Psychopathologie bij kinderen en adolescenten: artikelen
Thema 1 - Angst en obsessieve-compulsieve stoornissen
Artikel: Hoe help je bange kinderen om meer te durven?
In elke basisschoolklas van 25 kinderen zitten 1 à 2 leerlingen met een angststoornis. Deze vallen
vaak niet op, waardoor ze meestal geen behandeling krijgen. Een angstreactie bestaat uit:
Emotionele reactie: gevoelens van vrees
Lichamelijke reactie: hogere hartslag, spierspanning, snellere/oppervlakkige ademhaling
Gedrag: vermijden, ontwijken, vluchten, bevriezen, agressie/vechten
Denkprocessen: gericht op dat wat je bang maakt
Ontwikkelingsfase met veelvoorkomende bronnen van angst:
Ontwikkelings- Bronnen van angst
fase
Baby (0-12 Verlies van steun of fysiek contact met verzorgers (scheidingsangst)
maanden) Opvallende sensorische stimuli, harde geluiden, plotselinge toenadering, vreemde
voorwerpen
Peuter (1-4 Scheiding, natuurverschijnselen, hoogte/diepte, onweer, vuur, water, donker,
jaar) nachtmerries, dieren, zien van bloed
4-5 jaar Specifieke objecten, de dood/dode mensen, gefantaseerde figuren, verlies van
lichamelijke integriteit (dokter, kapper)
6-12 jaar Zelfveroordeling door ontwikkeling van het geweten (vanaf 6 jaar)
Bacteriën, het krijgen van een ziekte
Natuurrampen, lichamelijk letsel/dood
Falen bij prestaties
Beoordeling door leeftijdgenoten
Anticipatie op reële nare gebeurtenissen (echtscheiding ouders, criminaliteit,
oorlog, eigen sterven)
12-19 jaar Afwijzing door leeftijdgenoten
Falen bij prestaties
Situaties waarin wordt beoordeeld, met name door andere geslacht
Eigen uiterlijk
Existentiële angst (milieuramp, kernoorlog)
Hypochondrische overwegingen (ongeneeslijke ziekte, aids)
Problematische angst
Er is een angstcontinuüm dat loopt van normale tot overmatige angst. Kinderen met angstklachten
vertonen de vier kenmerken van normale angst in sterkere mate en zijn vaak langer bang.
Overmatige angst gaat vooraf aan ernstigere vormen zoals een angststoornis. Van alle psychische
aandoeningen komt de angststoornis bij kinderen het meest voor (minstens 5% van de kinderen tot
twaalf jaar). Tot het vijftiende levensjaar komen scheidingsangst, specifieke fobieën en de sociale-
angststoornis het meest voor. Een onbehandelde angststoornis gaat vrijwel nooit vanzelf over.
Gevolgen van angst
Angststoornissen kunnen leiden tot andere problemen zoals depressie en verslaving. Ook zijn er hoge
maatschappelijke kosten → gezinnen met een kind met een angststoornis maken 21x zoveel
maatschappelijke kosten.
1
,Ontstaan overmatige angst
Bij het ontstaan van angst spelen een rol: erfelijkheid, cognitieve, opvoedings- en omgevingsfactoren
en neurobiologische kenmerken.
Hoe herken je een angstig kind?
Sommige uitingsvormen van angst zijn extra lastig te herkennen, zoals piekeren. Soms uit de angst
zich in somatische klachten zoals duizeligheid, maagpijn, hoofdpijn, rugpijn, buikpijn en minder goed
slapen. Bij een trauma kunnen herbelevingen voorkomen.
Angstige kinderen vallen minder op dan kinderen met meer zichtbare gedragsproblemen zoals ADHD
en autisme, terwijl angststoornissen vaker voorkomen er 70% van de kinderen hiervoor geen
behandeling krijgt.
Observeren en doorvragen
De belangrijkste informatiebron over angstklachten is het kind zelf, al blijkt dat veel kinderen het
stilhouden omdat ze hun ouders niet willen belasten. Belangrijk is het kind goed observeren en
doorvragen bij zowel de ouders als het kind. Ouders en docenten kunnen bovenmatige angst
herkennen aan een overdaad van de vier kenmerken. Vermijding en niet-helpende gedachtegangen
zijn het makkelijkst te herkennen.
Vermijding
Het meest opvallende kenmerken van angstige kinderen is vermijding; het niet doen van dingen die
het kind eigenlijk wel leuk vindt (zoals naar een partijtje gaan). Door vermijding kan het kind niet
leren met de situatie om te gaan of erachter komen dat de angstige verwachting niet klopt. Als er
niets aan gedaan wordt, wordt vermijding vaak erger.
Niet-helpende gedachtegangen
Niet helpende gedachtengangen zoals ‘ik kan dat toch niet’, zijn uitingen waarop goed doorgevraagd
kan worden. Visuele ondersteuning, bijv. een gesprek tekenen, kan het kind helpen deze gedachten
te verduidelijken.
Diagnose stellen
Een diagnose kan gesteld worden door een professional m.b.v. gesprekken, observatie en
meetinstrumenten. Vragenlijsten die gebaseerd zijn op de DSM: Screen for Child Anxiety Related
Emotional Disorders en de Youth Anxiety Measure (YAM-5). Ook ouders en docenten vullen
doorgaans vragenlijsten in.
Verminderen van angst
De angst kan verminderen wanneer het vermijdingsgedrag en de niet-helpende gedachten
verminderen. Ingrijpen op dit gedrag en deze gedachten kan op verschillende manieren, van
zelfhulptraining, training door een docent tot specialistische behandeling. Deze methoden zijn
meestal gebaseerd op CGT, wat al vanaf acht jaar kan worden toegepast. De CGT kan speels worden
aangeboden en daarmee aan het ontwikkelingsniveau worden aangepast.
Exposure
Vermijdingsgedrag wordt bij CGT verminderd d.m.v. exposure. Het kind leert dat de situatie niet zo
eng is als verwacht en leert ermee omgaan.
Cognitieve herstructurering
Met cognitieve herstructurering worden de disfunctionele gedachten aangepakt. Hierbij is leren
durven essentieel. Er is een training van de OU genaamd “Leer te Durven” voor kinderen van 8-13
jaar, die gebaseerd is op CGT en kan worden gegeven door docenten. Het is alleen geschikt voor
2
, kinderen met overmatige angst, voor angststoornissen is meer specialistische hulp nodig. Er bestaat
nu ook een online variant.
Drie tips voor de school om overmatige angst te voorkomen, leer leerlingen om:
Open te zijn: vorm een team met de leerling en ouders waarin er openheid is, besluit de angst
samen in de gaten te houden en te signaleren als het aanhoudt/verergert
Te durven: spannende situaties aangaan, niet overbeschermend zijn → geen leerkansen
ontnemen, complimenteren als het kind de situatie aangaat
Te vertrouwen: gevoel van vertrouwen vergroten door voorspelbaarheid en structuur;
aankondigen wat er gaat gebeuren, wat wel en niet wordt verwacht, onzekerheden wegnemen,
ruimte maken om te durven, veilige sfeer creëren waarin fouten gemaakt mogen worden
Thema 3 - Stemmingsstoornissen en eenzaamheid
Artikel: Trajectories of Early Adolescent Loneliness: Implications for Physical
Health and Sleep
Dit artikel onderzoekt de relatie tussen langdurige eenzaamheid, fysieke gezondheid en slaap onder
adolescenten (10-13 jaar).
Resultaten: er waren geen significante verschillen tussen de soorten eenzaamheidsverloop en
gezondheid en slaap, inclusief bezoeken aan hulpverleners, waargenomen gezondheid en
slaapkwaliteit.
Conclusie: de relatie is mogelijk onduidelijk als er gebruik wordt gemaakt van ouderraportage.
Eenzaamheid is een negatieve emotionele staat die wordt veroorzaakt door een discrepantie tussen
iemands’ gewenste en werkelijke sociale relaties. Het staat in verband met sociale isolatie. Iemand is
ontevreden over zijn huidige relaties en voelt zich emotioneel of fysiek niet verbonden met anderen.
Daarbij horen oncomfortabele gevoelens, waaronder verdriet, wat mensen proberen te verminderen
door met anderen te verbinden. Bij volwassenen dragen die gevoelens bij aan vermindering in
welbevinden, kwaliteit van leven en een slechtere fysieke en mentale gezondheid.
Eenzaamheid bereikt zijn hoogtepunt wanneer er grote veranderingen in de sociale omgeving
plaatsvinden en wordt hierbij als een normale reactie gezien. De adolescentie en ouderdom zijn twee
perioden waarin er grote veranderingen in de sociale omgeving plaatsvinden. In die perioden dragen
een toegenomen sociale behoeften en verwachtingen bij aan het gevoel van eenzaamheid.
Hoewel er weinig onderzoek naar is gedaan, komt eenzaamheid onder adolescenten en
jongvolwassenen veel voor. Dezelfde gezondheidseffecten van eenzaamheid bij ouderen komen ook
bij jeugdigen voor. Tijdens de adolescentie worden peer relaties steeds belangrijker; er ontstaan
zorgen over sociale status, interacties met peers en onafhankelijkheid van ouders nemen toe. De
sterkere focus op peers versterkt gevoelens van onderlinge verschillen, waardoor eenzaamheid
toeneemt. De meeste adolescenten kunnen hiermee omgaan, maar sommigen lopen een risico op
langdurige eenzaamheid. In het algemeen ervaart slechts een klein deel van de adolescenten
chronische eenzaamheid.
Langdurige eenzaamheid staat in verband met verschillende gezondheidsklachten zoals hart- en
vaatziekten en migraine. Dit zou komen door continue activatie van bepaalde fysiologische systemen,
wat tot inflammatie zou leiden. Bij jongeren staat eenzaamheid in verband met hoofd- en buikpijn,
slaapproblemen en slechtere zelfrapportage over gezondheid.
Er zouden verschillende soorten verloop van eenzaamheid zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen
langdurige en tijdelijke eenzaamheid. Bij het onderzoeken van het effect van eenzaamheid op latere
gezondheid moet rekening worden gehouden met omgevingsinvloeden zoals sociaaleconomische
status (armoede) en familiaire invloed.
3