Maatschappijwetenschappen: POLITIEKE BESLUITVORMING
H1; WAT IS POLITIEK
1.1 BEGRIPSOMSCHRIJVING
Er zijn meerdere definities voor politiek, waaronder;
- Politiek als beleid: maatregelen van ministers en ambtenaren
- Politiek als staatsinrichting: geheel van regels waarin bestuur land is vastgelegd
- Politiek als strategie/handelswijze om doel te bereiken
Definitie boek: een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de
samenleving in bindende besluiten. > Proces van politieke besluitvorming. (PB)
PB is gericht op het oplossen van maatschappelijke problemen > politieke problemen: een
situatie die een grote groep mensen ongewenst vindt, die ontstaan is dor maatschappelijke
ontwikkelingen, die te maken heeft met tegengestelde belangen en die de mensen door
overheidsingrijpen veranderd willen zien.
Publieke agenda: problemen die aandacht krijgen van burgers en maatsch. groeperingen.
>> media of bemoeienis belangengroepen > politieke agenda > politiek moet het
oplossen: vraag naar overheidsbeleid: de genomen besluiten van en de getroffen
maatregelen door de overheid.
Definitie van Easton: de gezaghebbende toedeling van waardevolle materiële en immateriële
zaken voor een samenleving. (dus wie krijgt hoeveel van wat en hoe en wanneer)
Materieel = verdeling schaarse middelen; geld, woningen, gezondheidszorg, energie
Immaterieel = toedeling waarden: vrijheid, gelijkheid etc.
“gezaghebbende toedeling”> politieke besluiten moeten kunnen rekenen op voldoende steun
vanuit bevolking (door democratie of oplegging in bijv. dictatuur).
>>>> DUS Politiek = het besluitvormingsproces over de vraag hoe schaarse middelen
verdeeld moeten worden, waarbij de manier van besluiten nemen en de inhoud ervan gezag
moeten hebben en daarmee steun krijgen van een meerderheid van de bevolking.
1.2 DE OVERHEID
De politiek buigt zich zelden over persoonlijke kwesties. Het gaat om het collectief:
- Collectieve goederen
- Collectieve diensten
>> samen zijn dit de collectieve belangen.
Basis; sociaal contract: overheid levert diensten en in ruil daarvoor aanvaarden burgers een
beperking van hun (financiële) vrijheid.
Kerntaken Nederlandse overheid:
Garanderen openbare orde en veiligheid (agenten, rechters, celruimte etc.)
Garanderen van mensenrechten
Onderhouden goede buitenlandse betrekkingen (EU, NAVO etc.)
Scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden,
infrastructuur en goed economisch klimaat
Zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst etc.
De taken van de overheid veranderen mee met de samenleving. Over wat de overheid wel
en niet moet regelen bestaan grofweg twee denkrichtingen:
1. Liberaal-individualistische visie
Nadruk op individuele vrijheden van mensen +kerntaken overheid zo beperkt mogelijk
2. Sociaal collectivistische visie
Nadruk op sociale gelijkheid > overheid moet kunnen ingrijpen in het soc.econ. leven
,1.3 POLITIEK EN MACHT
Soevereiniteit betekent dat de hoogste macht van een land, dit land zelf kan besturen zonder
inmenging van andere staten.
Macht: het vermogen om het gedrag van anderen, eventueel tegen hun zin, te beïnvloeden.
Politieke macht: vermogen de politieke besluitvorming te kunnen bepalen.
Politiek heeft machtsbronnen nodig: bijv. wetten, bevoegdheden, kennis, geld, aantal
en mogelijkheid om geweld te kunnen gebruiken.
Geweldsmonopolie: alleen overheid mag geweld gebruiken
Als macht wordt aanvaard > gezag: mensen accepteren de machten of zeggenschap van
anderen als legitiem.
Dictatuur: macht in handen van één persoon (of kleine groep mensen) > makkelijk misbruik.
Er kan geen controle op de politiek plaatsvinden, dus ook geen rechtstaat.
NL is zowel een democratie als een rechtstaat.
1.4 VISIES OVER MACHT
Over de basis van de democratie, volkssoevereiniteit, bestaat geen meningsverschil. Wel
over de vorm waarin democratie moet worden uitgevoerd. Deze visies zijn:
Descriptief : beschrijvend, laat de realiteit zien (N)
Normatief: beoordelend(bevat dus waardeoordeel), laat ideaalbeeld zien (D)
Klassieke democratietheorie (participatiedemocratie)
PB vindt plaats op basis van de wil van het volk en inwoners van een land participeren actief
in politieke menings- en besluitvorming >> primaat ligt bij het volk en politici doen enkel wat
het volk wil.
Veronderstellingen: mensen zijn gelijk, willen gebruik maken van actief/passief kiesrecht en
hebben allemaal dezelfde toegangen tot bepaalde ambten en functies.
N/D? : Normatief want het toont een ideaalbeeld en is niet realistisch.
Representatiedemocratie
Bevolking legt haar primaat in handen van gekozen politieke vertegenwoordigers en die
beslissen dus over maatschappelijke kwesties. Politieke macht van burgers is beperkt tot het
eens in de zoveel tijd uitbrengen van hun stem.
N/D? : Beiden; het schept nog steeds een ideaalbeeld, maar is al een stuk realistischer dan
bovenstaande theorie.
Pluralistische democratie
Bouwt verder op ^; er is diversiteit in een land en verschillende groepen burgers
vertegenwoordigen elk hun eigen belangen. Dit niet alleen door verkiezingen maar ook door
maatschappelijke organisaties >> politieke macht niet alleen bij kiezer en politici maar er zijn
veel meer politieke actoren.
N/D?: Descriptief, dit is een heel reëel beeld.
Elitetheorie
Er is binnen een democratie altijd sprake van een elite die sleutelposities inneemt en
hierdoor komt de macht bij deze kleine groep te liggen. Mills onderzocht dit en concludeerde
dat het parlement slechts een speelbal van de militaire instellingen en grote industrieën is.
N/D?: Descriptief omdat het beschrijft hoe politieke macht functioneert, maar ook normatief
want er zit wel een negatief waardeoordeel in.
H2: DEMOCRATIE EN RECHTSSTAAT
2.1: NEDERLAND ALS DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
1848: Liberale grondwetswijziging door Thorbecke > koning minder macht
1919: Algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht >>> NL volwaardige democratie
, Rechtsstaat: een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de
verheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de
overheid.
= een voorwaarde voor democratie
>> beschermt minderheden tegen wil meerderheid
Democratische rechtsstaat: een staat waarin de macht door of namens het volk wordt
uitgeoefend binnen de grenzen van de grondwet, zodat individuele grondrechten
worden beschermd. Bevat volgende drie kenmerken:
o Grondwettelijke scheiding van de politieke macht
o Grondrechten worden nageleefd
o Bestuur van een land is gebaseerd op legaliteitsbeginsel
18e eeuw: Montesquieu bedenkt trias politica oftewel Scheiding der Machten:
Wetgevende macht
Door: regering en parlement
Uitvoerende macht
Door: ministers (en hun ambtenaren en instanties)
>Gecontroleerd door het parlement > niet goed: motie van wantrouwen
Rechtsprekende macht
Door: onafhankelijke rechters
Belangrijkste rechten burgers = grondrechten/mensenrechten > opgenomen in grondwet.
- Klassieke grondrechten: vrijheid en gelijkheid van burgers garanderen
=afdwingbaar bij rechter
- Sociale grondrechten: verplichten overheid te zorgen voor o.a. werk, school,
woonruimte, veilige leefomgeving etc.
=niet afdwingbaar bij rechter
Artikelen 4 t/m 9 vormen juridische basis voor politieke participatie: burger kan zijn stem
laten horen door deze politieke en vrijheidsrechten.
Ook belangrijk: recht van informatie (opgenomen in WOB: Wet openbaarheid van bestuur):
overheid moet burgers informatie geven over beleid e.d.
Legaliteitsbeginsel: overheid mag alleen maatregelen nemen en handelend optreden innen
het kader van haar wettelijk vastgelegde bevoegdheden > juridische grondslag nodig. (je
mag niks doen wat niet in de wet staat, in strafrecht; je kan niet veroordeeld worden voor iets
wat niet in de wet staat).
Grondwet:
- H1; grondrechten
- H2 t/m 7: rechten en plichten (bevoegdheden) belangrijkste politieke organen
- H8: regelt wijziging van de grondwet (is heel moeilijk gemaakt)
2.2: Constitutionele monarchie met parlementair stelsel
NL is constitutionele monarchie:
- Constitutie: met grondwet
- Monarchie: we hebben een koning als staatshoofd (door erfelijkheid bepaald)
Taken van de koning zijn in de grondwet vastgelegd
Constitutionele taken: troonrede voorlezen, voorzitterschap Raad van State,
handtekening onder alle wetten etc.
Niet-constitutionele taken: overleggen met min.pres., land vertegenwoordigen etc.
De koning:
- Is officieel lid van de regering
- Heeft in de praktijk vooral een ceremoniële functie