; hij is tussengevoegd naar aanleiding van een uitspraak van
de HR op 11 december 2009. A heeft een perceel grond met een woonhuis. A draagt de economische
eigendom over, van de woning alleen. Hij draagt een bestanddeel over van de onroerende zaak. Kan er bij
B worden geheven? HR: nee, want heffing is alleen mogelijk bij verkrijging van OG of een zakelijk recht. Dit
uitgangspunt geldt ook bij verkrijging van economische eigendom. Er kan derhalve geen
overdrachtsbelasting worden geheven bij de verkrijging van een bestanddeel van een onroerende zaak,
en ook niet bij de verkrijging van een economisch belang bij een nog niet gevestigd beperkt recht. Het
gebouw is een bestanddeel van de grond. Van verkrijging daarvan in de zin van art. 2 kan alleen sprake
zijn als dit bestanddeel zakelijkrechtelijke verzelfstandigd is door een beperkt recht; door in casu een
recht van opstal. Een economisch recht van opstal is echter geen recht van opstal. De grond is onroerend
en alles wat natrekt ook. Hier had de wetgever niet in voorzien. Er was geen verkrijging die aansluit bij
wat er in de wet staat. Als gevolg daarvan is de zin toegevoegd en is deze verkrijging nu wel belast.
, Grens tussen gewone koop en econoom
De gewone koop is geen econoom door de slot zin van lid 2. Als je meer krijgt, dan is het een economische
verkrijging volgens de definitie. De praktijk gebruikt een sleutelverklaring; ieder in het pand mogen. Is dat
in dit kader een probleem? Strikt genomen wel, je krijgt meer dan alleen de koop. Hier is de
staatssecretaris over bevraagd. Als je de sleutel krijgt om voor de overdracht het huis te mogen laten zien.
Je hebt dan meer dan alleen een recht op levering, maar dit is niet zwaarwegend genoeg om te spreken
van een econoom. Een ingrijpende verbouwing plegen is wel voldoende; je bent dan wel een econoom. In
de praktijk is er dus een risico van de econoom. Dit is in de praktijk een grijsgebied. Een koopoptie is geen
econoom, omdat het verkrijgen van de optie is minder dan de koop zelf. Je mag nog bepalen of je koopt
of niet. Huurkoop; bij huurkoop verschaf je het bezit voorafgaand aan de eigendomsverkrijging. Dit is wel
een econoom; je verkrijgt dus wel meer. Financial lease is hier vergelijkbaar. Operational lease is eerder
huur, geen toekomstige eigendomsverkrijging; geen econoom. Het opmaken van huwelijkse
voorwaarden; verplicht wederkerig finaal verrekenbeding, dat is eigenlijk niet hetzelfde als een
goederenrechtelijke gemeenschap. Als een van de echtgenoten OG heeft, dan is er een belang bij OG. Dit
gaat meespelen in het verdelen van de vermogens. Dit is ook geen econoom. Tussen juridische en
economische eigendomsverkrijging zijn er veel situaties waarvan juristen moeten kunne bepalen op welke
wijze of en zo ja er sprake is van juridische dan wel economische verkrijging.
Week 1b: Uitgezonderde verkrijgingen: boedelmenging, verdeling (art. 3)
Art. 2 lid 1; de juridische verkrijging van in NL gelegen OG en rechten die daarop rusten. Dit altijd blijven
vasthouden. Transactie in Antwerpen is dan dus nooit belast. Economische eigendomsverkrijging; een
verkrijging die een samenstel van rechten en plichten omvat die een bepaald belang vertegenwoordigt;
wat ten minste inhoudt enig risico van waardeverandering waarbij dit risico toekomt aan een ander dan
de eigenaar of beperkt gerechtigde. Betekenis van de slotzin van art. 2 lid 2, de ratio; je wil niet al gaan
heffen na het sluiten van de koopovereenkomst. Dit is de kern van vorig college.
Art. 2 leden 3 tot en met 7;
PG (toelichting bij leden 3-7; de achtergrond); er wordt vastgehouden aan de scheiding tussen de directe
verkrijging (economisch) van OG of rechten en de indirecte verkrijging hiervan door middel van aandelen
in een rechtspersoon. Het uitgangspunt is dat de indirecte verkrijging belast is bij de verkrijger van de
indirecte verkrijger. Het systeem, art. 1 en 2; als je een woning verkrijgt in juridisch of economische zin,
dan maakt het niet uit of je de hele of de halve woning hebt verkregen. Een verkrijging is een verkrijging
waar je belasting over betaald. Dit is niet altijd zo. Het is zo dat als je bijvoorbeeld een belang krijgt, via
aandelen in een rechtspersoon en je bent aandeelhouder voor 5%, dan zegt de wetgever dat het kan zijn
dat je via de aandelen een belang krijgt in OG op de balans. Er wordt dan niet over 5% geheven. Het
gebeurt vaak dat de aandelen meer omvatten dan alleen OG. Er kan meer gebeuren; een productie etc.
Het verkrijgen van aandelen op die manier is het niet de intentie om OG te verkrijgen. Je verkrijgt het wel,
maar het is niet je primaire doel. Daarom heeft de wetgever gesteld dat bij dit soort indirecte
verkrijgingen in een rechtspersoon, dat je pas belasting betaald als je 1/3e belang krijgt in de aandelen. Dit
is heel anders als dat je OG in stenen verkrijgt; je moet dan over ieder belang betalen. Rechtstreekse
belangen zijn altijd belast. Een belang in een rechtspersoon heeft dus een drempel van 1/3e. Dit staat
geregeld in art. 4. Er is ook een situatie die tussen art. 2 en art. 4 in ligt. Er kunnen beleggingsfondsen zijn
die niet de vorm hebben van een rechtspersoon, maar waarbij eigenlijk hetzelfde geldt. Dit is een
tussenvorm; het is geen art. 4 want geen rechtspersoon. Het is alleen ook geen vergelijkbare verkrijging
als in art. 2. Investeerders in een beleggingsfonds doen dit niet primair om een belang in OG te krijgen. Dit
is de reden van de leden van art. 2. In bepaalde gevallen, wanneer er niet sprake is van een
rechtspersoon, maar wel van een beleggingsfonds, dat er hetzelfde wordt gehandeld als in art. 4.
Hoofdregel; art. 2 lid 1 en 2 (geen drempel), tenzij het een beleggingsfonds is.
Art. 2 lid 2 eerste zin: stel er is een fonds voor gemene rekening. Hier heeft iemand een belang in van
20%. Er is dan ook een belang van 20% in het OG. Op grond van art. 2 lid 2 zou je dan belasting moeten
heffen, omdat het een economische verkrijging is. Je hebt een belang via een fonds; er moet worden
geheven. Lid 3; het tweede lid is niet van toepassing (uitzondering) bij de verkrijging van rechten van