Staatsrecht.
Deel I: Constitutionele begrippen.
Staat: object en subject, verschijningsvormen en belangrijkste kenmerken.
Nr. 1 Staat als object: staatsrecht.
Het staatsrecht bevat regels over bevoegdheden om regels te stellen en besluiten te
nemen. Het gaat hierbij ook om de normen die de macht van de staat en zijn organen
reguleren en aan banden leggen. Het centraal staatsrechtelijk document, waarin de
belangrijkste regels van het staatsrecht staan, is in veel landen de Grondwet. De
regels van de bevoegdheden, werkwijze en taken van de SG en regering behoren tot
het ‘politieke’ staatsrecht. Het decentralisatierecht is het recht van de lagere
overheden en grondrechten zijn normen die het optreden van de staat aan banden
leggen en reguleren.
Het bestuursrecht ziet toe op de bevoegdheid van de staatsorganen om wetten uit te
voeren, ook wel de executieve functie. Het verband tussen staats- en bestuursrecht is
dat het beide gaat om bevoegdheden en de normering hiervan. Het
bestuursprocesrecht gaat over de regeling van de rechtsbescherming tegen de
overheid. De regels die worden opgenomen in de Awb vormen het algemeen
bestuursrecht en deze hebben betrekking op het overheidsbestuur. Het sterkste
bestuursrecht is in Frankrijk, aangezien hier een aparte rechterlijke macht is die
alleen bevoegd is tot de beoordeling van bestuursrechtelijke geschillen. In VK is de
gewone rechter wel bevoegd tot de beoordeling van dergelijke geschillen, waarbij
‘common law’ instrumenten worden toegepast. Het bestuursrecht is wel in
ontwikkeling als apart rechtsgebied.
Nr. 2 Staat als subject.
De kenmerken van een staat:
- Er is sprake van een territoriale organisatie;
- Die gezag over een grondgebied uitoefent;
- Waar een bevolking woonachtig is;
- En waar er beschikking is over machtsmiddelen, zoals het geweldsmonopolie.
In een nationale staat wordt aan bovenstaande kenmerken een eenheid tussen de
personen toegevoegd. De kwalificatie van ‘staat’ heeft op het internationale vlak
rechtsgevolgen, te weten de erkenning als zodanig door andere staten en door de
wereldgemeenschap (art. 4 VN-Handvest). Naast de erkenning van een staat als een
staat, met alle internationaalrechtelijke rechten en verplichtingen van dien, is er de
vraag wie door de internationale gemeenschap erkend wordt als de regering, dus als
het legitieme gezag in die staat.
Is de Europese Unie een staat? Nee, want de EU is formeel een internationale
organisatie, opgericht bij verdragen, waarbij de soevereine lidstaten unaniem over
verdragswijziging besluiten. Verder is er geen sprake van een Europees volk. Toch
kent de EU kenmerken van een federale staat: de verdragen zijn de constitutionele
grondslag en normering; er zijn bevoegdheden aan de Unie toegekend; er is een
grondrechtencatalogus (Handvest grondrechten EU); er worden wetgevende,
bestuurlijke en rechtsprekende taken uitgeoefend; er is een burgerschap van de EU
en de EU kan besluiten nemen die burgers binden; er wordt een buitenlands beleid
gevoerd.
Nr. 3 Soevereiniteit.
Er zijn verschillende betekenissen van het begrip ‘soevereiniteit’:
1
, - Internationaalrechtelijk: een staat heeft op zijn grondgebied het exclusieve
geweldsmonopolie en andere staten noch de wereldgemeenschap mogen zich
niet bemoeien met de interne aangelegenheden van een staat. Een staat is
ook bevoegd om verdragen te sluiten, bij te dragen aan de vorming van
gewoonterecht, dan wel internationale organisaties op te richten of zich
daarbij aan te sluiten. De internationale soevereiniteit spreekt ook uit het
geweldverbod (art. 2 lid 4 VN-Handvest);
- Waar ligt het hoogste gezag in een staat? In NL is dit de grondwetgever, in VK
is dit het parlement als wetgever;
- Pakket aan bevoegdheden, te weten: geweldsmonopolie, defensie,
buitenlandse betrekkingen e.d.;
- Filosofische of theoretische grondslag van de staat en het overheidsgezag.
Aan wie of wat ontleent de staat haar gezag?
Volgens de Amerikaanse GW aan het volk (we the people…);
Volgens de Franse GW aan het volk (regering van het volk, door het volk en
voor het volk; nationale soevereiniteit bij het volk).
In zowel de NL als de VK GW ontbreekt een directe verwijzing naar de wil
van het volk. In bovenstaande voorbeelden gaat het ook om de
grondwetgever, maar deze vindt zijn fundering in het volk. In VK heeft het
parlement een onaantastbare wetgevende bevoegdheid, waarbij zij
wetgeving over ieder onderwerp kan maken, zijn opvolgers niet kan binden
en niet door een andere staatsmacht worden gecorrigeerd. Het parlement
is de ultieme soeverein, zoals dit in NL de grondwetgever betreft.
In Duitsland is echter wel een duidelijke link zichtbaar tussen de staat en
de constituerende bevoegdheid van het Duitse volk.
Er is weliswaar sprake van een filosofische grondslag, maar het maken en wijzigen
van de Grondwet is aan een specifieke procedure onderworpen.
Nr. 4 Constitutie, Grondwet en Staatsrecht.
a. Constitutie en Grondwet.
Een constitutie is het geheel van regels en beginselen dat een staat constitueert en
ordent. De Grondwet is het document waarin de meest belangrijke regels over de
staatsorganisatie en de verhouding tussen staat en burgers zijn neergelegd. Een
staat kan niet zonder een constitutie, maar wel zonder een grondwet (zoals het VK).
Er zijn twee soorten grondwet, namelijk de rigide Grondwet, hiervan is sprake als
wijziging van de Grondwet aan specifieke waarborgen is onderworpen en dus
moeilijker is dan het maken en wijzigen van gewone wetgeving, en de flexibele
Grondwet, hiervan is sprake wanneer het relatief eenvoudig is om de Grondwet te
veranderen, namelijk d.m.v. gewone wetgeving. In NL behoeft een
grondwetswijziging aanvaarding in het parlement in twee lezingen, waartussen een
verkiezing voor de TK moet hebben plaatsgevonden en het grondwetsvoorstel in
tweede lezing een twee derde meerderheid behoeft. Deze meerderheidseis ziet toe
op de bescherming van minderheidsbelangen en waarborging van grondwettelijke
stabiliteit.
De praktijk qua rigide of flexibele grondwet blijkt genuanceerder, aangezien de oude
rigide grondwet van de VS minder vaak veranderd is, dan de veel jongere en rigide
grondwet van Duitsland. De flexibele Britse constitutie is rigide in de zin dat de
belangrijkste constitutionele instellingen al eeuwen bestaan: monarch, prime-
minister, House of Commons en House of Lords. De flexibiliteit zit erin dat de
samenhang tussen deze instellingen wel is veranderd. De rol van de prime minister is
toegenomen (sluiten van verdragen, voeren van oorlog en verzekerd van steun van
House of Commons), de samenstelling en bevoegdheden van House of Lords zijn
2