Inleiding recht: kern van het
recht
Hoofdstuk 1; Het Nederlandse juridische landschap
Inleiding
Een jurist werkt met rechtsnormen. Rechten zijn geen beschrijvingen van feitelijk gedrag. Het zijn
normen: ze schrijven voor hoe mensen (bedrijven/organisaties) zicht behoren te gedragen.
(een norm is dus iets anders dan een feit).
In de tweede plaats is een rechtsnorm een norm in het recht. Het is geen morele norm. Een
rechtsnorm kan in overeenstemming zijn met morele normen, in strijd zijn met morele normen of
vanuit moreel oogpunt neutraal zijn.
Rechtsnormen bevinden zich dus als het ware tussen feitelijk gedrag en morele normen.
Een gangbare manier om rechtsnormen van elkaar te onderscheiden is op basis van de wijze van hun
totstandkoming, ofwel de bron waaruit zij voortkomen.
De feiten, procedures of gebeurtenissen waaruit rechtsnormen voortkomen, worden
rechtsbronnen genoemd.
Wetgeving
De bekendste rechtsbron is de wet. Een wet is een regel met twee kenmerken:
- Zij is algemeen; en
- Zij is afkomstig van een instantie die bevoegd is wetten te maken.
o VWEU – Europese wetgever Art. 288 e.v. VWEU
o Grondwet – formele wetgever Art. 81 e.v. Gw
o Grondwet – regering Art. 89 Gw
o O.b.v. delegatie – minister
o Grondwet – gemeente/provincie Art. 127 Gw
Algemeen: een wet is van toepassing op een onbepaald aantal burgers, organisaties of situaties.
De formele-wetgever is de belangrijkste overheidsinstantie met wetgevende bevoegdheden.
Formele-wetgever: Staten-Generaal en regering gezamenlijk (art. 81 Gw). Hij is verantwoordelijk voor
wetten in formele zin, ook wel: formele wetten.
Proces van wetgeving (art. 82 – 88 Gw).
1. Voorstel van een minister, staatssecretaris of lid van de Tweede Kamer.
2. De Raad van State (RvS) brengt advies uit over de uitvoerbaarheid en rechtmatigheid van het
voorstel
3. Het voorstel wordt behandeld in de Tweede Kamer, zij stemmen over het wetsvoorstel
4. Het voorstel wordt behandeld in de Eerste Kamer
5. Nadat het voorstel door zowel de Tweede Kamer als door de Eerste Kamer is aanvaard,
ondertekenen de verantwoordelijke minister en de koning de wet
6. Wetsvoorstel wordt gepubliceerd in het Staatsblad (art. 87-88 Gw).
Instellingen van de Europese Unie zijn ook bevoegd tot het maken van wetten. Deze wetten heten
verordeningen, richtlijnen en besluiten (art. 288 VWEU).
,Verordeningen hebben een algemene strekking, zijn verbindend in al haar onderdelen en
rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
De nationale wetgever hoeft verordeningen dus niet om te zetten in nationale wetten voordat ze
binnen de nationale rechtsorde gelden. Sterker, de nationale wetgever mag verordeningen niet
omzetten in nationale wetten. De nationale wetgever mag wel uitvoeringsregelingen maken, dat wil
zeggen: nationale wetten die de verordening nader concretiseren of uitvoerbaar maken.
Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elk lidstaat waarvoor zij
bestemd is. De nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen.
Richtlijnen moeten dus door de nationale wetgever worden omgezet.
Besluiten zijn verbindend in al haar onderdelen en bevatten vaak algemene regels. Besluiten zijn vaak
specifieke regelingen.
Jurisprudentie
Dit is recht dat gevormd wordt door de rechter. De rechter past het bestaande recht toe.
Twee redenen waarom de rechter een nieuwe regel formuleert:
1. Interpretatie: noodzakelijk wanneer de betekenis onduidelijk is van één of meer woorden in
een wet.
2. Belangenafweging:
a. In een geschil moet de rechter de belangen tegen elkaar opwegen;
b. de rechter kan overgaan tot belangenafweging bij de invulling van open normen, of
c. de rechter is verplicht tot belangafweging over te gaan wanneer fundamentele
rechten in het geding zijn.
Nieuwe opgestelde regels worden in vergelijkbare gevallen overgenomen door andere rechters, dit
heet precedentwerking. Dit is niet verplicht in de Nederlandse rechtsorde.
Verder wordt jurisprudentie gevormd door internationale rechters, zoals het EHRM en het HvJEU. De
oorzaken zijn dezelfde: noodzaak van interpretatie en van belangenafweging.
Gewoonterecht
Gewoonterecht bestaat uit regels die aan twee kenmerken voldoen:
1. De regel wordt in de praktijk gevolgd door een bepaalde groep natuurlijke- en
rechtspersonen. Wordt ook wel de usus genoemd.
2. Rechtsgenoten zijn ervan overtuigd dat zij deze gedragslijn rechtens behoren te volgen. De
regel wordt als juridisch bindend beschouwd.
Wordt ook wel de intellectuele voorwaarde, de rechtsovertuiging of de opinio juris
sive necessitas genoemd.
Gewoonterecht kan ontstaan in de betrekkingen tussen natuurlijke en rechtspersonen in Nederland.
Het kan ook ontstaan in de betrekkingen tussen staten: internationaal gewoonterecht.
Verdragen
Verdragen zijn overeenkomsten tussen staten of tussen staten en internationale organisaties of
tussen internationale organisaties onderling. Daarin kennen de partijen rechten aan elkaar toe en
gaan ze verplichtingen aan jegens elkaar.
Verdragen tussen twee partijen noemen we bilateraal; tussen meerdere partijen, multilateraal.
,Verschillende soorten verdragen:
1. Traités-contracts: ze lijken op overeenkomsten in het burgerlijk recht. Bevat afspraken over
een specifieke transactie met een prestatie of tegenprestatie.
2. Traités-lois: deze verdragen leggen regels vast tussen partijen. Ze zijn meestal multilateraal
en lijken sterk op wetgeving.
3. Traités-constitutions: verdragen waarbij een internationale organisatie wordt opgericht.
Deze oprichtingsverdragen fungeren als een soort grondwet van de organisatie.
De meeste internationale verdragen hebben geen directe rechtsgevolgen voor de verhouding tussen
overheid en burger of tussen burgers onderling in Nederland.
Besluiten van internationale organisaties
Internationale organisaties kunnen van de verdragsluitende partijen de bevoegdheid hebben
gekregen om juridisch bindende handelingen te verrichten.
Evenals bij wetten, zijn besluiten van internationale organisaties gebaseerd op een regelgevende
bevoegdheid. Deze bevoegdheid ontleent de internationale organisatie aan het oprichtingsverdrag
(een traité-constitution).
Algemene rechtsbeginselen
Rechtsbeginselen bevatten drie kenmerken:
1. Ze hebben een evaluatief, moreel karakter. Het betreft de principiële hoekstenen van de
rechtsorde, de algemene normatieve uitgangspunten waarop deze is gebaseerd;
2. Ze hebben een open karakter; en
3. Ze hebben een zeker gewicht.
Voorbeelden rechtsbeginselen: redelijkheid en billijkheid.
Soft law
Soft law is onderdeel van in Nederland geldend recht en valt onder type rechtsregels. Dit type
rechtsregel is minder hard dan alle andere typen regels. Een schending van een regel van soft law
heeft op zichzelf genomen geen rechtsgevolgen.
Soft law is op zichzelf genomen niet afdwingbaar en handhaafbaar door of uit naam van het recht.
Bovendien is de totstandkoming van soft law niet aan eenvormige regels onderworpen.
Soft law kan gebruikt worden om het harde recht in te kleuren door middel van interpretatie en
belangenafweging.
Soft law bestaat in velerlei soorten: conclusies, aanbevelingen, gedragscodes, bekendmakingen,
beleidsdoelstellingen, resoluties, richtsnoeren, actieprogramma’s en beginselverklaringen.
, Hoofdstuk 2; Publiekrecht en privaatrecht
Inleiding
Grondwet Publiekrecht
Vreemdelingenwet 2000 Publiekrecht
Onteigeningswet Publiekrecht
Politiewet Publiekrecht
Gemeentewet Publiekrecht
Wet op de Sociaal-Economische Raad Publiekrecht
Wet milieubeheer Publiekrecht
Staatsrecht Publiekrecht
Vreemdelingenrecht Publiekrecht
Strafrecht Publiekrecht
Burgerlijk Wetboek Privaatrecht
Faillisementswet Privaatrecht
Overeenkomstenrecht Privaatrecht
Aansprakelijkheidsrecht Privaatrecht
Goederenrecht Privaatrecht
Personen- en familierecht Privaatrecht
Algemeen belang versus particulier belang
In het publiekrecht staat het algemeen belang centraal, het privaatrecht faciliteert de behartiging van
particuliere belangen. Kortom; rechtsgebieden die als privaatrechtelijk te boek staan, bevatten
rechtsnormen die algemene belangen dienen; rechtsgebieden die publiekrechtelijk zouden zijn,
bevatten rechtsnormen die ter behartiging van particuliere belangen kunnen worden gebruikt.
Hiërarchisch versus nevengeschikt
In het publiekrecht stelt de overheid de rechtsgevolgen eenzijdig vast. Er is sprake van een
hiërarchische verhouding: de staat is de baas, de burger is ondergeschikt.
In het privaatrecht staat de gelijkwaardigheid van partijen centraal: partijen beslissen autonoom aan
welke rechtsgevolgen zij zich verbinden en gehouden kunnen worden.
Subjecten in de rechtsverhouding
Het privaatrecht regelt de verhouding tussen burgers onderling. Het publiekrecht gaat over de
verhouding tussen overheidsorganen en tussen overheden en burgers.
In het privaatrecht staan niet alleen burgers en bedrijven tegen over elkaar; ook de staat kan
computers aanschaffen, waarbij dezelfde rechtsnormen gelden als bij burgers onderling.
Handhaving en de rol van de rechter
In het publiekrecht neemt de overheid het initiatief tot rechtshandhaving, in de vorm van: opsporing,
vervolging, berechting, straf, inspecties en vergunningen.
De overheid handhaaft bovendien proactief en reactief. In het privaatrecht zijn de middelen tot
rechtshandhaving beperkter en doorgaans reactief.
Europees recht
Europees recht kan niet als zuiver privaatrecht of zuiver publiekrecht worden beschouwd. Het loopt
door alle rechtsgebieden heen.