lOMoAR cPSD| 11911780
Europese rechtsgeschiedenis - Rechtsgeleerdheid
Het verloop van het romeinse recht is een geleidelijke ontwikkeling. De periodes en de
ontwikkelingen kunnen schetsen is het belangrijkst.
• HC2 Romeins recht in de Koningstijd en de Republiek
Het Romeinse Rijk (753 v.Chr. – 476 n. Chr.)
o Polis → Republiek → Keizerrijk → versnippering (geen vast einde)
o Politieke ontwikkeling: expansie, inkrimping en dan evolutie.
o Sterk beïnvloed door de Griekse cultuur.
o Er zijn verschillende verhalen over de oorsprong: Romulus en Remus en Vergilius
(dichter Aeneis).
! Byzantijns = Romeins!
De Koningstijd (753 v.Chr. – 509 v.Chr.)
o Recht in deze tijd:
- Er was een koning en de Senaat (rijke oude mannen, aristocratie) bestond al.
- Sacraal recht: de priesters vormden een rechtsoordeel, dus ze hadden een groot
aandeel in de vorming van het Romeinse recht. Leider → Pontifex maximus.
- Rechtszoekende naar priester, duivenvlucht of offering → naar de rechter (twee
fasen). Deze vorm van rechtspreken verdwijnt langzaamaan.
- Priester had rol rechter en rechtsvormer: pontificale rechtsbeoefening.
- Recht bestond uit:
- Fas: goddelijk recht (moord)
- Ius: menselijk recht (koopovereenkomst)
- Rechtshandelingen vonden plaats via plechtige spreuken en formules.
- Via gewoonterecht ontstonden standaardprocedures.
- Tarquin wordt als laatste koning verbannen → Rome wordt Republiek. Er verandert
niet direct veel, aangezien de Senaat al bestond.
Archaïsche tijd (509 v.Chr. – 287 v.Chr.)
o Romeinse Republiek in een heel vroeg stadium.
o Er ontstond een klassenstrijd:
- De meerderheid, ofwel de onderlaag, komt in opstand tegen de aristocratie. Het is de
strijd tussen de patriciërs en de plebejers.
- Overal in de stedelijke staten in de oudheid (Poleis) waren revoluties.
- De bevolking eist dat er geschreven wetten komen → zekerheid.
- Op tabletten worden deze regels neergelegd → Lex Duodecim Tabularum.
- Bevolking eist ook inspraak → volksraden Comitia en Consilium Plebis (tegenhanger
Senaat). Ze krijgen dit in 391 v.Chr. door hun werk te boycotten.
o De Twaaftafelenwet
- Deze wordt in 450 v.Chr. opgesteld door Decemviri.
- Later wordt de twaalftafelenwet meerdere malen gewijzigd door de volksraden.
- Strafrecht en civiel recht lopen door elkaar heen.
- Bijvoorbeeld hoe een burger naar de rechter kan gaan of wat te doen met schade.
o Staatsrechtelijke structuur
- Het Senaat en het Consilium Plebis zijn net als de hedendaagse Eerste en Tweede
Kamer: twee volksvertegenwoordigers die wetgever zijn en elkaar controleren.
Vb. House of lords (aristocratie) en House of Commence (burgerbevolking).
, lOMoAR cPSD| 11911780
o Langzaamaan van orale traditie → schriftelijke traditie
o Procesgang
- Rechtszoekenden volgden het Legis actio proces:
(I) In iure: rechtsingang, rechterlijke administratie procedure, iurisdictio.
(II) Apud iudicem: voor de rechter: een lid van een priesterlijk college.
- Deze manier voor een burger om een geschil aan te leggen bij de rechter was
beperkt in aantal en heel formeel.
Vroege Republiek (287 v.Chr. – 146 v.Chr.) (stabiel)
o Structuur:
- Einde van de standenstrijd, enigszins gebalanceerde machtsverdeling tussen de elite
en het volk. Er zijn twee volksvertegenwoordigers: de Senaat (inclusief twee consuls:
delen voormalige macht van een koning (Sparta)) en de volksraden.
Lex Hortensia → Wet die stelt dat wetten van de volksraden ook van toepassing zijn
op patriciërs → gelijke macht plebejers.
Dit is een van de oorzaken waardoor Het Rijk in een korte tijd zo kon groeien
Rome verandert van een ambitieuze stadstaat in een wereldmacht. Er komen veel
meer onderdanen → staat wordt complexer.
- In een rap temp verandert de republiek van een agrarische stadstaat in een
dynamisch en complex imperium.
- Intern: stabiliteit, extern: expansie.
o Het recht
- Doordat de samenleving complexer wordt, wordt het recht ook uitgedijd.
- Het recht wordt een aparte discipline → priesters worden steeds minder belangrijk en
richten zich meer op religieuze zaken.
- De priesters worden vervangen door magistraten. Op een bepaald moment komt de
Senaat aan de macht, Rome wordt steeds groter → meer ondersteuning van de
magistraten.
- De belangrijkste magistraat: praetor. Hij gaat de priester vervangen in het recht.
- Omdat het recht een discipline wordt, komt er een opkomst van juristen.
- Het Ius Civile: in de archaïsche tijd was dat de twaalftafelen wet met hier en daar een
aanpassing. Dit gaat uitdijen in de Vroege Republiek. Er gaat meer vallen onder dat
burgerlijk recht. Het recht van magistraten, maar ook de verhandelingen van juristen.
- De ambtenaren van de dienende magistraten gaan zelf ook regels opstellen die
invulling geven aan het recht → edicten: bestuursprogramma. Ius Honararium: recht
van de ambtenaar.
- Op een zeker moment gaat de praetor de functie van de priester (iurisdictio)
overnemen.
- Nog steeds legis actio
Late Republiek (146 v.Chr. – 27 v.Chr.) (onrust)
o Structuur
- Individuen gebruikten het politieke systeem en klassenstrijd om meer macht naar zich
toe te trekken (af en toe daadwerkelijk de meerderheid van de bevolking helpen). Zij
krijgen zo controle over de legers en het volk van de republiek → diverse conflicten
en burgeroorlogen.
- Hoe instabiel de republiek ook is, leidt het niet tot inperking van het Rijk. Het wordt
alleen maar groter.
- Een andere reden voor al deze conflicten in deze tijd waren Italiaanse stammen die in
opstand kwamen. Dat leidde tot interne oorlogen (bondgenotenoorlog).
- Er was eerst sprake van een driemanschap. Caesar (lagere lagen) en Pompeius
(aristocratie) hebben een conflict rond 100 v.Chr. Caesar wint en laat zich benoemen
, lOMoAR cPSD| 11911780
door de Senaat als dictator → Romeinen hadden een hekel aan alles wat maar leek
op een koning, dus hij werd vermoord.
- Er ontstaat een machtsvacuüm. Er komt weer een driemanschap. Octavianus
overwint en wordt onder de naam Augustus leider van de Republiek (ofwel
Keizerrijk).
o Rechtswetenschap
- Juristen gaan ideeën vormen over het recht.
- Het is geen rechtswetenschap in moderne zin, maar er is een gemeenschap van
juridische specialisten. Dit zijn advocaten, ambtenaren, politici etc.
- De juristen bedrijven voortaan interpretatio (interpretatie van de wetgeving). Buiten de
rechtszaal gaan ze daar over nadenken en schrijven.
- Cicero is een beroemde jurist/rechtswetenschapper uit die tijd. Hij vatte de
kerneigenschappen van een jurist samen als: respondere (adviseren), cavere
(opstellen) en agere (rechtsbijstand verlenen).
- Een kenmerk van de Romeinse rechtswetenschap is casuïsme: het recht werd heel
gevalsafhankelijk beoordeeld en gemaakt.
- Flexibiliteit en het vinden van een oplossing was belangrijk dan zich letterlijk en
schriftelijk aan de wet te houden.
- Ze schaften geen regels af → berg aan regels en tegenstrijdigheden, maar dat
maakten de romeinen niks uit. De oplossing vinden was belangrijk.
- Het commentaar en advies van juristen wordt een rechtsbron op zichzelf.
- Cicero: ‘’Systeem aanbrengen in het recht is rechtswetenschap.’’ Hiermee bedoelt hij
het inkaderen van het recht in rechtsgebieden: vermogensrecht, goederenrecht etc.
Zij waren hier cruciaal.
o Probleem met legis actio proces in fase (I): iurisdictio.
- De aangebrachte kwestie kon mogelijk niet onder het Romeins recht vallen (omdat
het zo formeel was), waardoor het niet behandeld werd.
- Door de enorme uitdijing van het recht en de complexere maatschappij van de
Romeinen ontstond er onduidelijkheid.
o Oplossing (denk een casuïsme): flexibele opstelling praetor met twee nieuwe
handelingen:
(I) Actio Utilis: een handige, nuttige handeling (een mouw aanpassen)
(II) Actio in Factum: rechtsvinding; praetor bedenkt zelf een juridische oplossing op
grond van billijkheid.
- De praetor gaat veel afwijken van het geschreven romeinse recht. Dit stond niet in
het Ius Civile. Dit maakt de praetor zo bijzonder. Hij maakte als ambtenaar nieuwe
rechtsregels, maar was geen wetgever in traditionele zin.
- Regelgever: Senaat, Volksraden, Praetor (edicten) en dus ook Praetor (actio in
factum).
o Schema (bestudering van de stof)
- Ius Civile: wetten en regels gemaakt door volksraden → Ius praetorium of Ius
Horarium: het recht van de praetor (ambtenarenrecht)
- Actio Utilus: uitzondering om zaken onder het romeins recht te laten vallen. Op een
gegeven moment gaat de praetor niet meer continu een uitzondering gebruiken, maar
wordt de procedure verandert (formulae proces).
- Naast de wetten gaan er edicten ontstaan. Dit is het bestuursprogramma van de
praetor, maak dat worden ook de standaardcasussen die de praetor bedenkt.
- Wanneer een rechter aangesteld was, stemde je in. Er was geen hoger beroep
mogelijk.
, lOMoAR cPSD| 11911780
• HC3 Het recht in de keizertijd
Het Principaat (27 v.Chr. – 284 n.Chr.)
o Wat gebeurt er waardoor Rome een Keizerrijk wordt?
Individuen gaan gebruik maken van de macht die de plebejers toegedeeld kregen. Zij
kregen meer macht binnen de Romeinse Staat. Leden van de aristocratie gebruiken
de klassenstrijd om zich meer macht toe te eigenen. Uiteindelijk wordt Julius Caesar
een dictator → hij krijgt allerlei bevoegdheden. De aristocratie had daar een hekel
aan → hij werd vermoord.
De reden dat iemand zich zoveel macht kon toe eigenen, was omdat het leger
hervormd was. Plebejers konden deelnemen aan dat leger en zij werden trouw aan
hun legeraanvoerders.
Het keizerrijk wordt gekenmerkt door het opkomen van een alleenheerser. Augustus
heeft allerlei bestaande functies van verschillende magistraten zich toegeëigend
(princeps inter pares). Op papier heeft hij de republiek hersteld (geliefd), maar
achteraf is dat een façade.
De volksraden en senaat blijven bestaan, maar verschuiven naar de achtergrond.
o Waar komt de naam vandaan?
Princeps (mv. principes) betekent ‘eerste burger/voornaamste burger’. Een koning
was het volk beu → Augustus meed die term.
(aantal invloedrijke principes: Trajanus, Vespasianus, Hadrianus en Augustus)
Romeinse Rijk breidt zich steeds meer uit.
o Wat zien we gebeuren in het Romeins Recht tijdens het Principaat?
De structuur van het Ius Civile blijft hetzelfde, maar drie veranderingen:
1. Keizer krijgt meer macht dan de consuls (leiders Senaat) of wordt zelf consul en krijgt
ook rechtsprekende functie als hoger beroepsorgaan.
- Keizer’ onhandig in die tijd was het eerder een eretitel (naam van Caesar) dan een
vaste titel (figuur boven koning).
- Hij dwingt met militaire invloed de Senaat hem de functies van allerlei magistraten te
geven. Toneelstuk.
- Die ambtenaarfuncties worden geleidelijk erfelijk. Princeps geeft ze door aan
opvolger.
- Princeps wordt hogere rechter.
2. Magistraten verliezen eigen rechtsinvloed ten koste van de keizer → Ius honorarium
ontwikkelt zich niet langer.
- Het Ius Civile werd als onveranderlijk gezien in die keizertijd. In werkelijkheid heel
anders: door het Ius honorarium en Ius Praetorium (magistratenrecht) verandert het:
door interpretatie en correctie van het Ius Civile.
- Ius edicendi (edictenrecht van praetor), de vrijheden van de praetor verdwijnen. Het
komt tot stilstand omdat Hadrianus bepaalt dat de procedurele regels volledig vast
komen te liggen → magistraten kunnen niet meer interpreteren.
- Edictum Perpetuum is het eindstation.
3. Keizer vaardigt zelf ook edicten (regels) uit. Interpretatie van die regels door Juristen.
Zij hadden dus ook invloed op het recht.
- Globaal gezien worden de edicten geleidelijk aan de dominantste rechtsbron.
De senaat en de keizer worden in deze tijd nog wel gedwongen om samen te werken.
- De juristen -die ook op de keizerlijke kanselarij werkten- doen aan respondere,
cavere en agere (blijft dezelfde functie). Veel juristen gaan voor de keizer werken
i.p.v. zelfstandig → juristen krijgen veel invloed op het keizerlijk recht in dienste van
hem.