Het Voordeel van de Twijfel - Filosofie
Hoofdstuk 1 – Scepticisme op scherp gesteld
1.1 Gerede Twijfel
Casus: Op camerabeelden is te zien hoe de verdachte inslaat op het slachtoffer. Na de molestatie is
het slachtoffer overleden. Jij bent de rechter en moet een beslissing nemen over welke straf je de
verdachte gaat geven. Alleen de advocaat van de verdachte probeert je in twijfel te trekken, want
zolang je gerede twijfel hebt mag je geen beslissing nemen. Zou je kunnen beslissen? Zo ja, wat en
waarom?
Tweelingbroer-scenario: De verdachte blijkt een eeneiige tweelingbroer te hebben. De advocaat
van de verdachte toont aan de hand van de gegevens van de mobiele gegevens van de
tweelingbroer aan dat de tweelingbroer op het moment van de feiten zich op de plaats delict
bevond.
Genetische ziekte: Een forensisch patholoog heeft vastgesteld dat het slachtoffer gestorven is aan
een gescheurde slagader in zijn nek. Dit is een veel voorkomend gevolg van molestaties. De
forensisch patholoog heeft echter een genetische verzwakking van het slachtoffer (SMA)
aangetoond. De scheur kan dus ook veroorzaakt zijn door dagelijkse bezigheden en niet per se door
de molestatie.
Filosofisch scenario: De advocaat verklaart dat er niets zeker is. Wat nou als je ervaringen een grote
droom vormen? Je weet niet zeker of de verdachte wel bestaat en of hij het wel gedaan heeft.
Dit worden allemaal sceptische scenario’s genoemd. Dit omdat het al onze zekerheden, dat wil
zeggen: opvattingen waarvan we overtuigd zijn en waarop we onze handelingen baseren,
weggenemen of althans ondermijnen.
Het laatste scenario is volgens het scepticisme het fundamentele probleem met onze kennis. Het
gaat om het rede en diepe filosofische probleem dat uiteindelijk niets helemaal zeker is. Wat we hier
en nu met onze eigen zintuigen waarnemen is dan ook fundamenteel onzeker. De overtuiging van
een scepticus is dat we niets zeker kunnen weten en dat kennis onmogelijk is.
1.2 Soorten scepticisme
Wat denkbaar is, is mogelijk. Voor elke situatie kan je dus ontelbare sceptische scenario’s
bedenken en dus alles onzeker verklaren.
Historische gebeurtenissen zijn vaak ‘twijfelbaar’, dat komt doordat er allemaal lokale sceptische
scenario’s voor zijn, zogenaamde complottheorieën. Er zijn ook globalere sceptische scenario’s,
waarvan de vijf-minuten-hypothese er een is. Het houdt in dat de wereld vijf minuten geleden
geschapen is en dat het lijkt alsof iedereen veel langer al leeft, doordat we met allemaal
herinneringen en opvattingen geschapen zijn. Sceptische scenario’s kunnen in grote mate uiteen
liggen qua hoe realistisch ze zijn. Hoe realistischer, hoe minder twijfelachtig.
,“Niets bestaat, mocht er iets bestaan, dan kunnen we het niet kennen, en mochten we het wel
kunnen kennen, dan kunnen we het niet mededelen.” – Gorgias van Leontini (ca.480-376 v. Chr.)
Er zijn drie centrale problemen van het scepticisme, die tegelijk de drie belangrijkste vormen van
scepticisme vormen:
1. Metafysisch scepticisme: Er bestaat niks – Het is helemaal niet zeker wat er buiten ons
en onafhankelijk van ons bestaat, zelfs niet of er überhaupt een ‘buitenwereld’ bestaat.
Het probleem dat hierbij hoort is ‘het werkelijkheidsprobleem’: overal moet aan
getwijfeld worden.
2. Epistemologisch scepticisme: Als er al iets was, dan kunnen we het niet kennen – Kennis
is eenvoudigweg onmogelijk. Dit probleem wordt ‘het kennisprobleem’ genoemd: we
kunnen alsnog niks vaststellen.
3. Conceptueel scepticisme: Als we het wel zouden kunnen kennen, zouden we het niet
kunnen meedelen – Communicatie is onmogelijk, omdat we er niet toe in staat zijn met
elkaar van gedachten te wisselen. Het probleem kunnen we het probleem van ‘andere
geesten’ noemen: we hebben geen toegang tot het bewustzijn van andere mensen en dat
makt het bestaan van communicatie onzeker.
Je hebt ook nog ‘activistisch of wetenschappelijk scepticisme’. Dit is een hele andere vorm van
scepticisme dan de eerder genoemde vormen. In tegenstelling tot sceptici, hebben de aanhangers
van ‘activistisch of wetenschappelijk scepticisme’ uitgesproken opvattingen en menen dingen zeker
te weten. Ze bestrijden pseudowetenschappen, pseudogeneeskunde en sommige ook godsgeloof.
Hierbij maken ze vaak gebruik van wetenschappelijke methodes en zoeken de confrontatie vaak op.
1.3 De pyrronistische problematiek
Filosoof Sextus Empiricus stelt dat wanneer het om de waarheid gaat er drie mogelijkheden zijn:
1. Dogmatici: Filosofen die menen de waarheid te hebben gevonden.
2. Academici: Filosofen die verklaren dat niets zeker is en dat de waarheid ongrijpbaar
is (tegenhanger dogmatici – negatieve dogmatici).
3. Sceptici: Filosofen die blijven zoeken naar de waarheid (skeptikoi, onderzoeker of pyrronist
– Empiricus behoort tot deze groep).
Pyrronisme: Het pyrronisme hoort bij de sceptici uit de driedeling van Empiricus en stelt dat
waarheden kunnen bestaan, maar misschien ook wel niet. Hierdoor kan een pyrronist (nog) nergens
conclusies over trekken.
Epochè: Een oordeel opschorten/Zich onthechten van een opvatting, omdat er steeds tegen
tegengestelde meningen opgelopen wordt.
Isotheneia/isothenie: De gelijkwaardigheid van twee tegengestelde argumenten.
Volgens een pyrronist lopen we bij elk onderwerp tegen tegengestelde meningen aan. Een filosoof
kan elk mogelijke mening overtuigd beredeneren en onderbouwen. Maar omdat we geen
onafhankelijke middelen hebben om uit te maken of een bepaalde mening juist of onjuist is, lijkt
niets zeker. Naarmate we steeds meer aanlopen tegen tegengestelde meningen, nemen we als
vanzelf een attitude aan waarbij we al onze oordelen opschorten (epochè), dat wil zeggen: waarbij
we niet langer stellig zijn in onze opvattingen en ze laten gaan.
, De pyrronist ziet praktische en psychologische voordelen in het scepticisme. Voor de verschillende
meningen moeten we gewoon goede redenen bedenken en die vergelijken. De optelsom is
‘isothenie’ (isotheneia): de gelijke kracht of gelijkwaardigheid van tegengestelde argumenten. Met
het resultaat kan je een keuze maken, maar dat moeten we niet doen, we kiezen niet en maken
ons er niet langer druk over. Het is namelijk onmogelijk om een goede, doordachte keuze te
maken.
Vooral een goede keuze maken over hoe de wereld in elkaar zit is onmogelijk. Een neutrale
observator kan op basis van isothenie geen keuze maken als er onderbouwingen worden gegeven
voor verschillende meningen. Dit is, dialectisch gesproken, de kern van het pyrronisme. In
hedendaagse termen is de kerngedachte van de pyrronistische problematiek (kennis)theoretisch
van aard: het is onmogelijk voor eindige wezens zoals de mens om verantwoorde overtuigingen te
hebben. ‘Agrippa’s trilemma’ is de klassieke onderbouwing ervoor
‘Agrippa’s trilemma’: hoe kun je een opvatting rechtvaardigen? NIET!
1. Opvattingen verantwoorden met andere opvattingen: opvatting 1 onderbouw je
met opvatting 2, opvatting 2 met opvatting 3 enzovoort. → belandt in oneindige
regressie
2. Basisovertuigingen of axioma’s bepalen die uit zichzelf verantwoord zijn, dus niet met een
andere opvatting hoeft te verantwoorden (foundationalism). Maar welke opvattingen moeten
dan basisovertuigingen worden en waarom?
3. Cirkelredenering: overtuigingen die elkaar wederzijds kunnen ondersteunen wanneer
ze elegant of anderszins wenselijk samenhangen (coherentism). Kunnen toch fout zijn.
1.4 De problematiek van Descartes
Descartes beschouwt het scepticisme als de meest fundamentele dreiging voor al onze kennis en
wetenschap. Hij weerlegt het scepticisme door zelf eerst aan radicale twijfel te doen.
Descartes onderscheid drie niveaus van twijfelen
1. De mogelijkheid van perceptuele vergissing: we kunnen niet zeker zijn van onze
waarnemingen, aangezien het voorkomt dat deze niet overeenkomen met de
‘werkelijkheid’.
2. De mogelijkheid dat alles een droom is: we hebben alleen kennis van bepaalde basisvormen.
3. De mogelijkheid van een kwaadaardig demon (genius malignus): een kwaadaardig
demon kan bewerkstelligen dat alles wat we waarnemen of op andere manier geloven
bedrog of misleiding zou blijken te zijn.
Weerlegging
1. In het geval van een kwaadaardige demon: er moet een bewustzijnsvorm bestaan voor de
demon om te bedriegen. Aldus, wanneer er getwijfeld wordt over het bestaan van alles,
moet er een bewustzijnsvorm zijn die dit twijfelen uitvoert. Zo is Descartes gekomen op:
cogito ergo sum (ik denk, dus ik besta). → res cogitans
2. God is een perfect wezen. Bestaan is perfecter dan niet bestaan, dus God moet wel bestaan.
3. God is een perfect wezen, hij kan dus in geen mogelijkheid een kwaadaardig demon zijn.
Perfecte wezens liegen andere niet voor, dus alles wat wij waarnemen moet wel bestaan.
Wij bestaan dus ook niet alleen als denkend ding, maar ook als uitgebreid ding. → res
extensa
De enige manier om kennis en wetenschap te redden en van een onwrikbare grondslag te voorzien,
is dat we door middel van introspectie ‘de heldere en onderscheiden ideeën’ herkennen die
noodzakelijk waar zijn en waarin wij ons dus onmogelijk kunnen vergissen.